
Commissie: Post
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
POS02.0061
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het zoekraken van een postpakket.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft op 26 februari 2002 via het postkantoor te Vlissingen een postpakket verzonden, inhoudende een computer ter waarde van € 1500,–. Op dit pakket stond een verkeerde postcode, namelijk niet de postcode van Bergschenhoek, waar het pakket heen moest, maar de postcode van Leidschendam. De consument heeft dit tweemaal gecorrigeerd via een zogenoemd “Navraagformulier binnenlandse postzendingen”, namelijk op 7 maart 2002 en 2 april 2002. De consument is verder van mening, dat PTT zich klantonvriendelijk heeft opgesteld. De consument vraagt zich af, waar de computer is gebleven en hij wenst een schadeloosstelling voor het geleden verlies.
Standpunt van TPG
Het standpunt van TPG luidt in hoofdzaak als volgt.
Op grond van het Reglement van de commissie is de commissie niet bevoegd een geschil te behandelen betreffende een dienst van TPG, welke niet is vermeld in artikel 1 van het Reglement, tenzij beide partijen op ad hoc basis bereid zijn zich aan de uitspraak van de commissie te onderwerpen (conform artikel 3 Reglement). Een dergelijke situatie is hier aan de orde. Gezien het belang, dat de consument heeft bij een eenvoudige procedure stemt TPG op ad hoc basis in met een behandeling door de commissie.
Het pakket is voor verzending aangeboden zonder een van de aanvullende diensten, waarvoor TPG een verzendbewijs dient af te geven en daarna een bewijs van aflevering dan wel een bewijs van retourzending dient te kunnen leveren. De bewaarstrook met daarop het identificatienummer die de consument als bijlage heeft meegezonden, is geen verzendbewijs, maar heeft alleen tot doel om de zending te kunnen identificeren en de passage in het sorteerproces – niet de bestelling – te kunnen volgen.
Bij brief van 1 mei 2002 heeft TPG aan de consument meegedeeld, dat het vervolgonderzoek naar de zending, die de consument op 26 februari 2002 aan Informatique Computers en Componenten BV te Bergschenhoek heeft verstuurd, niets heeft opgeleverd en dat ervan werd uitgegaan, dat de zending is vermist. TPG heeft aan de consument een schadevergoeding uitbetaald van € 53,38 en wel op basis van de toepasselijke Algemene Vervoerscondities 1983. Voor het verlies en de overlast heeft TPG excuses aangeboden. De consument heeft geen aanspraak op een hogere schadevergoeding. Hij had er immers voor kunnen kiezen zijn pakket met de aanvullende dienst “”verhoogde aansprakelijkheid”” te verzenden, maar heeft dit om hem moverende redenen niet gedaan. Voorts is TPG van mening, dat het verlies van de zending in belangrijke mate in de hand is gewerkt door de vermelding van een onjuiste postcode in het besteladres.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie is van oordeel, dat TPG voldoende aannemelijk heeft gemaakt adequaat onderzoek te hebben gedaan naar het verlies van het pakket en dat van verder onderzoek geen beter resultaat meer mag worden verwacht.
In het onderhavige geval werd door de consument een verkeerd postcodenummer vermeld. De consument heeft daarover uitdrukkelijk opgemerkt – ook ter zitting – , dat hij tot tweemaal via een navraagformulier binnenlandse postzendingen heeft rechtgetrokken, namelijk op 7 maart 2002 en 2 april 2002. Hier is blijkbaar sprake van een misverstand. Ter zitting werd dienaangaande door de commissie reeds uitgelegd, dat de bedoelde formulieren niet de door de consument veronderstelde corrigerende functie hebben. Het gaat daadwerkelijk om navraagformulieren in verband met postzendingen, die op enigerlei wijze vooralsnog uit het zicht zijn verdwenen, maar waarnaar (verder) onderzoek gaande is of op gang kan worden gezet.
Het zoekgeraakte pakket is voor verzending aangeboden zonder een van de aanvullende diensten, waarvoor TPG een verzendbewijs dient af te geven en daarna een bewijs van aflevering dan wel een bewijs van retourzending dient te kunnen leveren. Het gaat in dit geval om een pakket, dat zwaarder is dan 10 kg en dat derhalve niet onder het aan TPG wettelijk opgedragen postvervoer valt. Op dergelijke vervoersovereenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden voor Goederenvervoer (AVG) van toepassing. Aangezien het pakket is verzonden zonder een aanvullende dienst op grond waarvan aan de afzender een (beperkte) risicodekking geboden wordt bij verlies, beschadiging of vertraging van zijn zending, geld de standaard aansprakelijkheidsregeling welke voor het beroepsgoederenvervoer geldt en is vastgelegd in de “Algemene Vervoerscondities 1983”. Deze aansprakelijkheid is gefixeerd op € 3,40 per kg van de betreffende lading of zending. Op deze wijze blijkt de aan de consument uitgekeerde schadevergoeding op juiste wijze berekend.
De commissie is derhalve van oordeel, dat de consument geen aanspraak heeft op een hogere schadevergoeding dan TPG reeds aan hem heeft uitbetaald, namelijk een bedrag van € 53,38. Bij dit oordeel heeft de commissie mede in aanmerking genomen, dat de consument er had voor kunnen kiezen zijn pakket met de aanvullende dienst “verhoogde aansprakelijkheid” te verzenden, hetgeen hij echter om hem moverende redenen niet heeft gedaan.
Het is begrijpelijk, dat de consument in het kader van het verlies van het bewuste pakket ongemak heeft ondervonden. TPG heeft dit ook betreurd en daarvoor excuses aangeboden. De commissie is echter van oordeel, dat TPG in het onderhavige geval zo goed mogelijk heeft gedaan wat binnen de mogelijkheden lag.
Het voorgaande brengt met zich mee, dat de commissie van oordeel is, dat de klacht van de consument ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie wij het door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Post, op 19 september 2002.