Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: commissie onbevoegd
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
212812/248184
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De aanbieder heeft de rolstoel van de cliënt voorzien van elektrische aandrijving. De cliënt is niet tevreden met de dienstverlening door de aanbieder. De commissie is niet bevoegd dit geschil te behandelen, nu de rolstoel is omgebouwd in opdracht van de gemeente op grond van een WMO-indicatie. De Wkkgz is hierop niet van toepassing.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De aanbieder heeft de rolstoel van de cliënt voorzien van elektrische aandrijving. De cliënt is niet tevreden met de dienstverlening door de aanbieder.
De commissie is niet bevoegd dit geschil te behandelen, nu de rolstoel is omgebouwd in opdracht van de gemeente op grond van een WMO-indicatie. De Wkkgz is hierop niet van toepassing.
Beoordeling
Klacht van de cliënt
De cliënt is vanwege een beenamputatie rolstoelafhankelijk en moet vanwege incontinentie en blaasproblemen ieder uur naar het toilet. De aanbieder heeft haar rolstoel vanuit een Wmo-indicatie van de gemeente omgebouwd tot een elektrisch aangedreven rolstoel.
In de tussentijd ontving de cliënt een leenrolstoel, maar die bleek te groot voor de cliënt. De cliënt is gevallen en door haar incontinentie ontstonden toen voor haar nare situaties.
De aanbieder wilde de cliënt niet voorzien van een andere leenrolstoel. Ruim zes weken later heeft de aanbieder een bloemetje aangeboden, maar de cliënt is hiermee niet tevreden.
Reactie van de aanbieder
In opdracht van de gemeente heeft de aanbieder een elektronische ondersteuning toegevoegd aan de op maat gemaakte stoel van de cliënt. Voor een dergelijke aanpassing (E-move genoemd) zijn technisch specialisme en specifieke instrumenten nodig en dit kan daarom enkel in de werkplaats in Houten uitgevoerd worden. De cliënt was bekend met de tijdelijke vervanging van haar eigen stoel.
Om cliënten toch zo mobiel mogelijk te houden, maakt de aanbieder gebruik van een zogenaamde “leenstoel”: een tijdelijke voorziening die kan voorzien in de meeste mobiliteitsvraagstukken van een client. In de werkplaats hebben dergelijke aanpassingen dan ook een hoge prioriteit omdat de gebruiker van een op maat gemaakte stoel daarvan afhankelijk is. De aanbieder bespreekt dit ook met de cliënt.
De ruil van maatstoel naar leenvoorziening heeft op 11 april 2023 plaatsgevonden. De retour van de maatwerkstoel met E-move vond plaats op 13 april 2023. Op 12 april is de aanpassing in de werkplaats uitgevoerd, en de dag erna is de stoel direct weer bij de cliënt neergezet.
Op 11 april 2023 meldde de cliënt zich telefonisch dat de leenstoel niet aan haar verwachtingen voldeed en het gebruik beperkingen voor haar mobiliteit opleverde. De aanbieder gaf aan haar situatie te begrijpen maar verzocht haar voor het kunnen plaatsen van een dergelijke aanpassing begrip te hebben.
Op 17 mei 2023 ontving de aanbieder een klacht van de cliënt. Zij gaf aan een schriftelijke reactie op haar telefonische klacht van 11 april verwacht te hebben. De aanbieder heeft direct telefonisch contact opgenomen met de cliënt om een bos bloemen aan te bieden, persoonlijk de klachten door te spreken en om excuses te maken over de gewekte verwachtingen. Ook heeft de aanbieder aangeboden om een zogenoemde interne casemanager aan te bieden zodat er één contactpersoon is die volledig op de hoogte is van de situatie van de cliënt. Deze voorstellen werden door de cliënt niet geaccepteerd.
Ondertussen heeft de aanbieder in lijn met de interne klachtafhandelingsprocedure ook een manager contact op laten nemen met de cliënt. In dit gesprek heeft de cliënt aangegeven inmiddels De Geschillencommissie te hebben ingeschakeld.
Beoordeling door de commissie
Voordat de commissie een oordeel kan geven over het geschil dient te worden beoordeeld of zij op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) bevoegd is dit geschil te behandelen. Uit artikel 19 lid 1 van de Wkkgz volgt dat de commissie tot taak heeft geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten.
Zorg is in de Wkkgz gedefinieerd als Wlz-zorg, Zvw-zorg en andere zorg. Onder “andere zorg” vallen handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg zoals beschreven in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en handelingen met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt. Met het laatste wordt onder meer gedoeld op alternatieve en cosmetische zorg.
Wet maatschappelijke ondersteuning
In het onderhavige geschil heeft de aanbieder de rolstoel van de cliënt omgebouwd tot elektrisch aangedreven rolstoel. De aanbieder heeft dit gedaan op grond van een indicatie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De commissie is niet bevoegd geschillen te behandelen over dienstverlening op basis van de Wmo. De wetgever heeft gemeenten de bevoegdheid gegeven om vast te stellen voor welke voorzieningen de verplichting van een klachtenregeling geldt (artikel 2.1.3 lid 2 sub d Wmo 2015). Voor de inrichting van een dergelijke klachtenregeling zijn de aanbieders van Wmo-voorzieningen zelf verantwoordelijk (artikel 3.2 lid 1 sub a Wmo 2015) en vallen klachten op basis van de Wmo daarom buiten het bestek van de Wkkgz.
Zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz
Ten overvloede merkt de commissie nog op dat de aanbieder in het onderhavige geschil niet als zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz heeft opgetreden. Het aanpassen van een rolstoel tot elektrisch aangedreven rolstoel valt naar het oordeel van de commissie niet onder de definitie van “zorg” in de Wkkgz, nu ten eerste sprake is van dienstverlening op grond van de Wmo en ten tweede het aanpassen van een rolstoel niet valt onder het “bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt”.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 21 februari 2024.