Cliënte niet-ontvankelijk: heeft niet eerder over deze klachtonderdelen geklaagd bij zorgaanbieder

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 169371/182142

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak  over?

De cliënt is van mening dat er een onveilig leefklimaat heerst bij de zorgaanbieder en dat er sprake is van misstanden en structurele onderbezetting. De zorgaanbieder stelt dat de cliënt niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij deze klacht niet eerst bij de zorgaanbieder zelf heeft ingediend.

De commissie stelt vast dat de cliënt in 2016 een klacht heeft ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder, maar deze klacht betrof andere onderwerpen dan het onderhavige geschil. Voor wat betreft de onderwerpen van dit geschil heeft de cliënt niet eerder bij de zorgaanbieder zelf geklaagd. De commissie verklaart de cliënt dan ook niet-ontvankelijk.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: cliënte)

en

Stichting Yulius, gevestigd te Dordrecht

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft, zonder partijen, plaatsgevonden op 19 december 2022 te Den Haag.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het leefklimaat bij de zorgaanbieder en het handelen van de medewerkers van de zorgaanbieder.

Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Cliënte is woonachtig in de beschermde woonvorm als aangeboden door de zorgaanbieder. Cliënte is van oordeel dat de zorgaanbieder een onveilig leefklimaat heeft op meerdere gebieden. Er is sprake van fysieke en verbale agressie, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, intimidatie, racisme, misogynie, diefstal van de fiets van cliënte en het toedienen van verkeerde medicijnen. Daarnaast is sprake van langdurige onderbezetting qua personeel waardoor medewerkers die vast in dienst zijn met veel uren langdurig ziek zijn. Ook worden kamers zonder toestemming doorzocht terwijl bewoners afwezig zijn.

Cliënte heeft deze misstanden jarenlang doorgegeven aan verscheidene personen binnen de organisatie van de zorgaanbieder. Er worden geen adequate maatregelen genomen naar aanleiding van de meldingen van cliënte. Volgens cliënte leidt dit structureel tot incidenten, met als recent dieptepunt een incident met een mes.

Cliënte heeft door bovenstaande psychische schade opgelopen onder meer door hertraumatisering. Cliënte verzoekt een schadevergoeding van € 5.000,– voor deze psychische schade.

Cliënte heeft – als verweer op het standpunt van de zorgaanbieder dat cliënte niet kan worden ontvangen in haar klacht – aangevoerd dat artikel 13 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg niettemin de mogelijkheid biedt om een klacht in te dienen bij de commissie, althans dat de zorgaanbieder door een beroep te doen op de niet-ontvankelijkheid het wantrouwen van cliënte jegens de zorgaanbieder doet toenemen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De zorgaanbieder voert aan dat cliënte niet eerst een klacht heeft ingediend bij de interne onafhankelijke klachtencommissie. Op 19 oktober 2021 heeft cliënte een gesprek gevoerd met de teamleider en de klachtenfunctionaris aangaande de onderlinge omgang en de gestolen fiets. Naar aanleiding van dat gesprek zijn afspraken gemaakt. Indien cliënte niet tevreden is daarover dan kan zij een en ander opnieuw bespreken met betrokkenen. Indien cliënte (ook daarna) niet tevreden is kan een interne klacht worden ingediend bij de interne onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder.
Dit vereist artikel 3 lid 2 sub a van het Reglement van de commissie.

De zorgaanbieder heeft voorts aangevoerd dat een eerdere klacht van cliënte dateert van 2016. Dat klachtendossier is afgesloten zodat cliënte opnieuw de gebruikelijke procedure moet volgen. Cliënte is geïnformeerd over de klachtenprocedure en er is een gesprek aangeboden met de directeur zorg en de teamleider.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
De zorgaanbieder heeft zich in zijn verweer beroepen op de niet-ontvankelijkheid van cliënte, omdat cliënte de ingediende klachten niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend. De commissie zal, nu de zorgaanbieder zich daarop beroept, eerst beoordelen of cliënte ontvankelijk is in haar klacht.

Artikel 6 lid 1 onder a van het Reglement van de commissie bepaalt het volgende:

1. De commissie verklaart op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk:

a. indien hij zijn klacht niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van client in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.

De commissie stelt vast dat cliënte in 2016 een klacht heeft ingediend bij de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder. De klachtencommissie heeft op 27 juli 2016 uitspraak gedaan voor wat betreft het betreden van de woning van cliënte in 2012, de communicatie met de medewerkers, het verstrekken van onjuiste medicatie en de algemene werkwijze van de zorgaanbieder voor wat betreft het verstrekken van medicatie.

De commissie stelt verder vast dat de zorgaanbieder met cliënte een gesprek heeft gevoerd op 19 oktober 2021 over de onderlinge omgang en de diefstal van de fiets.

De commissie stelt vast dat de klachten aangaande fysieke en verbale agressie, (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, intimidatie, racisme, misogynie, de diefstal van de fiets en langdurige onderbezetting qua personeel niet eerst aan de orde zijn gesteld bij de interne klachtencommissie. Van omstandigheden die maken dat van cliënte in redelijkheid niet kan worden verlangd haar klacht eerst bij de zorgaanbieder in te dienen is niet gebleken. In zoverre zal de commissie cliënte niet ontvangen in deze klachtonderdelen. Ten overvloede merkt de commissie op dat langdurige onderbezetting qua personeel geen omstandigheid is waarover geklaagd kan worden ten overstaan van de commissie, tenzij het direct de positie van cliënte raakt.

De commissie stelt tot slot vast dat de klachten aangaande de doorzoeking en het verstrekken van de verkeerde medicijnen reeds eerder aan de orde zijn geweest bij de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder gelet op de uitspraak van die commissie van 27 juli 2016. Cliënte is gelet op artikel 6 lid 1 onder b te laat met het indienen van de klacht bij de commissie nu meer dan 12 maanden zijn verstreken sinds cliënte de klacht bij de zorgaanbieder heeft ingediend. Voor zover cliënte klaagt over een andere doorzoeking of diefstal is dat niet duidelijk geworden. De commissie is derhalve van oordeel dat cliënte ook ten aanzien van deze klachten niet-ontvankelijk is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart cliënte niet-ontvankelijk in alle klachtonderdelen van haar klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, plaatsvervangend secretaris, op 19 december 2022.