Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Communicatie
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
79863
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een begin 2012 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst ter zake de door de consument bij de ondernemer gevolgde MBO opleiding pedagogisch medewerker jeugdzorg niveau 4 voor het cohort maart 2012 tot en met juli 2013 tegen een daarvoor door de consument betaald bedrag van in totaal € 6.000,–. De consument heeft de laatste (derde) fase die eindigde begin juli 2013 niet gehaald en heeft daardoor de opleiding moeten verlengen tot januari 2014 waarvoor zij een bedrag van € 1.160,– dient te betalen en waarmee zij zich niet kan verenigen.
De consument heeft op 8 juli 2013 haar klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik was ervan overtuigd dat ik in juli 2013 mijn diploma zou halen. Evenwel kreeg ik zeer kort daarvoor te horen dat mijn BLG (Beroepsleergroep) en BPV (Beroepspraktijkvorming) onvoldoende waren beoordeeld. De desbetreffende docente die mij daarvoor een onvoldoende heeft gegeven, wilde mij nadien niet meer te woord staan. Ik heb eerder van die desbetreffende docente nooit te horen gekregen dat mijn werk onvoldoende was, integendeel. Ik verwijs daartoe onder meer naar haar commentaar op het door mij ingeleverde werk. De klachtencommissie van de ondernemer heeft zonder in te gaan op mijn bezwaren de ondernemer in het gelijk gesteld. Ik ben daarom opnieuw begonnen met mijn stage en bijbehorende BLG lessen die slechts één keer per maand plaatsvinden. Ik moet € 1.160,– betalen voor in feite één les per maand, terwijl de gehele cursus daarvoor met veel meer lessen mij € 1.800,– heeft gekost. Ik wens dan ook dat het bedrag van € 1.160,– aanzienlijk wordt verlaagd.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik ben inmiddels geslaagd voor mijn opleiding, hetgeen ik onlangs heb vernomen. Voor de zes lessen die ik nog zou moeten hebben volgen, waarvan ik er in werkelijkheid maar vijf heb gevolgd, zou ik € 1.160,– moeten betalen, dat vind ik teveel en niet terecht. Ik heb trouwens de nota/factuur daarvoor nog niet van de ondernemer gekregen. Ik heb destijds nooit van mijn toenmalige docente vernomen dan wel begrepen dat mijn werk niet goed zou zijn en dat het risico bestond dat ik het diploma in juli niet zou halen. De stage ging goed en ook mijn stagebegeleidster was zeer positief, hetgeen ook de reden vormde dat ik een vast contract heb gekregen. Ik vind dat sprake is geweest van een slechte communicatie van de toenmalige docente naar mij toe, het niet halen van het diploma, met name de onvoldoende voor mijn werk kwamen voor mij uit de lucht vallen. Ook in de uitspraak van de commissie van beroep is terug te lezen dat de communicatie beter en duidelijker had kunnen zijn. Ik ben dus niet afdoende gewaarschuwd geweest dat het in de visie van de docente niet goed ging.
De consument verlangt (thans) een aanzienlijke verlaging van het door haar aan de ondernemer nog te betalen bedrag voor de verlenging van haar studie van € 1.160,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Aan het eind van iedere fase is er een beoordelingsvergadering, waarin de beoordeling wordt besproken door de docenten en vervolgens vastgesteld door de examencommissie. De beoordeling van de praktijkbegeleider is een adviesbeoordeling, maar de docent bepaalt het cijfer. De docent kan dus afwijken van het oordeel van de praktijkbegeleider. In het geval van de consument is dit gebeurd en dus besproken in de docentenvergadering en tot slot in de examencommissie. De data waren bekend, ook bij de consument en zij kon dus weten dat er pas na de vergadering van de examencommissie officieel bekend kon zijn of zij geslaagd of gezakt was. De klacht van de consument is behandeld in de examencommissie en na een afwijzende uitspraak heeft de consument beroep aangetekend bij de commissie van beroep. Ook de commissie van beroep heeft het bezwaar van de consument afgewezen.
De consument heeft de opleiding met een fase verlengd, zij gaat nu vermoedelijk de opleiding in januari 2014 met een diploma beëindigen. Zij heeft zelf telefonisch tegen ons gezegd dat die verlenging van haar opleiding haar gebracht heeft wat in fase 3 nog net niet was doorgebroken.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Voor de totale opleiding diende de consument een bedrag van € 6.000,– te voldoen. Voor de verlenging, waarvan in casu sprake was, dient de consument een bedrag van € 1.160,– te voldoen. Dat bedrag zal haar dus nog wel in rekening worden gebracht. De desbetreffende docente heeft adequaat en correct gehandeld. Ook uit haar verslaglegging en commentaar blijkt dat de consument er nog niet was. Ik verwijs daartoe nadrukkelijk naar de reactie van de docente die door de ondernemer aan zijn verweerschrift is toegevoegd. De ondernemer kan zich niet vinden in één van de constateringen van de commissie van beroep, te weten dat de communicatie tussen de docente en de consument beter en duidelijker had kunnen zijn. De ondernemer is van mening dat de docent correct werk heeft geleverd en ook jegens de consument netjes en adequaat heeft gehandeld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op basis van de toepasselijke examenregeling was de docente/examencommissie zonder meer bevoegd om de consument een onvoldoende toe te kennen voor het BLG en BPV waardoor de consument de derde fase toentertijd niet heeft gehaald en tot een verlenging van de opleiding is moeten overgaan. Daarin treedt de commissie niet. Desalniettemin is de commissie – anders dan de ondernemer – wel van oordeel dat de communicatie tussen de docente en de consument (en diens praktijkbegeleidster) beter en duidelijker had kunnen (en moeten, toevoeging commissie) zijn zoals de commissie van beroep (van de ondernemer) in haar beslissing van 2 september 2013 ook heeft vastgesteld. In die communicatie is de ondernemer tekortgeschoten. Dit blijkt uit de stellingen van de consument en meer in het bijzonder uit de bevindingen van de praktijkbegeleidster. De praktijkbegeleidster onderschrijft de stellingen van de consument dat voorafgaand aan de negatieve beoordeling er geen harde concrete twijfels zijn geuit en dat de negatieve beoordeling in dat verband totaal onverwacht kwam en tussentijds dat ook niet verder is besproken. In het licht van de omstandigheden van het geval kan de praktijkbegeleidster één en ander ook niet goed begrijpen. Aldus zijn twijfels over het geleverde werk van de consument onvoldoende geuit/besproken door de docente, is geen sprake geweest van een tussentijdse evaluatie, is zwaarwegende negatieve feedback achterwege gebleven (eerder was sprake van positief opbouwende feedback) en is de consument ook niet in de gelegenheid gesteld geweest om daarover te spreken met de docente. Al met al meent de commissie dan ook dat die gebrekkige communicatie de ondernemer euvel te duiden valt. De bevindingen van de docente zelf doen daar niet aan af, de docente heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij vindt dat de consument een onvoldoende toekomt, maar dat laat onverlet dat de communicatie daaraan voorafgaand ontoereikend is geweest. De commissie is dan ook van oordeel dat de consument (voor de gebrekkige communicatie van de zijde van de ondernemer) dient te worden gecompenseerd en dat zij niet het volledige bedrag van € 1.160,– voor de verlenging behoeft te voldoen. De commissie stelt in het licht van de omstandigheden van het geval en naar redelijkheid en billijkheid vast dat de consument de helft van het bedrag van € 1.160,–, derhalve € 580,– voor de verlenging van de derde fase aan de ondernemer zal moeten betalen. De ondernemer zal dus het bedrag van € 580,– nog bij de consument in rekening mogen brengen (waarbij de andere € 580,– voor zijn eigen rekening blijft).
De klacht van de consument wordt derhalve gegrond geacht zodat de ondernemer tevens het door de consument betaalde klachtengeld dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Ter zake de verlenging van de derde fase van de opleiding door de consument zal de ondernemer een bedrag van € 580,– bij de consument in rekening kunnen brengen.
Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de ondernemer een bedrag van € 101,68 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 650,–.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 13 januari 2014.