Commissie ziet geen reden in om zich nogmaals over het geschil te buigen

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 241490

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Dit geschil vloeit voort uit een behandelingsovereenkomst tussen cliënt en zorgaanbieder. De commissie heeft eerder uitspraak gedaan in het geschil tussen cliënt en zorgaanbieder. De commissie verklaarde de klacht van cliënt toen ongegrond. Cliënt stelt nu dat er gegevens bekend zijn geworden die de situatie veranderen en de klacht wel gegrond verklaard moet worden. De commissie oordeelt dat hetgeen cliënt naar voren heeft gebracht al uitvoerig is besproken en beoordeeld bij de eerste behandeling van het geschil.
De cliënt wordt niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

ETZ, gevestigd te Tilburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is.

Bij bindend advies van 26 januari 2023 heeft de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) een klacht van de cliënt (deels) ongegrond verklaard. Voor de inhoud van de klacht en het verloop van die procedure verwijst de commissie naar de beslissing van 26 januari 2023.

De cliënt heeft de commissie verzocht om een herbeoordeling van zijn klacht.
De commissie heeft kennisgenomen van de zijdens de cliënt overgelegde stukken. In deze fase van de beoordeling is de zorgaanbieder nog niet om een schriftelijke reactie gevraagd.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 december 2023 te Utrecht. Op grond van artikel 2, lid 3, sub b van het reglement van de commissie heeft aan de behandeling alleen de voorzitter deelgenomen.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
Bij bindend advies van 26 januari 2023 heeft de commissie de klachten van de cliënt (deels) ongegrond verklaard. Na ontvangst van dat advies zijn de cliënt gegevens bekend geworden die naar zijn mening tot een gegrondverklaring van de klacht hadden kunnen leiden. De cliënt vraagt de commissie om een herbeoordeling van zijn klacht met in achtneming van de nieuwe gegevens.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klacht van de cliënt, die op 26 januari 2023 door de commissie is behandeld, zag op een operatieve ingreep die op 25 maart 2021 door de zorgaanbieder bij de cliënt is uitgevoerd vanwege overmatig en invaliderend transpireren. De cliënt heeft in die procedure naar voren gebracht dat de ingreep niet goed en onprofessioneel is uitgevoerd. De ingreep heeft geleid tot overmatig compensatoir zweten en een droog hoofd. In de procedure heeft de cliënt echter geen melding gemaakt van een omstandigheid die hem op dat moment nog niet bekend was, maar die essentieel en cruciaal is voor de beoordeling van zijn klacht.
De behandelend arts heeft verklaard dat hij de cliënt heeft geopereerd op ‘niveau R3-R5’ (tussen de derde en vijfde rib). Het is de cliënt echter bekend geworden dat door de behandelend arts is geopereerd op niveau R2 (de tweede rib). De cliënt stelt zich op het standpunt dat de ernstige complicaties waar hij nu last van heeft niet waren opgetreden indien de behandelend arts niet op of boven R2 had geopereerd. Met name bij het sporten en bij hogere temperaturen kan de cliënt nu niet meer via zijn hoofd transpireren, waardoor hij op andere plekken overmatig transpireert. De cliënt ervaart dat als bijzonder vervelend en beperkend. De cliënt verzoekt de commissie de klacht opnieuw te beoordelen met in achtneming van het hiervoor toegelichte specifieke verwijt ten aanzien van de hoogte van het operatief ingrijpen.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
Op 26 januari 2023 heeft de commissie uitspraak gedaan in de klacht van de cliënt ten aanzien van een operatie die op 25 maart 2021 in het ziekenhuis van de zorgaanbieder is uitgevoerd. De cliënt heeft aangevoerd dat hij in die procedure een specifiek verwijt niet naar voren heeft gebracht, omdat hem dit bij het indienen van de klacht nog niet bekend was. Het betreft – kort samengevat – de hoogte waarop de behandelend arts operatief heeft ingegrepen.

De commissie volgt de cliënt niet in die zienswijze. Ter zitting van 26 januari 2023 is de hoogte van het operatief ingrijpen uitvoerig aan de orde geweest, behandeld en besproken, omdat dit een wezenlijk onderdeel uitmaakte van de klacht van de cliënt. Dit blijkt ook uit de overwegingen en beoordeling van de commissie, zoals opgenomen op pagina 7 van het bindend advies van 26 januari 2023:

“Cliënt stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder de zenuwbanen op een te hoog niveau, te weten R2-R4 heeft doorgenomen […].
De commissie is ambtshalve bekend dat er geen richtlijn voorhanden is waarin een standaard wordt beschreven ten aanzien van de chirurgische behandeling van hyperhidrosis. Hierover is nog geen wetenschappelijke consensus bereikt. In ziekenhuizen wordt zowel op het niveau van R2-R4 behandeld als ook op het niveau van R4-R5. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de zorgaanbieder, door op niveau R2-R4 te opereren in plaats van op niveau R3-R5, heeft gehandeld in strijd met de geldende regels of op een manier die (op dat moment) medisch niet juist was […]. “

De commissie ziet dan ook geen grond of aanleiding om zich nogmaals inhoudelijk over het geschil te buigen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De cliënt wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 20 december 2023.