
Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bevoegdverklaring
Uitkomst: bevoegd
Referentiecode:
56842/58726
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie verklaart zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Daarbij is mede van belang dat de Rechtbank Oost-Brabant zich in een vonnis onbevoegd heeft geacht om van het geschil kennis te nemen.
De uitspraak
De heer mr. N. Schaar te Bussum, mevrouw mr. M.J. de Groot te Hilversum, de heer C.F.J. Slager te Hattem, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Standpunt van de eiseres
Voor het standpunt van de eiseres verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Eiseres heeft in meerdere dossiers werkzaamheden verricht voor verweerder (in privé) en verlangt thans – kort gezegd – een veroordeling van verweerder tot betaling van de facturen (in hoofdsom een bedrag van € 22.579,34) met bijkomende kosten. In de schriftelijke opdrachtbevestiging(en), alsmede in de op de opdracht(en) van toepassing zijnde algemene voorwaarden, is uitdrukkelijk verwezen naar de bevoegdheid van de commissie in geval van geschillen tussen partijen.
Eiseres heeft tevens op verzoek van verweerder in opdracht van de besloten vennootschap [naam andere cliënt] werkzaamheden verricht in meerdere dossiers. Ook voor die opdrachten geldt dat de commissie blijkens de schriftelijke opdrachtbevestigingen en de van toepassing zijnde algemene voorwaarden, bevoegd is bij geschillen tussen partijen. In de bij de commissie door eiseres tevens aanhangig gemaakte zaak (kenmerk: 53115/56844) verlangt eiseres van [naam andere cliënt] betaling van de openstaande facturen in die betreffende dossiers.
Voordat beide zaken bij de commissie aanhangig zijn gemaakt, heeft eiseres verweerder en [naam andere cliënt] separaat gedagvaard. Beide wederpartijen hebben in die procedures bij de rechtbanken aangegeven de voorkeur te hebben deze twee zaken vanwege de verknochtheid gezamenlijk voor te leggen aan de commissie.
In reactie op het thans bij de commissie door verweerder gedane beroep op onbevoegdheid van de commissie zoals hierna vermeld, stelt eiseres het volgende. Nadat verweerder bij de rechtbanken (sector kanton) in het kader van een incident tot onbevoegdheid van de kantonrechter kenbaar heeft gemaakt dat de behandeling van de zaken door de commissie dient te geschieden, heeft eiseres het voorstel aan verweerder gedaan om de zaken te royeren (lees: op de parkeerrol te plaatsen) totdat de commissie uitspraak zou hebben gedaan over deze kwesties. Verweerder heeft aangegeven hiermee akkoord te kunnen gaan onder de voorwaarde dat eiseres de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter ad € 300,– aan verweerder voldoet. Eiseres heeft de betaling van deze kosten toegezegd waarna eiseres de rechtbanken heeft verzocht de zaken te royeren. Vervolgens heeft eiseres de dossiers op 15 oktober 2020 bij de commissie ingediend.
Verweerder laat het lijken alsof eiseres (bewust) in gebreke is gebleven met betaling van de proceskosten en heeft de rechter geïnformeerd dat er helemaal geen sprake is van royement, ondanks de tussen partijen bereikte overeenstemming. Verweerder neemt wisselende standpunten in over de bevoegdheid van de rechter of de commissie. Deze procestactiek is onprofessioneel en in strijd met de gemaakte afspraken.
Standpunt van verweerder
Voor het standpunt van verweerder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Verweerder acht de commissie onbevoegd de zaak te behandelen. In de zaak tussen eiseres en de besloten vennootschap heeft de burgerlijke rechter zich bevoegd verklaard, zodat de burgerlijke rechter zich zal uitspreken over betalingsverplichtingen die vermeend op de besloten vennootschap rusten. Verweerder heeft zich als privépersoon nimmer aan betaling van nota’s gebonden.
Eiseres doet het voorkomen alsof onderhavige zaak een simpele incassozaak is waarbij van de zijde van verweerder de declaraties zonder protest zouden zijn behouden. Niets is minder waar. Er bestaat een dispuut over de wijze van uitvoering van de opdrachten, het versturen van en de hoogte van de declaraties en dat is eiseres bekend. Eiseres heeft nagelaten deugdelijke specificaties van de declaraties in het geding te brengen, zodat voor de commissie niet inzichtelijk is waar de declaraties op zien.
Behandeling van het geschil
Op 17 december 2021 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. C.C.J. de Jong fungerend als plaatsvervangend secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Dit is geschied met digitale aanwezigheid van de eiseres. Namens de eiseres was [naam vertegenwoordiger] aanwezig en hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter zitting werd verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, [naam gemachtigde]. Dit geschiedde telefonisch nu de gemachtigde had aangegeven niet te beschikken over de digitale middelen om via videobeeld in te bellen. De gemachtigde van verweerder heeft aangegeven dat verweerder heden wegens gezondheidsredenen niet (digitaal) kon verschijnen. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen en hebben voorafgaand aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze vorm van digitale behandeling.
Beide partijen hebben hun standpunten inzake de (on)bevoegdheid van de commissie nader toegelicht.
Beoordeling van de bevoegdheid van de commissie
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Gelet op de exceptie van onbevoegdheid die verweerder heeft ingeroepen, dient de commissie eerst te beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van dit geschil. De commissie heeft de zitting die eigenlijk was bedoeld voor de inhoudelijke behandeling van de zaak benut om partijen hun standpunten aangaande de (on)bevoegdheid van de commissie toe te lichten. De commissie heeft de zaak niet inhoudelijk met partijen besproken, ook omdat zij het verzoek wenst te honoreren van verweerder, die via zijn gemachtigde te kennen heeft gegeven bij de inhoudelijke behandeling aanwezig te willen zijn.
De commissie zal zich derhalve in dit vonnis enkel uitlaten over haar bevoegdheid de zaak te behandelen.
In verband daarmee bepaalt het Reglement het volgende:
“Artikel 2 lid 1:
Dit reglement is van toepassing indien door partijen daarnaar bij schriftelijke overeenkomst is verwezen en het geschil betreft:
a. de totstandkoming en/of de uitvoering van een overeenkomst van opdracht door de advocaat;
b. een vordering tot vergoeding van schade die, beoordeeld naar het moment van indiening, het bedrag van EUR 10.000,– (inclusief eventueel verschuldigde BTW) niet te boven gaat of zal gaan dan wel uitdrukkelijk tot dat bedrag beperkt is waarbij schriftelijk afstand wordt gedaan van het meerdere;
c. de hoogte van een of meer door de advocaat aan de verweerder verzonden declaraties.”
Inzake de bevoegdheid van de arbiters moet zijn voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De bevoegdheid wordt afgeleid uit een overeenkomst tot arbitrage, zoals te doen gebruikelijk vervat in de overeenkomst van opdracht of de toepasselijke algemene voorwaarden van eiseres. De commissie is van oordeel dat er tussen partijen een overeenkomst tot opdracht tot stand is gekomen en dat de algemene voorwaarden op de uitvoering van de dienstverlening door de eiseres van toepassing zijn verklaard.
Artikel 5.4 van de algemene voorwaarden van eiseres luidt als volgt:
“Bij uitsluiting is Nederlands Recht op de algemene voorwaarden en de opdrachten van toepassing, een en ander met terzijdestelling van eigen inkoopvoorwaarden van Verweerder. Geschillen betreffende de totstandkoming of uitvoering van de door Verweerder aan eiseres gegeven opdracht worden beslecht overeenkomstig de procedure van de Geschillencommissie Advocatuur waarvan een weergave in de nader opgegeven website van eiseres is vermeld. Indien enig geschil zich niet leent voor behandeling door voormelde commissie dan wel voortvloeit uit de behandeling c.q. de uitspraak van de voormelde commissie, dan wordt dat geschil beslecht door de bevoegde rechter in het arrondissement waarin eiseres mede kantoor houdt. Niettemin is eiseres in het laatste geval gerechtigd om geschillen voor te leggen aan de bevoegde rechter van de woonplaats casu quo de vestigingsplaats van Verweerder.”
Eiseres heeft in eerste instantie verweerder en de besloten vennootschap separaat gedagvaard bij twee verschillende rechtbanken, sector kanton. Beide zaken werden vervolgens door eiseres op de parkeerrol geplaatst en ingediend bij de commissie, nu eiseres stellig de indruk had dat dit was afgesproken met verweerder en verweerder daar de voorkeur aan gaf. Het staat partijen ook vrij om over arbitrage onderling afspraken te maken. Verweerder komt daar, zo begrijpt de commissie, in die zin op terug dat hij de zaken toch behandeld wenst te zien bij de rechtbanken. Ter zitting lichtte zijn gemachtigde toe dat dit komt omdat de commissie geen vordering tot schadevergoeding behandelt boven een bedrag van € 10.000,– en dat hij de zaak privé en zakelijk bij eenzelfde instantie behandeld wenst te zien. Eiseres heeft zich hiertegen verzet omdat er sprake is van een ‘heen en weer’ verwijzing waardoor straks geen enkele instantie zich bevoegd acht en eiseres geen loket meer heeft waar hij zijn vordering jegens verweerder aanhangig kan maken.
Tijdens de mondelinge behandeling is de commissie op basis van de toelichting van partijen gebleken dat de commissie nog niet beschikte over een in de procedure jegens verweerder in privé door de Rechtbank Oost-Brabant (sector kanton, locatie Eindhoven) op 3 december 2020 in het incident gewezen vonnis. Met toestemming van verweerder heeft eiseres dit vonnis aan de commissie na de mondelinge behandeling doen toekomen en heeft de commissie daarvan kennisgenomen.
De commissie stelt vast dat lopende de behandeling bij de commissie de Rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven zich onbevoegd achtte de zaak tegen verweerder (als privépersoon) te behandelen. Uit het vonnis (overweging 2.2) blijkt dat verweerder in die procedure uitdrukkelijk heeft gesteld de commissie bevoegd te achten van deze zaak kennis te nemen en dan met succes ook bezwaar heeft gemaakt tegen behandeling van dit geschil door de rechtbank. Onder die omstandigheden mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de commissie het niet redelijk van verweerder om zich thans in deze procedure op de onbevoegdheid van de commissie te beroepen.
De commissie laat voorts met name meewegen dat partijen in het geval de commissie zich evenals de rechtbank onbevoegd zou verklaren het gevolg zou zijn dat er voor eiseres geen enkele rechtsgang meer zou zijn het geschil te doen beslechten. De omstandigheid dat in de andere procedure de Rechtbank Limburg, sectie kanton, locatie Roermond zich daarentegen wel bevoegd achtte de zaak van eiseres tegen de besloten vennootschap in behandeling te nemen, kan daar niet aan afdoen.
Met inachtneming van voornoemde acht de commissie zich in deze bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
Beslissing
De commissie verklaart zich bevoegd het geschil te behandelen en bepaalt dat de zaak op de gebruikelijke wijze kan worden voortgezet.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 7 februari 2022 en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.