Commissie: Advocatuur
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
30969/39277
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte klaagt dat de advocaat ter zitting van de rechtbank de cliënte zo onder druk heeft gezet dat de cliënte akkoord is gegaan met de tot stand gekomen schikking. De advocaat geeft aan dat de risico’s van verder procederen met de cliënte is besproken, alsook de voordelen van het treffen van een regeling. Dat er sprake was van enige druk is normaal aan een soortgelijke situatie. De commissie oordeelt dat de advocaat tijdens de zitting de cliënte heeft bijgestaan en geadviseerd, waarbij tijdens de schorsing van deze zitting alle voor- en nadelen van een procedure en een regeling met de cliënte zijn besproken. Het is niet gebleken dat de advocaat een verkeerd advies heeft gegeven of dat een onredelijke schikking tot stand is gekomen. Gezien alle rechtszaken waarin de cliënte werd betrokken zal dat hebben geleid tot enige druk, maar dit betekent niet dat de advocaat zodanige druk heeft uitgeoefend op de cliënte om tot de schikking over te gaan. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van de door de cliënte aan de advocaat verstrekte opdracht en de kwa-liteit van de dienstverlening, alsmede de schade die de cliënte stelt te hebben geleden ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat.
De cliënte heeft zich in oktober 2018 via haar rechtsbijstandsverzekeraar [naam rechtsbijstandsverzekeraar] gewend tot de advocaat teneinde haar bij te staan in een door haar ex-partner aanhangig gemaakte vordering betreffende het einde van hun samenleving.
De cliënte heeft op 1 februari 2020 de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Standpunt van de cliënte
Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
De advocaat heeft de cliënte voor, tijdens en na de zitting van 2 december 2019 van de rechtbank Zeeland West-Brabant, zittingsplaats Breda, onvoldoende rechtsbijstand verleend.
In de kern verwijt de cliënte de advocaat dat zij ter zitting van de rechtbank de cliënte zo onder druk heeft gezet dat de cliënte akkoord is gegaan met de tot stand gekomen schikking.
De cliënte verwijt de advocaat verder dat zij niet alle stukken die de cliënte haar twee dagen voor de zitting had toegestuurd, had gelezen zodat de advocaat onvoorbereid voor de rechter stond.
Voor haar gevoel stond de cliënte er op de zitting van 2 december 2019 heel goed voor. Tijdens de zitting heeft de rechter de cliënte en haar ex-partner, ieder bijgestaan door hun raadslieden, de gang op gestuurd. Net voor dat moment voerde de advocaat van de ex-partner echter ter zitting nog aan dat hij een vordering van € 10.950,– op de cliënte had, hetgeen de cliënte op dat moment niet kon weerleggen.
De vraag van de rechter aan de cliënte of zij kon aantonen dat zij dit bedrag naar de ex-partner had overgemaakt, kon de cliënte op dat moment niet beantwoorden. De cliënte had zich volledig gefocust op de twee zaken waar het geschil over ging en kon niet zo snel schakelen naar een ander onderwerp. Als gevolg van de ontstane paniek kon de cliënte niet meer helder nadenken. Volgens de cliënte heeft de advocaat haar toen op de gang meegedeeld dat zij de zaak graag wilde afronden omdat ze per 1 januari voor zichzelf wilde beginnen. Vervolgens heeft de cliënte in een waas de schikking getekend. Op basis van die schikking heeft de cliënte € 6.250,– aan haar ex-partner betaald. Een dag later besefte de cliënte dat er geen rechtsgrond was voor de vordering van haar ex-partner (€ 10.950,–) omdat dit bedrag al verrekend was in de verdeling tussen partijen. Ook verwijt de cliënte de advocaat dat zij de eis in reconventie (ad € 27.050,–) is vergeten mee te nemen, zodat de cliënte ook daardoor schade heeft geleden.
De cliënte heeft daarom schade geleden ad € 27.050,– en € 6.250,–, derhalve totaal € 33.300,–.
Ter zitting heeft de cliënte verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De cliënte wil achteraf bezien haar ex-partner echt niet betalen. Op het moment dat zij de gang op waren gestuurd deelde de advocaat mee dat zij de volgende rechtszaak al weer zag aankomen.
Op dat moment kon de cliënte niet weerleggen waarom zij niet moest schikken. De cliënte verwijst naar haar e-mail van 3 december 2019 aan de advocaat, waaruit blijkt dat zij zich na de zitting realiseerde dat zij wel degelijk bewijs heeft aangeleverd dat het bedrag van € 10.950,– uit de overwaarde was betaald blijkens de notariële akte waarin partijen elkaar over en weer kwijting hebben verleend voor de afrekening van de woning. De cliënte vindt daarom dat zij op onterechte gronden het schikkingsbedrag aan haar ex-partner heeft betaald.
De cliënte verlangt dat de advocaat het door haar betaalde schikkingsbedrag van € 6.250,– dan ook aan de cliënte voldoet als gevolg van de geleden schade.
Standpunt van de advocaat
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.
De advocaat betwist uitdrukkelijk dat zij de cliënte onder druk heeft gezet om te komen tot een schikking. Onjuist is ook de stelling van de cliënte dat de advocaat de stukken niet goed heeft bestudeerd.
Met ingang van 24 oktober 2018 heeft de advocaat rechtsbijstand verleend aan de cliënte in opdracht van de [naam rechtsbijstandsverzekeraar]. De cliënte was daarvoor door de advocaat van haar ex-partner aangeschreven in verband met een aansprakelijkstelling uit hoofde van een onrechtmatige daad. In overleg met en na goedkeuring van de cliënte heeft de advocaat (de raadsman van) de ex-partner een reactie geschreven en daarin aangegeven dat de relatie van partijen in 2015 is geëindigd en er in april 2015 een overeenkomst is getekend ter zake de gevolgen/afwikkeling van de samenleving. Vervolgens heeft de zaak enige tijd stilgelegen en heeft de ex-partner op een gegeven moment de cliënte onder meer in een civiele procedure betrokken door op 23 april 2019 een dagvaarding uit te brengen en op 21 mei 2019 een hersteldagvaarding. In deze hersteldagvaarding heeft de ex-partner van de cliënte een bedrag van in totaal ruim € 37.000,– wegens onrechtmatige daad gevorderd en daarnaast op grond van dwaling vernietiging gevorderd van de overeenkomst gesloten tussen de cliënte en haar ex-partner op 19 april 2018. Vervolgens heeft de advocaat tijdig een door de cliënte goedgekeurde conclusie van eis tevens eis in reconventie (ter zake verdwenen gelden uit een kluis) ingediend. Deze eis in reconventie was door de advocaat ingediend ter eventuele verrekening van vorderingen van de ex-partner. Het is in veel zaken gebruikelijk dat de rechter partijen de gang op stuurt om te kijken of een regeling toch nog tot de mogelijkheden behoort. Dat is in onderhavige zaak ook gebeurd.
De advocaat heeft de cliënte van meet af aan duidelijk gemaakt dat een regeling alleen mogelijk was als de ex-partner een bedrag van de cliënte zou ontvangen. De advocaat heeft ook aan de cliënte laten weten dat zij geen geld zou ontvangen en dat de vordering in reconventie wegens gebrek aan bewijs niet haalbaar was. Op de gang heeft de advocaat (net als overigens voor de zitting) de risico’s van verder procederen met de cliënte besproken (o.a. de onzekere uitkomst en getuigenverhoren) alsook de voordelen van het treffen van een regeling (o.a. zekerheid en het uitsluiten van nieuwe procedures). Dat er sprake was van enige druk is inherent aan een dergelijke situatie. Vervolgens heeft de advocaat het bedrag van € 6.250,– ‘uit-onderhandeld’. De ex-partner wilde aanvankelijk een bedrag ontvangen van € 27.000,–. De advocaat heeft de cliënte laten weten dat zij niet verwacht dat de cliënte dat bedrag in een procedure zou moeten betalen en vooral een risico te zien in de polis bij [naam verzekeraar], die een waarde van ongeveer een paar duizend euro vertegenwoordigde.
Het standpunt van de cliënte dat het bedrag van € 10.950,– uit de overwaarde was betaald volgens de notariële akte, is volgens de advocaat gelet op de tekst van de betreffende akte en de overeenkomst die partijen op 19 april 2015 hadden gesloten, niet juist. Dat bedrag was ook niet voldaan. De advocaat heeft met de cliënte alle voor en tegens van een regeling in der minne afgewogen, waarna op een gegeven moment partijen tot een schikking zijn gekomen.
Uit niets volgt dat de cliënte door de advocaat onder druk is gezet.
De cliënte is zelf verantwoordelijk voor de beslissing die zij neemt.
Onjuist is overigens nog de klacht dat de advocaat de schikking wenste omdat zij het kantoor zou gaan verlaten; indien er geen overeenstemming was bereikt op de zitting en de advocaat inmiddels het kantoor had verlaten, zou de zaak door één van haar collega’s zijn overgenomen.
Ter zitting heeft de advocaat verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het was niet aan de advocaat maar aan de cliënte zelf om te beoordelen of de schikking diende te worden geaccepteerd. Wel was het zo dat de cliënte al veel procedures had gevoerd en behoefte had aan rust. Wanneer je (als cliënt) in een rechtszaak zit zijn de spanningen hoog. Indien er dan wordt aangekondigd dat er een nieuwe procedure komt, neem je dat mee in de overwegingen in het gesprek met de cliënte. Het was ook niet zeker dat deze dreiging van tafel was. De advocaat heeft niet meer of minder gedaan dan alle voor en tegens aan de cliënte voorgehouden. De advocaat heeft met de cliënte gesproken over haar situatie en is zich bewust geweest dat de cliënte een periode doormaakte die zij als drukkend en belastend heeft ervaren. Het is de taak van een advocaat om de cliënten te wijzen op de risico’s, maar het is vervolgens aan de cliënte om een beslissing te nemen, hetgeen hier is gebeurd. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelende advocaat.
Naar de commissie is gebleken, heeft de advocaat tijdens de zitting de cliënte bijgestaan en geadvi-seerd, waarbij tijdens de schorsing van deze zitting alle voor- en nadelen van een (voortzetting van de) procedure en een regeling in der minne met de cliënte zijn besproken.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt de commissie dat niet is gebleken dat de advocaat een verkeerd advies heeft gegeven aan de cliënte of dat een kennelijk onredelijke schikking tot stand is gekomen.
De omstandigheid dat de cliënte door haar ex-partner werd betrokken in diverse civiel- en strafrechtelijke procedures hetgeen een aanzienlijke weerslag op de cliënte had, en gelet op de grote belasting die op de cliënte drukte, zal hebben geleid tot enige druk op de cliënte, maar maakt niet dat geconcludeerd kan worden dat de advocaat zodanige druk heeft uitgeoefend op de cliënte om tot die schikking over te gaan.
Ook van het uitoefenen van druk op de cliënte doordat de advocaat had aangegeven dat zij het kantoor zou gaan verlaten, is de commissie niet gebleken. Door de advocaat is (onweersproken) gesteld dat zij zou zorgen voor opvolging door een andere advocaat van hetzelfde kantoor indien de procedure zou voortduren. De advocaat kan niet worden verweten dit (niet tijdig) met de cliënte te hebben besproken.
Voor zover de cliënte met haar klacht dat de advocaat de eis in reconventie is vergeten, doelt op het moment van de schikkingsonderhandelingen, acht de commissie – mede gezien de in onderhavige procedure overgelegde stukken – de verklaring van de advocaat op dit punt voldoende aannemelijk, namelijk dat de kans dat deze vordering bij gebrek aan bewijs zou worden toegewezen zeer gering was en daarmee deze klacht ongegrond.
De klacht dat de advocaat geen of onvoldoende kennis had genomen van de door de cliënte (voorafgaande aan de zitting) toegezonden stukken acht de commissie eveneens ongegrond aangezien daartoe onvoldoende door de cliënte naar voren is gedragen en dit de commissie ook overigens niet is gebleken.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit bestaande uit mr. J. van der Groen, voorzitter, mr. M.J. de Groot en mr. drs. S. Euwema, leden, op 19 oktober 2020 in aanwezigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris.