
Commissie: Notariaat
Categorie: Informatieplicht
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
109342
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening.
Klaagster heeft op 13 april 2016 de klacht voorgelegd aan de notaris.
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft haar klachten vermeld in het door haar op 10 maart 2017 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern puntsgewijs – kort en zakelijk – als volgt wordt weergegeven:
– de notaris heeft uren in rekening gebracht voor het corrigeren van haar eigen fouten (nadat klaagster haar op deze fouten had gewezen);
– de notaris verstrekt haar urenspecificaties pas als klaagster daar expliciet om vraagt;
– de notaris maakt voortdurend kleine en grote fouten, van slordigheden tot forse blunders;
– de notaris weigert specifieke vragen van de erfgenamen te beantwoorden;
– de notaris heeft haar werk neergelegd toen de erfgenamen haar lieten weten te overwegen om op grond van bovenstaande punten een officiële klacht tegen haar in te dienen;
– de notaris heeft, gedurende het hele proces van afwikkeling van de nalatenschap, de executeur niet goed voorgelicht.
Ter zitting heeft klaagster verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Fouten worden afgeschoven op medewerkers van kantoor, dat is niet terecht. De notaris is verantwoordelijk. Klaagster vindt het niet terecht dat de notaris het werk heeft neergelegd. Er moet nog heel wat werk verricht worden. De notaris valt over uitroeptekens en hoofdletters in een e-mail, dat is voor klaagster onbegrijpelijk: ze heeft keer op keer om informatie gevraagd. De notaris is de professional. De notaris heeft klaagster ten onrechte niet gewezen op het stiefouderwilsrecht. Dat had de notaris al moeten doen klaagster daar in het begin in een e-mail naar vroeg: “als ze een dure cruise wil maken, is het geld dan op?” De notaris heeft daarop bevestigend geantwoord.
Klaagster verlangt dat de urenstaten allemaal worden aangeleverd en gecorrigeerd op onterecht gedeclareerde uren; dat de extra kosten van het neerleggen van het werk worden vergoed, dat de notaris door de commissie wordt aangesproken op haar fouten en tenslotte verlangt klaagster een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar het verweer van de notaris van
30 maart 2017, 7 april 2017 en 1 mei 2017, en de door de notaris overgelegde brief van 25 april 2017 aan de Kamer voor het Notariaat. In de kern komt het verweer van de notaris op de klacht van klaagster op het volgende neer.
De echtgenote van de overleden vader van klaagster heeft zich tot de notaris gewend voor de afwikkeling van de nalatenschap. Zij is de opdrachtgeefster en de door de notaris verstuurde declaraties zijn op haar naam gesteld. Bij de afwikkeling van de nalatenschap is de notaris duidelijk geworden dat er grote spanning bestaat tussen de weduwe en haar twee stiefkinderen. De echtgenote van de overleden vader van klaagster heeft echter gedurende de afwikkeling tevredenheid uitgesproken over de wijze waarop het kantoor de nalatenschap heeft behandeld en zij heeft de declaraties dan ook zonder enige vorm van protest betaald.
De notaris verzoekt de commissie klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in de klacht omdat niet zij maar de echtgenote van de overleden vader opdrachtgeefster is. De notaris betwist de door klaagster genoemde punten.
Ter zitting heeft de notaris verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De notaris stuurt haar urenspecificaties alleen door naar klaagster indien de echtgenote van de overleden vader hiervoor haar toestemming geeft. Zij is immers de opdrachtgeefster. Indien de echtgenote van de overleden vader de nota’s van de notaris wil opvoeren als kosten van de nalatenschap, dan dient daarover overeenstemming te worden bereikt. De notaris heeft eerder aangegeven dat de aangifte erfbelasting het beginpunt is.
Indien de notaris als boedelnotaris optreedt, dan dient deze het vertrouwen te hebben van alle erfgenamen. Klaagster en haar broer hebben duidelijk hun wantrouwen uitgesproken, zeker in het eindstadium. Dit blijkt uit divers e-mails, in het bijzonder die van 16 en 23 augustus 2016.
Omdat de notaris als boedelnotaris optreedt, heeft zij het stiefouderwilsrecht niet ter sprake gebracht. Hiervoor was geen aanleiding. Zeker niet omdat ook de kinderen van de echtgenote van de vader als erfgenamen waren benoemd. Iedereen zou gelijk worden behandeld. Er zouden vorderingen worden vastgesteld van € 3.000,– per kind.
Beoordeling van het geschil
Voordat de commissie over kan gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de klacht, dient eerst op het niet-ontvankelijkheidsverweer van de notaris te worden gereageerd. De commissie is bevoegd van de klacht kennis te nemen indien de klacht betreft “de totstandkoming en/of de uitvoering van de opdracht aan de notaris alsmede klachten die nauw samenhangen met die opdracht”. De klacht van klaagster gaat onder meer over het handelen van de notaris in de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klaagster. Hoewel klaagster niet degene is die de opdracht heeft gegeven aan de notaris, mag zij wel in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap klagen over het handelen van de notaris. De commissie acht zich dan ook bevoegd de klacht van klaagster te beoordelen.
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
Dat de notaris de executeur verkeerd of onvoldoende zou hebben voorgelicht heeft de commissie niet kunnen constateren en is dan ook niet komen vast te staan. De klacht is in zoverre ongegrond.
De klacht ten aanzien van de declaraties, urenstaatjes en de aangifte erfbelasting is eveneens ongegrond. De commissie volgt de notaris in haar standpunt dat die kwesties aan de orde komen bij de opstelling van de akte van boedelbeschrijving.
Bij e-mail van 16 december 2015 heeft klaagster een notitie aan onder meer de notaris gestuurd waarin zij een aantal vragen die zij eerder heeft gesteld en de antwoorden daarop van de notaris heeft uitgewerkt. Onder punt 3 van deze notitie schrijft klaagster: “(…) Maar als [naam vader’] nalatenschap tegen die tijd zou zijn ‘opgemaakt’, zou dat betekenen dat wij niets meer erven. [naam echtgenote] zou immers vrij over die nalatenschap kunnen beschikken.(…) [naam echtgenote] kan echter inderdaad vrij beschikken over de gehele nalatenschap, incl onze erfdelen, welke zij dus feitelijk van ons “leent”: ze kan alles tijdens haar leven zelf opmaken, of aan haar eigen kinderen schenken, als zij dat zou willen. Daar heeft de notaris ook met [naam vader] over gesproken. Maar het is juridisch niet mogelijk om [naam echtgenote] zowel te “beschermen tegen ons”, als andersom.(…)”. In voornoemde e-mail vraagt klaagster de notaris om eventueel onjuistheden in de notitie te corrigeren.
De notaris heeft bij e-mail van 17 december 2015 geantwoord op voornoemd e-mail bericht en op dit punt gereageerd als volgt: “(…) Hierbij benadruk ik u nogmaals dat de wijze van indeling van het testament de volgende uitkomst heeft volgens de wil van [naam vader]. [naam kind] en [naam kind] krijgen direct een deel van zijn erfenis in de vorm van 1/3 van de verkoopopbrengst van nr. 52 per persoon. Dit deel komt hen direct toe en valt aldus niet onder de wettelijke verdeling (…) Voor wat betreft de overige bestanddelen van zijn nalatenschap heeft hij gekozen voor de wettelijke verdeling waarbij de vier kinderen alleen en vordering op [naam echtgenote] verkrijgen ter grootte van hun (stief)vaderlijk erfdeel vermeerderd met rente. (…) Hij heeft zich gerealiseerd dat wanneer [naam echtgenote] alles opmaakt, de vorderingen van de (stief)kinderen dus waardeloos zijn geworden.(…)”.
De vraag van klaagster in voornoemde e-mail van 16 december 2015, waarin zij kortgezegd vraagt of stiefmoeder de hele erfenis kan opsouperen, had voor de notaris aanleiding moeten zijn om de erfgenamen nader te informeren over het stiefouderwilsrecht. Indien daar door erfgenamen zo uitdrukkelijk naar wordt gevraagd, kan deze vraag niet onbeantwoord blijven, ook niet als dit mogelijkerwijs tot een verharding van de standpunten van de erfgenamen had kunnen leiden. De klacht is in zoverre gegrond.
Ten aanzien van het neerleggen van haar werkzaamheden als boedelnotaris is de commissie van oordeel dat, gelet op de wijze waarop het dossier zich heeft ontwikkeld, met name de laatste e-mails van 16 en 23 augustus 2016 waaruit duidelijk een gebrek aan vertrouwen blijkt jegens de notaris, het begrijpelijk is dat de notaris haar werk heeft neergelegd. Aldus heeft zij gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris verwacht mag worden.
Nu niet is komen vast te staan dat door handelen of nalaten van de notaris de klager financieel nadeel heeft geleden ziet de commissie geen aanleiding voor het toekennen van enige schadevergoeding.
Nu de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, ziet de commissie daarin aanleiding de notaris te veroordelen tot een vergoeding van het klachtengeld dat klaagster aan de commissie heeft voldaan, te weten een bedrag van € 52,50. Bovendien dient de notaris – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage in de behandelingskosten te voldoen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond;
– bepaalt dat de notaris aan klaagster een bedrag van € 52,50 verschuldigd is;
– bepaalt dat de notaris aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 115,– verschuldigd is;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat op 22 mei.