Cliënte en advocaat verschillen van mening over aanpak procedure, handelswijze advocaat niet onjuist

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 29046/39101

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte klaagt over de dienstverlening van de advocaat. De advocaat heeft haar bijgestaan om de woning uit de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap toebedeeld te krijgen. De cliënte was het niet eens met de werkwijze van de advocaat.  Zij wil creditering en terugbetaling van de factuur en ook een vergoeding voor vervolgschade en smartengeld voor de situatie. De advocaat verzoekt de cliënte niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij de klacht niet heeft ingediend volgens de geldende klachtenregeling. Daarnaast stelt de advocaat dat het de cliënte vrij stond om een andere advocaat in de arm te nemen. De commissie oordeelt dat de cliënte ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij de advocaat een klachtbrief heeft gestuurd. Dat de advocaat de klacht onbehandeld heeft gelaten komt voor zijn rekening. Daarnaast oordeelt de commissie dat de advocaat heeft gehandeld naar eigen inzicht en dat hij zelf mag bepalen hoe hij de zaak behandelt. De klacht is ongegrond. Wel had de advocaat meer sturing aan de cliënte moeten geven, daarom is de klacht op dit punt gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder de brief aan de commissie van 7 april 2020. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klachtpunten zoals weergegeven in de brief van 7 april 2020 worden door de commissie als hier herhaald en ingelast beschouwd.

De cliënte verlangt creditering en terugbetaling van de factuur, alsmede vergoeding van vervolgschade en kosten voor overbrugging van de maanden dat zij zonder geld zit, tevens verlangt zij smartengeld voor de situatie.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat verzoekt de cliënte niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij de klacht niet heeft ingediend conform de geldende klachtenregeling.

De advocaat heeft een opdracht aanvaard die inhield dat hij de cliënte zou bijstaan om de woning uit de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap toebedeeld te krijgen. De advocaat volgde de cliënte niet in de bij haar (en bij haar boekhouder) bestaande opvatting wat het uitkoopbedrag zou moeten zijn. Het stond de cliënte vervolgens vrij om een andere advocaat in de arm te nemen (of met haar boekhouder te proberen te bereiken wat hem voor ogen stond.)

De advocaat verzoekt de klachten af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft voorafgaand aan de zitting ambtshalve getoetst of zij bevoegd was de klacht te behandelen, nu uit de stukken niet duidelijk was of de advocaat bij de Geschillencommissie was aangesloten. De advocaat heeft ter zitting aangegeven aangesloten te zijn bij de commissie en gaf desgevraagd aan dat hij een inhoudelijk oordeel van de commissie wenst. De commissie acht zich derhalve bevoegd de klacht te behandelen.

De commissie zal vervolgens beoordelen of de cliënte in haar klacht kan worden ontvangen, nu de advocaat heeft opgeworpen dat de cliënte niet (op de juiste wijze) bij hem zou hebben geklaagd, hetgeen een vereiste is voor de procedure bij deze commissie. De commissie overweegt ten aanzien daarvan – mede op basis van de mondelinge toelichting van partijen op dit punt ter zitting – dat haar is gebleken dat de cliënte op 25 maart 2020 een email aan de advocaat heeft toegezonden, met in de bijlage een klachtenbrief. De advocaat heeft haar daarop een reactie gestuurd of zij gebruik wilde maken van de klachtenregeling van zijn kantoor. Vervolgens is er door geen der partijen meer actie ondernomen. De commissie is van oordeel dat de advocaat ondanks de uitblijvende reactie van de cliënte de klacht had moeten oppakken, nu deze was bijgesloten. Of de cliënte al dan niet wilde meedoen aan de klachtenregeling doet daaraan niet af.
Dat hij de klacht onbehandeld heeft gelaten, komt voor zijn rekening en risico. Naar het oordeel van de commissie heeft de cliënte haar klacht dan ook tijdig bij de commissie ingediend en kan zij in haar klacht worden ontvangen.

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en ingebracht stelt de commissie vast dat partijen een opdracht tot dienstverlening hadden gesloten omtrent de verdeling van de woning en de alimentatie. Eerst zou de verkoop van de woning door de advocaat worden behandeld en vervolgens de alimentatiekwestie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de commissie op basis van de toelichting van partijen de casus verder verduidelijkt en zijn de pijnpunten tussen partijen komen vast te staan. Partijen zijn het erover eens dat tijdens de uitvoering van de dienstverlening er discussie was over inhoudelijke punten, zoals verschil van inzicht over – kort gezegd – achterstallig onderhoud en de taxaties/waarde van de woning. Op enig moment heeft de advocaat richting de cliënt aangegeven, dat indien zij het niet eens was met zijn gekozen route, het haar vrij stond om een andere route te kiezen. De commissie is van oordeel dat het de advocaat vrij staat om hierin zijn eigen koers te volgen. Niet is komen vast te staan dat deze handelswijze in het onderhavige geval onjuist was. De commissie is van oordeel dat de advocaat gehandeld heeft naar eigen inzicht en dat de advocaat zelf mag bepalen hoe hij de zaak behandelt. Hij heeft hiertoe een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. De cliënte wilde de zaak op een bepaalde manier behandeld zien, de advocaat verschilde met haar van inzicht hierover. Dat is toegestaan.

De commissie is van oordeel dat zij in de overgelegde stukken geen gronden of aanwijzingen aantreft voor deze door de cliënte geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken verwijten. In weerwil van het door de cliënte gestelde kan in deze op grond van hetgeen is ingebracht naar het oordeel van de commissie niet de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de opdracht door de advocaat niet naar behoren heeft plaatsgevonden. Er kan niet gezegd worden dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Wel is de commissie het geheel overziend van mening dat de advocaat bij de behandeling van de zaak meer sturing had moeten geven, zoals haar door de toelichting ter zitting is gebleken. Op dit punt acht de commissie de klacht gegrond. Zij ziet op grond van dit klachtonderdeel aanleiding te bepalen dat de advocaat het klachtengeld aan de cliënte dient te vergoeden.

Vast staat dat er een opdracht is verstrekt en deels is uitgevoerd, weliswaar met een verschil van inzicht tussen partijen over de exacte uitvoering daarvan en met als gevolg dat de dienstverlening door de advocaat vroegtijdig is beëindigd. Dat er echter door de advocaat werkzaamheden zijn uitgevoerd tegen betaling staat daarmee vast.

Van schade door toedoen van de advocaat is niet gebleken. De cliënte heeft ter zitting verklaard dat zij een andere advocaat heeft aangezocht. Deze heeft de zaak overgenomen. Er is uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst gesloten met haar ex-partner. De commissie is niet gebleken van enig nadeel dat de cliënte hierbij zou hebben geleden. Dit is door haar gesteld doch niet komen vast te staan.

Voor zover er door partijen aangevoerde argumenten c.q. klachten niet zijn besproken, kan daarvan worden afgezien, omdat deze niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de commissie de klachten grotendeels ongegrond verklaren en het door de cliënte verlangde afwijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie bepaalt dat de cliënte in haar klacht kan worden ontvangen.

De commissie wijst de klachten af, behoudens een onderdeel, zoals hiervoor bepaald.

De advocaat dient het klachtengeld aan de cliënte te vergoeden, een bedrag van € 77,50.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden gematigd met 50 %.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C.C.J. Laenen, secretaris, op 22 februari 2021.