Cliënt maakt keuze voor geschillenbeslechting niet kenbaar, commissie is onbevoegd

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: (On)bevoegdheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 16212/25090

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil betreft openstaande declaraties die de cliënt aan de advocaat moet voldoen. De advocaat stelt dat de commissie onbevoegd is om het geschil te behandelen. De cliënt moest uitdrukkelijke schriftelijke instemming voor de wijze van geschillenbeslechting geven. Ondanks herinneringen heeft de cliënt geen keuze gemaakt voor de wijze van geschillenbeslechting. Daarom heeft de advocaat de keuze gemaakt om de stap naar de rechtbank te maken. De commissie oordeelt dat de stap naar de commissie alleen gemaakt kan worden als beide partijen daarmee instemmen. De advocaat was bereid om die stap te nemen en was aan het wachten op de instemming van de cliënt. Aangezien een reactie uitbleef, is het begrijpelijk dat de advocaat de knoop heeft doorgehakt en de gang naar de burgerlijke rechter in heeft gezet. Dit houdt in dat de commissie onbevoegd is om het geschil te behandelen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in een juridisch geschil. De laatste twee facturen heeft de cliënt onbetaald gelaten. De advocaat heeft na sommatie aangegeven zijn vordering in rechte aanhangig te willen maken. Daarvoor heeft hij de cliënt gevraagd aan te geven naar welke procedure zijn voorkeur uitging; de geschillencommissie of de burgerlijke rechter. Nadat op die vraag niet (tijdig) een reactie werd ontvangen, heeft de advocaat gekozen voor het aanhangig maken van zijn vordering bij de burgerlijke rechter. De cliënt opteerde uiteindelijk toch voor behandeling door de commissie. Hierdoor is het geschil nu zowel bij de Rechtbank Midden-Nederland aanhangig als bij de commissie.

Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft de onbevoegdheid van de commissie ingeroepen zodat aan de inhoudelijke behandeling van het geschil volgens hem niet wordt toegekomen. Hij beroept zich daarbij ten eerste op artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna: het Reglement) waarin is bepaald dat het Reglement van toepassing is indien daar door partijen bij schriftelijke overeenkomst naar verwezen wordt. Aangezien partijen in dit geval geen overeenkomst zijn aangegaan waarin het Reglement onvoorwaardelijk van toepassing is verklaard, is de commissie niet bevoegd te oordelen over dit geschil.

Verder beroept hij zich op de algemene voorwaarden van zijn kantoor. Deze zijn op de overeenkomst van toepassing verklaard in de opdrachtbevestiging die per e-mail van 1 april 2016 aan de cliënt werd gestuurd.

Meer specifiek beroept hij zich op artikel 9.3 en 9.4 van die voorwaarden. Die luiden:

9.3 Indien zulks naar het oordeel van de cliënt/opdrachtgever en [naam advocatenkantoor] wenselijk is, wordt de geschillencommissie advocatuur van toepassing verklaard op het geschil en zal dit worden voorgelegd aan de geschillencommissie advocatuur.
9.4 Indien tussen de cliënt/opdrachtgever en [naam advocatenkantoor] geen overeenstemming bestaat omtrent de toepasselijkheid van de geschillenregeling advocatuur dan zal een geschil uitsluitend worden beslist door de bevoegde rechter te Utrecht.

De advocaat stelt dat er tussen hen geen overeenstemming is om het geschil aan de geschillencommissie voor te leggen. Hij heeft de cliënt voor het eerst in zijn brief van 6 februari 2019 voorgelegd om te kiezen voor onder andere de geschillencommissie. Daarvoor diende de cliënt zijn uitdrukkelijke schriftelijke instemming te geven. Ondanks herinneringen in september en oktober 2019 heeft de cliënt geen keuze gemaakt voor de wijze van geschillenbeslechting. De advocaat heeft een ultimatum gesteld en gesteld dat wanneer de cliënt niet uiterlijk 10 oktober 2019 een keuze heeft gemaakt, hij dat zelf zal doen. Aangezien de cliënt op 10 oktober 2019 nog geen keuze had gemaakt voor de wijze van geschillenbeslechting, heeft de advocaat de keuze gemaakt om de stap naar de rechtbank te maken.

Standpunt cliënt
De cliënt stelt zich op het standpunt dat geschillencommissie bevoegd is. De advocaat komt geen beroep toe op zijn algemene voorwaarden, omdat deze niet op een van de in de wet toegestane wijzen ter beschikking zijn gesteld.

Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat de cliënt niet heeft weersproken dat er tussen partijen geen overeenkomst bestaat waarin zij de commissie overeenkomstig artikel 2 van het Reglement onvoorwaardelijk bevoegd verklaren. Aangezien de commissie daarvan ook niet is gebleken, is de commissie van oordeel dat zij in ieder geval niet bevoegd is op grond van artikel 2 van het Reglement.

De commissie kan daarnaast ook bevoegd zijn als partijen daar tezamen voor kiezen, de zogenoemde akte van compromis. Artikel 9.3 van de algemene voorwaarden geeft daartoe de aanzet. In die bepaling geeft de advocaat de bereidheid aan om, indien partijen daar overeenstemming over bereiken, de advocaat akkoord is met behandeling door de commissie in plaats van de burgerlijke rechter.

Het is echter geen onvoorwaardelijk keuzerecht. De stap naar de commissie kan enkel gemaakt worden als beide partijen daarmee instemmen. In eerste instantie was de advocaat bereid om die stap te nemen en was het enkel wachten op de instemming van de cliënt. De advocaat, in die fase vertegenwoordigd door haar kantoorgenoot mr. [naam kantoorgenoot], heeft de cliënt ruimschoots (vanaf 6 februari 2019) de gelegenheid gegeven voor de commissie te kiezen. Omdat een reactie uitbleef heeft deze kantoorgenoot mede namens de advocaat in zijn brieven en e-mails daarna aangegeven dat als de keuze van de cliënt uitblijft hij uit dat stilzwijgen opmaakt dat er geen expliciete instemming is en alsdan zelf opteert voor de burgerlijke rechter.

Aangezien ook nadien een reactie van de cliënt daarna uitblijft is het begrijpelijk dat de advocaat de knoop doorhakt en de gang naar de burgerlijke rechter in zet. Het had op of na 10 oktober 2019 niet meer van de advocaat verwacht hoeven worden om nog langer af te wachten. Aangezien na 10 oktober 2019 aldus geen sprake was van overeenstemming over de stap naar de commissie, is de commissie niet bevoegd om over dit geschil te oordelen.

Het standpunt van de cliënt dat de advocaat geen beroep toekomt op zijn algemene voorwaarden, maakt het oordeel niet anders. Voor zover de algemene voorwaarden niet van toepassing zouden zijn, zou ook de cliënt daarop geen beroep toekomen. Juist die algemene voorwaarden waren de enige ingang naar de commissie, aangezien er geen overeenkomst als in artikel 2 van het Reglement bestaat. De beantwoording van de vraag of partijen een beroep op de algemene voorwaarden toekomt, kan dus onbeantwoord blijven.

Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Bepaalt dat het door de cliënt in depot gestorte bedrag van € 7.190,05 aan de cliënt zal worden teruggestort.

Bepaalt dat de kosten van deze uitspraak zullen worden gedragen door de cliënt, welke kosten zijn vastgesteld op € 52,50, welk bedrag zal worden verrekend met het klachtengeld dat de cliënt reeds heeft voldaan.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. T. Lap, plv. secretaris, op 5 mei 2020.