Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: Klachtenbehandeling / zorgverlening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
204133/228037
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht betreft de bejegening en het niet bieden van adequate/goede zorg door medewerkers van de zorgaanbieder aan de dochter van de klager.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
ASVZ, gevestigd te Sliedrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. De Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
De commissie dient eerst te beoordelen of de klager in zijn klacht kan worden ontvangen, nu de zorgaanbieder in zijn verweerschrift een beroep heeft gedaan op niet-ontvankelijkheid onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6, lid 1, sub a en sub b, van het reglement van de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (hierna: het reglement).
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de klager zijn klachten niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend en voor zover de klachten betrekking hebben op de klacht die in 2020 bij de zorgaanbieder is ingediend de termijn van indiening van twaalf maanden na de uitspraak in de interne klachtprocedure ruimschoots is verstreken en dat de zogenaamde ’tenzij-clausule‘ zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 van het reglement niet opgaat.
Uit de stukken is de commissie gebleken dat de klager op 9 januari 2020 een klachtbrief heeft ingediend bij de zorgaanbieder. Deze klacht is middels de interne klachtenprocedure behandeld en op 5 maart 2020 heeft de klachtencommissie uitspraak gedaan, waarbij de klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond is verklaard.
Op 24 februari 2023 dient de klager vervolgens een klacht in bij de geschillencommissie, waarin hij te kennen geeft al drie jaar aan het vechten te zijn voor informatie en goede zorg maar dat ondanks verhuizing van zijn dochter naar intensieve zorg, een officiële klacht, eerder gesprek met bestuur en CCE hierin nog geen verbetering is. Voor zover klager hiermee doelt op zaken die zijn voorgevallen na de interne klachtenprocedure die in 2021 is doorlopen, had klager zijn klachten opnieuw aan de zorgaanbieder dienen voor te leggen. Gelet op de eerdere klachtprocedure heeft de klager weet van de te doorlopen klachtroute bij de zorgaanbieder, maar heeft hij hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor is de zorgaanbieder de kans ontnomen om zelf een oordeel te vormen over de klacht.
Voor zover de door de klager benoemde klachten betrekking hebben op de klacht die wel aan de ondernemer is voorgelegd, is de termijn van twaalf maanden zoals genoemd in artikel 6 lid 1 onder b van het reglement reeds ruimschoots verstreken.
Met oog op al het bovenstaande is naar het oordeel van de commissie voldoende vast komen te staan dat de klager de interne klachtenprocedure bij de zorgaanbieder, meer specifiek het voorleggen van de klacht aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder, niet heeft doorlopen alvorens zijn klachten aan de commissie voor te leggen. Nu verschoonbare omstandigheden in de zin van artikel 6 lid 2 van het reglement, niet zijn gesteld noch hiervan is gebleken, is de commissie van oordeel dat de klager
niet-ontvankelijk is in zijn klachten.
Dat betekent dat de commissie niet toekomt aan de inhoudelijk beoordeling van het geschil.
Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart klager in zijn klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw mr. dr.
E. Venekatte, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM, de heer T. van Dam, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 5 oktober 2023.