Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
47836/51644
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte is gediagnosticeerd met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) en een stoornis in het autismespectrum (ASS). De zorgaanbieder heeft een behandelplan voor haar opgesteld. De behandelrelatie is verstoord geraakt, maar de zorgaanbieder heeft de cliënte niet gewaarschuwd dat de behandeling beëindigd zou worden, als de behandelrelatie niet zou verbeteren. Zonder waarschuwingen is de zorg beëindigd. De zorgaanbieder vindt dat de behandelrelatie tussen de cliënte en de zorgaanbieder zo erg is vestoord, dat beëindiging van de behandelovereenkomst noodzakelijk is. De cliënte wilde alleen per mail of schriftelijk communiceren, maar dit vindt de zorgaanbieder niet voldoende voor een goede werkrelatie. De commissie oordeelt dat de klacht ten dele gegrond is. Het besluit om de behandelovereenkomst per direct te beëindigen is niet volgens de richtlijnen geweest. De zorgaanbieder heeft hier onzorgvuldig gehandeld, door vooraf geen waarschuwingen te geven aan de cliënte. Het klachtonderdeel over de communicatie via de mail is ongegrond. De commissie is het met de zorgaanbieder eens dat dit niet helpt aan een goede behandelrelatie.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]
en
Stichting GGz Breburg Groep, gevestigd te Tilburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021 te Breda.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd bijgestaan door haar echtgenoot, [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam] (regiebehandelaar/psycholoog) en [naam] (jurist).
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de te snelle beëindiging van de behandelovereenkomst en de onheuse en onzorgvuldige behandeling en bejegening van de cliënte door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is gediagnosticeerd met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) en een stoornis in het autismespectrum (ASS). Zij heeft zich tot de zorgaanbieder gewend met een hulpvraag. Op 22 maart 2019 is een behandelplan opgesteld. Toen de behandelrelatie verstoord raakte, is de cliënte niet mondeling of schriftelijk gewaarschuwd dat de behandeling beëindigd zou kunnen worden. Op 29 november 2019 werd aan de cliënte medegedeeld dat de FACT zorg per direct zou stoppen. Er is geen redelijke termijn voor de beëindiging in acht genomen en de opzegging kwam voor de cliënte dan ook onverwacht. Vanaf dat moment vonden ook geen huisbezoeken meer plaats. In het laatste gesprek op 12 december 2019 werd pas voor het eerst aan de cliënte medegedeeld dat er binnen het FACT-team geen specifieke kennis was op het gebied van DIS. Dat de cliënte op een gegeven moment werd verboden om via e-mail of schriftelijk te reageren, heeft zij als zeer onprettig ervaren omdat die manier van communiceren voor haar het meest toereikend was. Verder heeft de zorgaanbieder volgens de cliënte niet geholpen bij het zoeken naar een andere zorgaanbieder, er is alleen de niet bruikbare suggestie gedaan dat zij zich tot [geestelijke gezondheidszorg organisatie] kon wenden. De cliënte neemt het de zorgaanbieder kwalijk dat zij gedurende een periode verstoken is gebleven van zorg of begeleiding.
De uitkomst van haar klacht bij de klachtenfunctionaris vindt zij onvoldoende. Zij wenst erkenning van haar klacht door de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een abrupte beëindiging van de behandelrelatie. Mogelijk is het woord “behandelimpasse” pas in de afsluiting benoemd, maar volgens de zorgaanbieder is dit in andere bewoordingen veelvuldig onderwerp van gesprek geweest. Hij is van mening zorgvuldig te hebben gehandeld tijdens het zorgproces en in het besluit om geen FACT-zorg meer te bieden. Er is voldaan aan de gewichtige redenen voor een eenzijdige beëindiging van de behandelovereenkomst, zoals ook opgenomen in de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’.
Zowel in de intake fase als gedurende het vervolg binnen FACT, is door cliënte meermaals aangegeven dat zij geen ambulante behandeling wenst voor haar DIS problemen. Haar hulpvraag was om meer handvatten te krijgen om haar leven vorm te geven waarbij mogelijk op termijn naar opbouw van activiteiten gekeken zou kunnen worden. Dit is zo ook in het behandelplan opgenomen. Het opbouwen van vertrouwen was hiervoor voorwaardelijk. De zorgaanbieder heeft gedurende een jaar een forse inspanning geleverd om tot een constructieve werkrelatie te komen en daarbij aangegeven dat eenzijdige communicatie via e-mail hier niet aan bijdraagt.
De zorgaanbieder is van mening dat de behandelrelatie inmiddels dermate is verstoord dat deze niet meer opnieuw kan worden opgestart. Voor de cliënte is het kunnen opbouwen van vertrouwen met een individuele hulpverlener van belang. Binnen het model van FACT botst dit, omdat wordt gewerkt met een team met shared caseload. Communicatie met één teamlid en uitsluiting van andere teamleden past daar niet in. De zorgaanbieder kan dan ook niet de gewenste zorg bieden en heeft daarom geen collega FACT-team benaderd om de casus over te nemen. De zorgaanbieder stelt er evenwel alles aan te hebben gedaan wat binnen de mogelijkheden lag en daarmee heeft hij voldaan aan de plicht om te zoeken naar een alternatief, waarbij [geestelijke gezondheidszorg organisatie] en ART zijn geopperd, en het bieden van ondersteuning in het vinden van vervolgzorg. Daarnaast is de crisisdienst ingeschakeld voor het geval er een crisis zou ontstaan. De zorgaanbieder heeft het dossier pas afgesloten na het gesprek met de directie in september. Aangezien de cliënte nadien ondersteuning van [naam andere zorgverlener] ontving, is er geen sprake geweest van het ontbreken van elke vorm van zorg of begeleiding.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vooropgesteld wordt dat de zorgaanbieder op grond van de zorgovereenkomst bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Op grond van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken stelt de commissie vast dat de behandelrelatie tussen de cliënte en de zorgaanbieder inmiddels zodanig was verstoord, dat beëindiging van de behandelovereenkomst in de rede lag. Behoudens een gewichtige reden kan de zorgaanbieder een behandelovereenkomst alleen beëindigen met inachtneming van de zorgvuldigheidseisen die zijn neergelegd in de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’. Op grond van deze richtlijn mag de zorgaanbieder de behandelovereenkomst pas beëindigen nadat (a) de cliënte herhaaldelijk is gewaarschuwd en onderzocht is of herstel van de relatie mogelijk is, en (b) de cliënte tijdig mondeling over het besluit is geïnformeerd en dit besluit schriftelijk is bevestigd. Als de zorgaanbieder besluit om de behandelovereenkomst op te zeggen, moet hij daarbij een redelijke termijn in acht nemen. Welke termijn redelijk is, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Ontslag met onmiddellijke ingang is alleen geoorloofd als er sprake is van zeer dringende redenen, bijvoorbeeld bij uiterst agressief gedrag.
In dit geval heeft de zorgaanbieder niet eerder dan op 29 november 2019 concreet aangegeven de behandelovereenkomst per direct te zullen beëindigen. Dat besluit kwam voor de cliënte zeer onverwacht, zij is hierover vooraf niet (herhaaldelijk) gewaarschuwd. Hoewel de behandelaar kennelijk in de mening verkeerde diverse malen signalen te hebben uitgezonden dat de behandeling niet van de grond kwam, was deze (te impliciete) boodschap, voor de behandelaar ongemerkt, blijkbaar niet bij de cliënte overgekomen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld overeenkomstig de in de KNMG-richtlijn neergelegde zorgvuldigheidseisen, door niet vooraf te waarschuwen en geen redelijke termijn in acht te nemen, terwijl daar geen dringende reden voor was. De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond.
De cliënte heeft zich ook beklaagd over het feit dat zij niet per e-mail mocht communiceren. De commissie heeft geen aanleiding om aan te nemen dat, zoals de cliënte heeft gezegd, deze wijze van communiceren haar door de zorgaanbieder strikt verboden werd. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder terecht en op goede gronden aangegeven dat communicatie uitsluitend via e-mail niet bijdraagt aan het opbouwen en in stand houden van een werkbare behandelrelatie. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ten slotte is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder voldaan heeft aan de plicht om mee te werken bij het zoeken naar alternatieve zorg elders. Tot die tijd heeft de zorgaanbieder zorggedragen voor continuïteit in de hulpverlening aan de cliënte door haar dossier nog niet te sluiten en haar aan te melden bij de crisisdienst. Nu er geen sprake is geweest van het ontbreken van elke vorm van zorg of begeleiding, acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van de beëindiging van de behandelovereenkomst gegrond;
– verklaart de klachtonderdelen ten aanzien van de wijze van communicatie en het verlenen van medewerking bij het zoeken naar passende zorg elders, ongegrond.
Omdat de klacht deels gegrond is verklaard, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënte te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 15 juli 2021.