
Commissie: Oneerlijke Handelspraktijken Landbouw- en Voedselvoorzieningsketen
Categorie: Kosten
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Tussen Advies
Uitkomst: deskundig onderzoek nodig
Referentiecode:
193463/199534
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak is een Tussen Uitspraak. De definitieve uitspraak volgt op een latere datum.
De leverancier stelt dat afnemer geen duidelijke informatie geeft over de melkprijsbepaling. De afnemer stelt maandelijks eenzijdig de melkprijs voor de leverancier vast. De afnemer is bereid onder leiding van een onafhankelijke externe deskundige te komen tot de ontwikkeling van een melkprijsbenchmarkmodel ter toetsing van de marktconformiteit van de door de afnemer maandelijks vastgestelde melkprijzen. De commissie is het eens met het voorstel van de afnemer. De commissie houdt iedere verdere beslissing aan.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (hierna: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Ter zitting werd de leverancier bijgestaan door de heer [naam] (adviseur).
Ter zitting werd de afnemer vertegenwoordigd door mevrouw [naam] (directeur [naam bedrijf]) en de heer [naam] (Director Business Development), bijgestaan door de heer mr. [naam] en de heer mr. [naam] (advocaten).
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of het vaststellen van de melkprijs door de afnemer in strijd is met de Wet Oneerlijke Handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (hierna: Wet OHP).
De leverancier heeft de klacht eerst voorgelegd aan afnemer en vervolgens op 10 november 2022 aan de commissie.
Standpunt van de leverancier
Voor het standpunt van de leverancier verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De leverancier maakt bezwaar tegen de bepalingen uit de Algemene Inkoopvoorwaarden van de afnemer. Deze bezwaren betreffen met name, maar niet uitsluitend, de bepalingen in de inkoopvoorwaarden over de (transparantie van de) melkprijs voor de leverancier(s). Na herhaaldelijke verzoeken om te antwoorden, heeft de afnemer geen duidelijke informatie gegeven over de melkprijsbepaling. Hij stelt maandelijks eenzijdig de melkprijs voor de leverancier vast. Op schriftelijke en mondelinge verzoeken van de leverancier heeft de afnemer voortdurend teleurstellend gereageerd. De leverancier is van oordeel dat de afnemer hiermee handelt in strijd met de Wet OHP en met name met de artikelen 2 en 3 van deze wet.
De leverancier heeft zijn standpunt als volgt nader toegelicht.
Als leverancier moet je voldoen aan een hele rits van afspraken en voorwaarden om melk te leveren aan de afnemer. Deze zijn in de Inkoopvoorwaarden tot in detail vastgelegd. De basis van de prijsbepaling is echter nergens gedefinieerd en vastgelegd. De enige vastgelegde bepaling in de Inkoopvoorwaarden is dat de melkprijs maandelijks door de afnemer eenzijdig, zonder de leverancier(s) te raadplegen, wordt vastgesteld. Deze wijze van vaststelling van de melkprijs wordt door de afnemer bevestigd in zijn reactie aan de commissie. Er is geen transparante en objectieve grondslag van de melkprijsbepaling door de afnemer beschikbaar voor de leverancier, laat staan een calculatie hoe die berekend wordt.
De afnemer geeft aan dat er klankbordgroepen namens leveranciers zijn waarmee de belangrijkste punten in de Inkoopvoorwaarden worden besproken. Die klankbordgroepen hebben geen formele, juridische status bij de afnemer en kunnen dus niet optreden namens de leverancier(s). De afnemer is een private onderneming die zaken doet met individuele leveranciers.
Dat andere zuivelafnemers hetzelfde doen als de afnemer is ook geen argument en doet niets af aan het uitgangspunt dat eenzijdige vaststelling en wijziging van de melkprijs in strijd is met de Wet OHP.
De volatiliteit in de zuivelmarkt hoeft geen belemmering voor transparantie en objectiviteit te zijn. De prijzen in de markt van zuivelproducten, zoals melkpoeder, boter en kaas, etc. kunnen inderdaad in de loop van een (korte) periode veranderen. Maar er is informatie en er zijn data over prijzen, volumes en kwaliteiten in de markten van diverse zuivelproducten in openbare bronnen en bij de afnemer beschikbaar die dagelijks inzicht geven in de wijzigingen in de marktprijzen. Op grond hiervan zou het mogelijk moeten zijn een eenduidige marktprijs voor boerderijmelk te definiëren.
Het argument van de afnemer dat de beëindigingsregeling in de Inkoopvoorwaarden naar aanleiding van de discussie tussen [naam leveranciersvereniging] (een vereniging van leveranciers die aan de afnemer leveren) en de afnemer is aangepast, doet aan het principe van de grondslag van dit geschil niet af. Want de eenzijdige vaststelling of wijziging van Inkoopvoorwaarden en prijzen blijft in stand. Als gevolg van de gewijzigde beëindigingsvoorwaarden kan de leverancier bovendien in de situatie terechtkomen dat hij een jaar lang niet van afnemer kan switchen. De beëindigingstermijn van het leveringscontract is namelijk op 1 jaar bepaald.
Op het bericht namens het bureau van de Europese Commissie, zoals gericht aan de ACM en door de commissie aan partijen gezonden, reageert de leverancier in hoofdzaak als volgt.
In de Wet OHP is vastgelegd dat wijzigingen van de inkoopvoorwaarden onder andere voor wat betreft de bepaling van de melkprijs als een oneerlijke handelspraktijken worden geduid. In de brief van de Europese Commissie wordt dit nog eens bevestigd. Er is sprake van eenzijdige aanpassing van de voorwaarden door de afnemer, doordat de bepaling van de marktconforme melkprijs niet is gedefinieerd en maandelijks eenzijdig de melkprijs door de afnemer wordt aangepast.
Over de alinea inzake niet transparante kostentoerekening aan de melkprijs door de afnemer kan de leverancier geen uitspraken doen, simpelweg omdat hij dat niet weet of kan weten, omdat de melkprijscalculatie niet voor leveranciers inzichtelijk is.
In het bericht wordt specifiek benoemd dat de leverancier het recht heeft de afnemer te verzoeken om een schriftelijk contract of aanbod. Weigering van een dergelijk verzoek wordt volgens het bericht gezien als een inbreuk op eerlijke handelspraktijken. In een dergelijk contract zouden de prijs en (als de prijs niet statisch is, zoals bij melk) de daarop van invloed zijnde parameters of factoren om de melkprijs te calculeren op een voor de leverancier toegankelijke en duidelijke manier, moeten zijn opgenomen. Deze formulering is niet opgenomen in de Wet OHP, maar met deze interpretatie stemt de leverancier in. Dit is de kern van zijn klacht, want toepassing van een definitie, invulling en calculatie regels van de melkprijsbepaling zal uitwijzen hoe transparant en objectief de melkprijs wordt vastgesteld door de afnemer.
Ter zitting heeft de leverancier in aanvulling het volgende aangevoerd.
De leverancier heeft er geen bezwaar tegen dat de melkprijs maandelijks wordt vastgesteld, maar wel dat de vaststelling niet volledig transparant is. En dat in combinatie met een opzegtermijn van 12 maanden.
De afnemer wil zijn geproduceerde melk betaald krijgen naar de marktwaarde die de melk op dat moment heeft. Aan het ‘dempende effect’ waar de afnemer over spreekt, heeft de leverancier geen behoefte. Hij zorgt wel voor zijn eigen bedrijfsvoering, maar dan wel op basis van de marktwaarde voor zijn product.
Standpunt van de afnemer
Voor het standpunt van afnemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De afnemer is allereerst van mening dat de gang naar de commissie prematuur en onnodig is, omdat hij nog steeds bereid is tot een constructief overleg om in gezamenlijkheid en onder leiding van een onafhankelijk deskundige tot een melkprijsbenchmark te komen.
Het is de afnemer ook niet direct duidelijk op welke bepaling uit de Wet OHP hij nu precies inbreuk zou maken nu deze twee wetsartikelen duidelijk andere grondslagen zijn en de verweten praktijk niet zowel een inbreuk kan maken op artikel 2 als op artikel 3 Wet OHP. De afnemer is verder van mening op geen van deze bepalingen een inbreuk te maken.
Voor zover de leverancier meent dat de Inkoopvoorwaarden van de afnemer (hierna: de inkoopvoorwaarden) een inbreuk maken op de verplichting tot transparantie van de melkprijs voor de leverancier in de zin van art. 2 lid 1 onder c van de Wet OHP, omdat de afnemer volgens de leverancier eenzijdig de inkoopvoorwaarden zou wijzigen, geldt het volgende.
De melkprijs wordt aan het begin van elke kalendermaand bepaald
Uit de Inkoopvoorwaarden volgt dat de melkprijs maandelijks wordt vastgesteld. De afnemer bepaalt de melkprijs maandelijks op basis van meerdere factoren, waaronder prijsontwikkeling op de wereldmarkt, de door concurrenten uitbetaalde melkprijs en overige marktontwikkelingen zoals energiekosten. De leveranciers zijn inderdaad niet betrokken bij dit proces. Deze manier van prijsstelling is gebruikelijk voor de zuivelsector en gerechtvaardigd door de volatiliteit van de prijzen waarvoor zuivelproducenten, zoals de afnemer, hun product kunnen afzetten. De afnemer verkoopt zijn eindproduct, melkpoeder, immers op de wereldmarkt waarop de prijs sterk beïnvloed wordt door vele onvoorspelbare factoren.
De afnemer heeft overigens recent het tijdstip waarop de melkprijs wordt vastgesteld aangepast, teneinde zijn leveranciers meer transparantie en zekerheid vooraf te bieden. Vaststelling van het te betalen bedrag, dat wil zeggen de melkprijs, mag ingevolge de Wet OHP door de afnemer worden vastgesteld. De afnemer verwijst naar artikel 2, lid 1 sub a Wet OHP.
De inkoopvoorwaarden komen bovendien niet eenzijdig tot stand
Daarenboven geldt dat de afnemer zijn inkoopvoorwaarden niet eenzijdig wijzigt. De afnemer herziet jaarlijks zijn inkoopvoorwaarden, maar steeds in samenspraak met zijn leveranciers. Dat proces verloopt als volgt:
a. De leveranciers hebben zitting in één of meer zogeheten klankbordgroepen. Vijf van die klankbordgroepen zijn regionaal, er is een duurzaamheidsklankbord en er zijn twee leveranciersverenigingen die als klankbordgroep meepraten.
b. Deze klankbordgroepen zijn betrokken bij de bespreking van de actualiteiten in de sector, de evaluatie van de inkoopvoorwaarden en de bespreking van eventuele nieuwe aanpassingen. Aan de hand hiervan wordt een advies uitgebracht aan de directie van de afnemer, waarna de directie besluit.
c. In de praktijk worden (nagenoeg) alle voorgestelde wijzigingen door de afnemer overgenomen in de nieuwe inkoopvoorwaarden. Bekendmaking van de definitieve inkoopvoorwaarden vond tot 2022 steeds plaats in december voorafgaand aan het jaar waarop de voorwaarden van toepassing worden. Ook is besloten dat de inkoopvoorwaarden voor een daaropvolgend kalenderjaar reeds in de zomer van het lopende kalenderjaar worden vastgesteld en publiek gemaakt. Dit proces wordt sinds de zomer van 2022 toegepast en is dus ook van toepassing geweest op de (huidige) Inkoopvoorwaarden.
d. [naam vereniging leveranciers] (hierna: [afkorting vereniging leveranciers] ), een vereniging van leveranciers die aan de afnemer leveren, is in 2022 daarenboven apart en in aanvulling op de klankbordgroepen benaderd voor gesprekken over de te hanteren inkoopvoorwaarden en wijzigingen daarvan. Die uitnodiging is niet geaccepteerd.
De afnemer wijst er op de afgelopen twee jaar in gesprek te zijn geweest met [afkorting vereniging leveranciers], met als doel het tonen van transparantie omtrent de factoren die invloed hebben op de vaststelling van de melkprijs. De afnemer heeft daarbij aangegeven open te staan voor het bewegen naar een ander systeem voor het bepalen van de melkprijs: een benchmarkmodel. Dat zal aantonen dat de afnemer een alleszins redelijke prijs aan zijn leveranciers betaalt, maar zal hoogstwaarschijnlijk als gevolg hebben dat veel meer volatiliteit in de melkprijs zal ontstaan, als die benchmark rechtstreeks de melkprijs bepaalt.
Wijze van prijsbepaling schriftelijk overeengekomen
Voor zover de commissie zou menen dat de manier waarop de prijs door de afnemer wordt vastgesteld hem veel vrijheid van handelen geeft, volgt uit bovenstaande dat dit de instemming heeft van het collectief van de leveranciers van de afnemer. De afnemer meent dat gezien deze omstandigheid geen sprake is van strijd met de letter van art. 2 lid 1 onder c Wet OHP en al helemaal niet met de geest daarvan.
Concrete prijs geen onderwerp van klachten
De afnemer is, aldus [afkorting vereniging leveranciers], een van de partijen in Nederland die de hoogste melkprijs uitbetalen. De Wet OHP is in het leven geroepen naar aanleiding van misstanden waarbij toeleveranciers werden afgeknepen door hun afnemers. Daarvan is in het geval van de afnemer duidelijk geen sprake. De afnemer is daarover ook altijd duidelijk in zijn communicatie richting zijn leveranciers: hij probeert het maximale uit de markt te halen, met een bescheiden rendement voor de onderneming (de afnemer) die ertussen zit, dat te vertalen in de melkprijs voor de leverancier om in de toekomst de melk óók op te kunnen halen. De klacht van de leverancier is daarmee in strijd met in ieder geval de geest van de wet en zou weggeprioriteerd moeten worden.
De afnemer heeft zijn standpunt als volgt nader toegelicht.
De melkprijssystematiek bezien vanuit de praktijk
De afnemer is een Nederlandse producent van melkpoeders die hij in Nederland produceert en wereldwijd afzet. De afnemer koopt melk in bij onafhankelijke individuele veehouders. Individuele melkveehouders kunnen de keuze maken om een relatie met de afnemer aan te gaan of om voor een andere zuivelverwerker te kiezen. Dit is een vrije keuze. Als familiebedrijf stelt de afnemer het behoud van een goede relatie met de bij hem aangesloten veehouders centraal. Op dit moment zijn er zo’n 900 melkveehouders die allen volgens dezelfde Inkoopvoorwaarden melk leveren aan de afnemer.
Velen van hen leveren al tientallen jaren aan de afnemer, ook al bestaan er geen contracten voor langdurige exclusieve levering. De afnemer zet zich dan ook in voor een marktconforme melkprijs.
Individuele veehouders ontvangen een melkprijs die maandelijks wordt bepaald overeenkomstig de Inkoopvoorwaarden van de afnemer. De Inkoopvoorwaarden zijn schriftelijk en vooraf vastgesteld. De afnemer herziet de Inkoopvoorwaarden jaarlijks. Hiervoor doorloopt de afnemer een procedure waarbij de melkveehouders via klankbordgroepen commentaar kunnen leveren op de voorgestelde Inkoopvoorwaarden. Het ontvangen commentaar wordt door de afnemer altijd verwerkt. Door aan de afnemer te leveren onder de Inkoopvoorwaarden accepteert een melkveehouder de Inkoopvoorwaarden en komt een overeenkomst tot stand.
De melkprijssystematiek van de afnemer is rechtmatig
De Wet OHP vereist niet een transparante vaststelling van de prijs. Zulks wordt ook niet gesuggereerd in de reactie van het bureau van de Europese Commissie.
Volledig transparante inzage in de vaststelling van de melkprijs is niet alleen geen wettelijke verplichting, maar bovendien feitelijk ondoenlijk en daarmee een onredelijke eis. Een inkoper van melk heeft met veel variabelen en onzekerheden rekening te houden. De melkprijs van de afnemer is afhankelijk van de prijsontwikkeling op de wereldmarkt. De afnemer verkoopt zijn eindproduct, melkpoeder, immers op een wereldwijde markt. De prijs op de wereldmarkt wordt sterk beïnvloed wordt door vele onvoorspelbare factoren, waaronder geopolitiek en het weer in andere delen van de wereld. Een volledig transparante opbouw van de melkprijs zou bovendien prijsafstemming tussen de zuivelverwerkers kunnen faciliteren en dus tot overtreding van het kartelverbod kunnen leiden.
De vaststelling van de prijssystematiek is bovendien niet eenzijdig: de afnemer stelt de melkprijs maandelijks vast aan de hand van de elementen die zijn vastgelegd in Artikel 1 van de inkoopvoorwaarden.
Toegegeven wordt dat de prijs per kg vet en eiwit door de afnemer maandelijks wordt vastgesteld. Dit is noodzakelijk gezien de sterk fluctuerende opbrengst van vet en eiwit op de wereldmarkt: de prijs kan niet ver van tevoren bepaald worden en wordt altijd op de 7e werkdag van de maand bekend gemaakt. Een vooraf bepaalde koppeling aan openbare kengetallen is ook niet wenselijk, omdat ook deze kengetallen sterk fluctueren. De melkveehouders zouden bij een dergelijke koppeling onderworpen zijn aan sterk fluctuerende prijzen voor hun melk, hetgeen de bedrijfsvoering onzeker maakt. De afnemer moet dus in staat zijn de sterke fluctuatie, in het belang van de melkveehouders zelf, te dempen. Ten slotte is van belang dat de afnemer verplicht is alle door de melkveehouders geproduceerde melk te accepteren, waardoor de afnemer blootstaat aan een onbeheersbare fluctuatie in de aanvoer. Dit maakt het ook voor de afnemer noodzakelijk een zekere demping in de melkprijs te kunnen hanteren.
Ten overvloede wijst de afnemer er op dat objectief vaststaat dat hij een marktconforme melkprijs betaalt aan zijn leveranciers. De afnemer maakt zijn melkprijs bovendien openbaar, zodat veehouders deze melkprijs kunnen vergelijken met de melkprijs van andere zuivelverwerkers die de melkprijs ook publiceren. Melkveehouders die geen lid zijn van een coöperatie kunnen ook op relatief korte termijn veranderen van afnemer, indien de melkprijsontwikkeling bij hun afnemer daartoe aanleiding geeft.
Reactie op zienswijze van het bureau van de Europese Commissie In deze zienswijze wordt opgemerkt dat de specifieke omstandigheden bepalend kunnen zijn voor de beoordeling in het individuele geval. De afnemer is van mening dat de omstandigheden op de zuivelmarkt de Inkoopvoorwaarden rechtvaardigen. Omdat de afnemer geen inzage heeft in de vraagstelling van de ACM kan zij niet aangeven of de vraag zoals deze gesteld wél recht doet aan de specifieke omstandigheden van de handelsrelatie tussen de afnemer en de melkveehouders
Daarnaast merkt de afnemer op dat er geen sprake is van verborgen betalingen en dat de inkoopvoorwaarden kwalificeren als een schriftelijke overeenkomst.
Voorstel tot ontwikkeling van een benchmarkmodel
De afnemer heeft de leverancier meermaals uitgenodigd om gezamenlijk en onder leiding van een onafhankelijke externe deskundige een benchmarkmodel te ontwikkelen ter toetsing van de marktconformiteit van de vastgestelde melkprijzen. De afnemer wil echter dat een te ontwikkelen benchmarkmodel a) geheel inzage biedt in de interne kosten van de afnemer en b) leidend zou worden voor de vaststelling van de melkprijs. De afnemer heeft gegronde bezwaren tegen een dergelijk systeem. En dat zou ook een volatielere melkprijs tot gevolg hebben.
Ter zitting heeft de afnemer in aanvulling het volgende aangevoerd.
De indruk bestaat dat de leverancier op de stoel van de afnemer wil zitten en zeggenschap wil hebben over het verdienmodel van de afnemer. Daar is de Wet OHP niet voor bedoeld.
De afnemer staat nog steeds positief tegen een benchmark-model voor de melkprijs, maar niet als deze bepalend is voor de melkprijs. Wel als middel om te kunnen ‘controleren’ of de afnemer zijn werk goed doet. Als de leverancier dat niet vindt, kan hij de overeenkomt met de afnemer opzeggen. Wanneer een benchmark-model leidend zou zijn, geeft dat grote(re) schommelingen in de melkprijs, omdat de markten waarop de afnemer actief is ook volatiel zijn. Dat is niet alleen een gevaar voor de continuïteit van het bedrijf van de afnemer, maar zal ook voor de melkleveranciers slechter kunnen uitpakken. Niemand wordt daar beter van.
Voor zover bekend heeft de afnemer de afgelopen 10 jaar geen negatief bedrijfsresultaat resultaat geboekt. Er zijn wel een aantal minder goede jaren geweest.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Bevoegdheid commissie
Door de leverancier is onweersproken gesteld dat hij in 2022 (en in 2021) een jaarlijkse (voorlopige) omzet had van minder dan € 2.000.000,–. De afnemer heeft niet op eerste verzoek (d.d. 13 januari 2023) aangegeven wat zijn jaarlijkse omzet was in 2022 was. Op grond van artikel 4 lid 2 van het reglement van de commissie wordt de afnemer daarom geacht een zodanige omzet te hebben dat op grond van artikel 5 van de Wet de artikelen 2 tot en met 4 van de Wet van toepassing zijn in de verhouding tussen hem en de leverancier.
Naar het oordeel van de commissie is daarmee komen vast te staan dat in deze is voldaan aan artikel 5 van de Wet OHP. De commissie is daarmee bevoegd het geschil tussen partijen te behandelen.
Inhoudelijke beoordeling geschil
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en ingebracht, stelt de commissie als niet dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast.
Tussen partijen bestaat reeds gedurende vele jaren een overeenkomst tot het leveren van melk waarbij de melkprijs voor de geleverde melk maandelijks wordt vastgesteld. De opbouw van de melkprijs is geregeld in art 1.1 van de Inkoopvoorwaarden die jaarlijks door de afnemer wordt vastgesteld en gepubliceerd. Voor het jaar 2023 worden in dit artikel de volgende voorwaarden vermeld:
“• De prijs per kg vet en eiwit wordt maandelijks vastgesteld. Wijzigingen kunnen iedere maand voorkomen, afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt.
• De inhouding per 100 kg melk bedraagt € 4,25. (Dit wordt ook wel negatieve grondprijs genoemd.)
• De vaste kosten per melkgeldnota zijn vastgesteld op € 35,00.
• De hoeveelheidstoeslag wordt iedere maand betaald volgens één van de onderstaande staffels. Hoe de hoeveelheidstoeslag wordt berekend, vindt u maandelijks afgedrukt op de melkgeldnota. De hoeveelheidstoeslag kan jaarlijks worden herzien.
• De kwaliteitspremie is maximaal € 1,50 per 100 kg melk. Wanneer aan de voorwaarde wordt voldaan wordt de premie per maand uitbetaald.
• De maximale premie voor duurzame bedrijfsvoering bedraagt € 0,60 per 100 kg melk. Wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan zal de premie in april van het eerstvolgende kalenderjaar worden betaald. De weidepremie zal elke maand worden uitbetaald. Voor volledige weidegang bedraagt de premie
€ 1,50 per 100 kg melk. Voor deelweidegang bedraagt de premie € 0,25 per 100 kg melk.
• [‘naam afnemer’] hanteert een definitieve melkprijs per maand. Nabetaling is niet van toepassing.
• De melkprijs voor de biologische melk is hetzelfde opgebouwd als bij de gangbare melkprijs”.
Wat betreft de voor de leverancier geldende opzegtermijn heeft de afnemer in vergelijking met de inkoopvoorwaarden geldend voor het jaar 2022 deze opzeggingstermijn in 2023 gewijzigd. Artikel 4.22 geeft wat betreft die opzegtermijn thans aan:
“De melkveehouder heeft het recht om eenzijdig de overeenkomst tot levering te beëindigen. Dit dient schriftelijk te gebeuren. Hierbij wordt een opzegtermijn van 12 maanden in acht genomen. Deze periode van 12 maanden gaat in vanaf de eerst volgende maand na opzegging”.
Voor het jaar 2022 was over deze opzegtermijn in artikel 4.22 het volgende opgenomen:
“De melkveehouder heeft het recht om eenzijdig de overeenkomst tot levering te beëindigen. Dit dient schriftelijk te gebeuren. Hierbij wordt een opzegtermijn van 6 maanden in acht genomen. Opzegging dient uiterlijk 31 december voor het komende kalenderjaar te gebeuren. Vanaf 1 januari gaat dan de minimale opzegging van 6 maanden in”.
Wat betreft het eenzijdig en in strijd met artikel 2 van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken Landbouw en Voedselvoorzieningsketen vaststellen van de hiervoor genoemde voorwaarden inzake de opbouw van de melkprijs richt de klacht van de leverancier zich op de prijs per kg vet en eiwit die maandelijks door de afnemer eenzijdig wordt vastgesteld en gewijzigd afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt.
Ten aanzien van de overige in artikel 1.1. genoemde voorwaarden inzake de opbouw van de melkprijs alsmede het tijdstip van de maandelijkse betaling van de geleverde melk heeft de leverancier inhoudelijk geen bezwaren naar voren gebracht en in ieder geval niet dan wel onvoldoende onderbouwd op grond waarvan deze vaststellingen van de afnemer in de zin van artikel 2 van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken Landbouw en Voedselvoorzieningsketen onrechtmatig zouden zijn.
Die voorwaarden behoeven dan ook geen verdere bespreking.
Voor het geval de leverancier in dit geschil de afnemer verwijt handelspraktijken te verrichten die op de voet van artikel 3 van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken Landbouw en Voedselvoorzieningsketen als onrechtmatig worden aangemerkt, heeft de leverancier deze, gelet ook op de betwisting door de afnemer, eveneens niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Ook overigens is wat dit betreft niet gebleken van enig onrechtmatig handelen door de afnemer.
Ter zitting heeft de leverancier desgevraagd uitdrukkelijk aangegeven in beginsel geen bezwaar te hebben tegen een vaststelling per maand van de melkprijs, zoals aangegeven in de inkoopvoorwaarden van de afnemer. Voorts begrijpt hij dat de melkprijs afhankelijk is van de ontwikkelingen in de markt en die prijs daardoor variabel is.
Daarmee staat als niet weersproken tussen partijen vast dat die hiervoor weergegeven handelspraktijk qua methodiek niet als een ongewenst onderdeel wordt gezien van de tussen hem bestaande overeenkomst.
De klacht van de leverancier betreft het niet geven van duidelijke informatie over die op basis van de marktontwikkeling vastgestelde melkprijsbepaling.
Als die vastgestelde melkprijs ineens (structureel) laag zou zijn, is hij voorts als leverancier gelet op de door de afnemer vastgestelde opzegtermijn daaraan te lang, te weten 12 maanden, gebonden. Ter zitting heeft de leverancier in dit verband aangegeven een opzegtermijn van 6 maanden redelijk te vinden.
Naar het oordeel van de commissie is een prijsvaststelling gebaseerd op de ontwikkelingen in de markt voor een leverancier een ruim en een weinig concreet gegeven. Een afnemer zal de leverancier daarbij dan ook op een toegankelijke en begrijpelijke wijze inzichtelijk moeten maken welke de in dit verband relevante factoren en overwegingen zijn die tot die vastgestelde prijs hebben geleid.
De commissie begrijpt dat de afnemer in dit verband voorafgaande aan dit geschil inmiddels al enige tijd in overleg is met een belangenvereniging van melkveehouders, waar ook de leverancier bij is aangesloten, om met behulp van een onafhankelijke deskundige een melkprijsbenchmarkmodel te ontwikkelen ter toetsing van de marktconformiteit van de door de afnemer vastgestelde melkprijzen.
De afnemer is naar het oordeel van de commissie van goede wil en bereid de leverancier door middel van een te ontwikkelen melkprijsbenchmarkmodel op een toegankelijk en begrijpelijk wijze inzicht te geven welke de relevante factoren en overwegingen zijn die tot de door de afnemer vastgestelde melkprijs hebben geleid. Daartoe was door de afnemer eerder ook verzocht de behandeling van het geschil aan te houden. Ter zitting heeft de afnemer wederom aangeboden onder leiding van een onafhankelijke externe deskundige te komen tot de ontwikkeling van een melkprijsbenchmarkmodel ter toetsing van de marktconformiteit van de door de afnemer maandelijks vastgestelde melkprijzen. Wat betreft die marktconformiteit heeft de afnemer ook aangevoerd dat zijn maandelijks vastgestelde melkprijzen objectief bezien marktconform zijn.
De commissie zal de afnemer dan ook in de gelegenheid stellen met behulp van een externe deskundige een dergelijk benchmarkmodel te ontwikkelen.
Dit model en de vastlegging van een en ander door de deskundige, waaronder zijn of haar bevindingen, zal door de afnemer binnen twee maanden na verzending van dit tussenadvies of zoveel eerder als mogelijk moeten zijn verzonden naar het secretariaat van de commissie. Daarna zal de leverancier in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
De commissie komt dan ook tot de volgende tussenbeslissing.
Beslissing
De commissie biedt de afnemer de gelegenheid met behulp van een externe deskundige een benchmarkmodel te ontwikkelen, zoals hiervoor overwogen.
Dit model en de vastlegging van een en ander door de deskundige waaronder zijn of haar bevindingen zal door de afnemer binnen twee maanden na verzending van dit tussenadvies of zoveel eerder als mogelijk moeten zijn verzonden naar het secretariaat van de commissie. Daarna zal de leverancier in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer ir. W.H.M. Baltussen, de heer ir. M.P. Man, leden, in aanwezigheid van de heer mr. S. van Arkel, secretaris, op 25 augustus 2023.