Consument betwist een deel van het meerwerk en betwist dat is opgeleverd. Uit feiten en omstandigheden (o.a. gezamenlijke rondgang van partijen en opmaken proces-verbaal) leidt de commissie af dat er wel is opgeleverd. Wettelijke rente.

  • Home >>
  • Verbouwingen en nieuwbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw    Categorie: Meer- en minderwerk    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 104555

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters

De bevoegdheid van de arbiters tot beslechting van het geschil berust op de overeenkomst die de partijen hebben gesloten, waarin is opgenomen een arbitragebeding, met toepasselijkheid van de Bouwgarant Nieuwbouwgarantieregeling 2013 (hierna te noemen: de garantieregeling). Hierin wordt bepaald dat “alle geschillen welke ook – waaronder begrepen die, welke slechts door een van de partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de aannemingsovereenkomst Bouwgarant Nieuwbouwgarantieregeling 2013 of van de overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen de Opdrachtgever en de Deelnemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage conform het Geschillenreglement van de Geschillencommissie Verbouw & Nieuwbouw.” Conform artikel 3 lid 3 van het reglement versie 2010 zullen alle geschillen middels arbitrage door de arbiters worden beslecht. Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De bevoegdheid van de arbiters om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. De arbiters dienen gelet op het bepaalde in artikel 19 lid 1 van het reglement te beslissen naar redelijkheid en billijkheid.

Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.

Behandeling van het geschil

De arbiters hebben heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 1 november 2016 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Namens de ondernemer zijn ter zitting verschenen [naam ondernemer] en [naam ondernemer], bijgestaan door de gemachtigde [naam gemachtigde]. Zij hebben het standpunt van de ondernemer toegelicht. De consument is eveneens ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde [naagm gemachtigede], en heeft eveneens zijn standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het onbetaald laten door de consument van de kosten van meerwerk voor door de ondernemer verrichte werkzaamheden aan het woonhuis van de consument.
Terzake van het geschil is door de consument een bedrag van € 3.369,70 in depot gestort.

Standpunt ondernemer

Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder de memorie van eis van 21 juli 2016, en de toelichting ter zitting. De ondernemer maakt uit hoofde van een door partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk aanspraak op betaling van het uitgevoerde meerwerk tot een bedrag van € 3.369,70. Het meerwerk diende betaald te zijn voor de oplevering op 17 februari 2015. Dat heeft de consument nagelaten en de consument heeft ook niet binnen een redelijke termijn tegen de hoogte van de factuur en de meer- en minderwerklijst geprotesteerd.

Het werk is op 17 februari 2015 opgeleverd. Tijdens de oplevering op 17 februari 2015 hebben partijen samen een opleverlijst gemaakt. Deze lijst heeft de ondernemer per e-mail op 19 februari 2015 aan de consument gezonden. De gemelde opleverpunten heeft de ondernemer op 23 februari 2015 opgelost.

De consument heeft het meerwerk tot een bedrag van € 1.274,49 inclusief BTW betwist. Voorts heeft de consument bij brief van 4 maart 2016 alsnog een aantal gebreken gemeld. De ondernemer heeft hierop als volgt gereageerd:
1. Diepte vensterbanken en beschadigingen.
Deze klacht is pas 10 maanden na de oplevering, en derhalve te laat, gemeld. Van enig gebrek is geen sprake. De vensterbanken zijn zoals gebruikelijk ca. 15 mm in de kozijnsponning aangebracht, waardoor er een breedte van 235 mm overblijft.
2. Deur slaapkamer scheef.
Pas per email van 30 december 2015 heeft de consument hierover geklaagd, derhalve te laat. De consument laat tevens na aan te geven waarom de klacht voor rekening van de ondernemer zou moeten komen.
3. Luifel voordeur niet op afschot.
Dit betreft geen gebrek; het is bij dergelijke kleine dakvlakken niet gebruikelijk om deze op afschot te leggen.
4. Kruipruimte niet schoon opgeleverd.
Deze klacht is pas 10 maanden na de oplevering, en derhalve te laat, gemeld. De ondernemer heeft de kruipruimte schoon opgeleverd. Na het aanbrengen van de begane grondvloer heeft hij daar ook geen werkzaamheden hoeven uit te voeren. Wel heeft de consument daar in eigen beheer installaties aangebracht.
5. Witte aanslag op de gevel.
Deze klacht is pas 10 maanden na de oplevering, en derhalve te laat, gemeld. De consument laat tevens na aan te geven waarom de klacht voor rekening van de ondernemer zou moeten komen.
6. Krassen in het glas bij achterdeur en raam voorzijde woning.
Hier geldt hetzelfde als bij klacht 5. De ondernemer betwist bovendien dat die beschadigingen aanwezig zouden zijn geweest dan wel door hem zijn veroorzaakt.
7. Scheur in kozijn bijkeuken.
Hier geldt hetzelfde als bij klachten 5 en 6. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van de scheur in het hout of dit aan de ondernemer is toe te rekenen. Het is ook de vraag wanneer de consument het schilderwerk heeft laten uitvoeren.
8. Sloten voor- en achterdeur gaan stroef.
Hier geldt hetzelfde als bij klacht 5, 6 en 7. De ondernemer heeft onverplicht aangeboden het timmerbedrijf langs te sturen, dat heeft de consument geweigerd.
9. Afwerking trappen slordig.
De consument heeft deze klacht pas op 4 maart 2016 gemeld en is derhalve te laat. Van enig gebrek is geen sprake.                       
 
Voorts heeft de consument de ondernemer aangesproken voor een bedrag van € 1.229,19 in verband met gemaakte kosten voor herstel van elektradozen en schilderwerk. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat hij voor die kosten niet aansprakelijk is. Het installatiewerk en het schilderwerk waren volledig voor rekening van de consument en derhalve geen onderdeel van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De consument zou de elektradozen zelf afdekken door het aanbrengen van afdekkappen op de elektradozen. Bovendien heeft de consument de ondernemer hiervoor niet deugdelijk in gebreke gesteld.

De ondernemer vordert betaling van het resterende bedrag van € 3.369,70 en maakt aanspraak op de wettelijke rente. Tevens vordert de ondernemer vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 461,97.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder de memorie van antwoord, en de toelichting ter zitting. De consument stelt zich op het standpunt dat de ondernemer voor een bedrag van € 1.274,49 inclusief BTW te veel aan meerwerk heeft gefactureerd. De consument beroept zich er voorts op dat het werk niet is opgeleverd en dat een aantal gebreken die op het proces verbaal van oplevering stonden vermeld, niet is hersteld. Daarnaast is er schade vanwege ondeugdelijk verricht stucwerk. Meer specifiek betreft het de volgende aspecten.

Betwist meerwerk
1. Dichtzetten kozijnen met folie ad € 220,–
Dit is op verzoek van de consument gebeurd, maar over meerkosten is daarbij nooit gesproken. Ook zijn alle raamkozijnen met folie dichtgemaakt in plaats van “enkele” raamkozijnen.
2. Underlayment platen veranderen van platte dak en afschot wijzigen ad € 284,–.
Ook hier is niet gesproken over meerwerk. De consument zou na plaatsing van de dakbeschotplaten zelf de dakbedekkingswerkzaamheden uitvoeren. De ondernemer heeft echter zonder overleg met de consument diverse dakplaten geplaatst. Deze dakplaten zijn vervolgens verregend, omdat deze onvoldoende waren afgeschermd. Hierdoor was vervanging noodzakelijk.
3. Slijtstrippen op de trap ad € 170,–.
De consument ging ervan uit dat plaatsing van de strippen onderdeel van het plaatsen van de trap en dus onderdeel van de aanneemovereenkomst vormde.
4. Beglazing voordeur ad € 156,30.
De consument betwist niet dat er voor de voordeur een bedrag van € 310,– exclusief BTW aan meerwerk in rekening gebracht zou worden. Wel betwist hij dat dat er voor de plaatsing van het glas nog eens kosten gerekend mochten worden. Uit de emailwisseling volgt dat de beglazing was inbegrepen en nog aangepast kon worden.
5. Extra kosten cementdekvloer badkamer ad € 195,–.
De cementdekvloer is op een ander moment aangebracht dan op voorhand was beoogd. Het aanbrengen van de cementdekvloer maakt echter onderdeel uit van de aanneemovereenkomst.
6. Extra kosten noodaggregaat ad € 28,–.
De ondernemer stelt dat hij een noodaggregaat heeft ingezet omdat de consument de meterkast niet in orde zou hebben. Hierdoor heeft de ondernemer een noodvoorziening moeten treffen. Het was de consument niet duidelijk dat het niet op orde hebben van de meterkast extra kosten met zich meebracht. Bovendien had de ondernemer de stroomvoorziening ook via de buren kunnen regelen.

Geen oplevering
Het werk is door de ondernemer niet opgeleverd. Op 17 februari 2015 is door de ondernemer een opleveringsrapport opgesteld op grond waarvan de ondernemer stelt dat dit de formele oplevering betreft. De consument betwist dit nu het rapport niet door hem is ondertekend. Bovendien moesten er op 17 februari 2015 nog sloten worden aangebracht. De consument kon de sleutels derhalve ook nog niet ontvangst nemen.

Geen herstel van gebreken
De consument heeft kort voor en na het uitbrengen van opleverrapport door de ondernemer op 17 februari 2015 gebreken gemeld.

1. Diepte vensterbanken en beschadigingen.
Deze zijn niet 25 centimeter diep, maar 23,5 centimeter. Voorts zouden de beschadigingen door de ondernemer worden hersteld.
2. Deur slaapkamer scheef.
Deze zit scheef.
3. Luifel voordeur niet op afschot.
Het afschot is niet goed waardoor het water niet wegloopt.
4. Kruipruimte niet schoon opgeleverd.
Per email van 7 januari 2015 heeft de consument aan de ondernemer bericht dat er rommel in de kruipruimte lag. De ondernemer is hier niet op ingegaan c.q. heeft dit niet verholpen.
5. Witte aanslag op de gevel.
6. Krassen in het glas bij achterdeur en raam voorzijde woning.
7. Scheur in het hout van het kozijn van de bijkeuken.
8. Sloten voor- en achterdeur gaan stroef open en dicht.
9. Afwerking trappen slordig.
Aftimmering is zeer slordig

Schade
De consument heeft kosten gemaakt voor het herstel van elektradozen en het verrichten van schilderwerk. De totale kosten daarvan bedragen € 1.229,19.
De ondernemer heeft twee elektradozen over het hoofd gezien. Hierdoor moesten deze opnieuw worden aangebracht. De elektradozen moesten met detectieapparatuur getraceerd worden. De consument heeft zelf voor herstel gezorgd en kosten gemaakt. Tevens heeft de ondernemer over diverse kozijnen en tuindeuren heen gestuct. De ondernemer heeft getracht dit te herstellen waardoor beschadigingen aan raamkozijnen en tuindeuren zijn ontstaan.

Behandeling ter zitting

Ter zitting hebben beide partijen hun standpunten nader uiteen gezet en onderbouwd.

Beoordeling van het geschil

Voorop staat dat tussen partijen op of omstreeks 26 mei 2014 een overeenkomst tot aanneming van werk betreffende een woning tot stand is gekomen, hierna te noemen: de overeenkomst. Op de overeenkomst is de Bouwgarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2013 van toepassing.

Klachten consument
Ten aanzien van de klachten van de consument overwegen de arbiters als volgt.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de volgende klachten te laat bij hem zijn ingediend:
1. Diepte vensterbanken en beschadigingen.
2. Deur slaapkamer scheef.
4. Kruipruimte niet schoon opgeleverd.
5. Witte aanslag op de gevel.
6. Krassen in het glas bij achterdeur en raam voorzijde woning.
7. Scheur in kozijn bijkeuken.
8. Sloten voor- en achterdeur gaan stroef.
9. Afwerking trappen slordig.

De arbiters stellen voorop dat op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst een onderhoudstermijn geldt van zes maanden na de datum van de oplevering voor de in het proces verbaal van oplevering genoemde gebreken. Eventueel andere aan het licht komende gebreken dienen binnen deze termijn te worden gemeld bij de ondernemer.
Door de consument is betwist dat oplevering van het werk heeft plaatsgevonden. De arbiters nemen als vaststaand aan dat partijen op 17 februari 2016 samen een rondgang door het huis hebben gemaakt en dat er bij die gelegenheid een proces-verbaal van oplevering is opgesteld dat op 19 februari 2015 per e-mail aan de consument is opgestuurd. De consument heeft nog aangevoerd dat er van oplevering geen sprake kon zijn omdat hij de sleutels op 17 februari 2015 niet in ontvangst heeft kunnen nemen nu de sloten niet waren aangepast. Onweersproken is echter dat de sloten, vanwege schilderwerkzaamheden die nog moesten worden uitgevoerd, op uitdrukkelijk verzoek van de consument eerst op 23 februari 2015 zijn vervangen, en dat op die dag de sleutels zijn ontvangen. Op grond van deze omstandigheden, in het bijzonder het feit dat partijen een gezamenlijke rondgang hebben gemaakt, dat er proces-verbaal is opgemaakt en dat niet is gebleken van omstandigheden waaruit de ondernemer had kunnen afleiden dat de consument dit niet als een oplevering beschouwde, zijn de arbiters van oordeel dat aldus sprake is geweest van oplevering van het werk op 17 februari 2015. Dit betekent dat de hiervoor genoemde termijn van zes maanden eindigde op 17 augustus 2015. Voor de hiervoor als 1, 2 en 4 tot en met 9 genummerde klachten geldt dat deze eerst (ruim) na 17 augustus 2015 bij de ondernemer zijn gemeld, hetgeen langer dan zes maanden na de oplevering was. De consument heeft deze klachten derhalve te laat bij de ondernemer gemeld en kan geen aanspraak maken op de terzake geldende garantietermijn. Ten aanzien van deze klachten komen de arbiters daarom niet toe aan een inhoudelijk oordeel; zij zullen deze klachten dan ook verder buiten behandeling laten.

Klacht 3 (luifel voordeur niet op afschot) is wel binnen de hiervoor bedoelde termijn van zes maanden gemeld. Hiervoor geldt dat de consument heeft gesteld dat de luifel bij de voordeur niet goed op afschot lag, waardoor het water niet wegloopt. De arbiters volgen de ondernemer in zijn standpunt dat het niet op afschot liggen van de luifel geen gebrek betreft en overwegen daartoe dat de betreffende luifel een zodanig geringe oppervlakte heeft dat het niet gebruikelijk is hierin afschot aan te brengen. De arbiters achten deze klacht dan ook ongegrond.

Betwisting meerwerk
Ten aanzien van de betwisting van het meerwerk door de consument overwegen de arbiters als volgt (alle bedragen inclusief BTW).
1. Dichtzetten kozijnen met folie ad € 220,–
Onweersproken is dat het dichtzetten van de kozijnen met folie op verzoek van de consument is gebeurd. De ondernemer heeft aangevoerd dat hij niet heeft aangegeven dat dit kosteloos zou gebeuren. Omdat er van de kant van de consument de nodige haast mee was, was het ook niet mogelijk een opgave van kosten vooraf te doen. Dit verweer achten de arbiters aannemelijk nu dit niet dan wel onvoldoende is weersproken door de consument. Het feit dat alle raamkozijnen met folie zijn dichtgemaakt in plaats van “enkele” doet daaraan niet af nu het dichtmaken van slechts enkele raamkozijnen niet zinvol is. Ten overvloede overwegen de arbiters dat dit dichtmaken van alle raamkozijnen in omstandigheden als de onderhavige voor de ondernemer op grond van de ARBO-wetgeving een verplichting is, zoals door de ondernemer naar voren is gebracht en zijdens de consument niet is weersproken.
2. Underlayment platen veranderen van platte dak en afschot wijzigen ad € 284,–.
De ondernemer heeft aangegeven dat de werkzaamheden op verzoek van de consument zijn uitgevoerd. Nu dit onweersproken is volgen de arbiters het standpunt van de ondernemer op dit onderdeel. Dat de dakplaten vervolgens zijn verregend, dient voor rekening en risico van de consument te komen.
3. Slijtstrippen op de trap ad € 170,–.
De consument heeft hierover betoogd dat hij ervan uitging dat plaatsing van de strippen onderdeel van het plaatsen van de trap was en dus onderdeel van de aanneemovereenkomst vormde. De arbiters zijn van oordeel dat de consument hier niet zomaar op mocht vertrouwen nu deze optie niet expliciet in de aannemingsovereenkomst was opgenomen.
4. Beglazing voordeur ad € 156,30.
De consument heeft gesteld dat uit de offerte niet duidelijk was of de kosten van het aanbrengen van het glas inbegrepen waren of niet. De arbiters volgen de consument hierin nu uit de overgelegde emailwisseling inderdaad lijkt te volgen dat de beglazing was inbegrepen. De arbiters achten deze klacht derhalve gegrond en zij zullen de vordering ter zake van dit onderdeel van het meerwerk afwijzen.
5. Extra kosten cementdekvloer badkamer ad € 195,–.
De ondernemer heeft over deze klacht ter zitting in aanvulling op zijn schriftelijk verweer betoogd dat er extra kosten zijn gemaakt omdat de cementendekvloer niet in één keer gelegd kon worden. Dit was het gevolg van het feit dat de door de consument ingeschakelde familieleden niet op tijd klaar waren met de badkamer. Daardoor moest een deel van de werkzaamheden met de hand worden verricht hetgeen extra kosten voor de ondernemer met zich bracht die hij niet had gecalculeerd. Deze kosten vallen naar het oordeel van de arbiters niet onder de oorspronkelijke aanneemovereenkomst en zijn daarmee als meerwerkkosten aan te merken die de consument aan de ondernemer behoort te vergoeden.
6. Extra kosten noodaggregaat € 28,–.
De ondernemer stelt dat hij een noodaggregaat heeft ingezet omdat de consument de meterkast niet in orde zou hebben en dat hij hierdoor een noodvoorziening heeft moeten treffen. Dit is door de consument niet althans onvoldoende betwist. De arbiters zijn van oordeel dat deze kosten voor rekening van de consument behoren te komen.

Vorenstaande betekent dat de arbiters de vorderingen van de ondernemer tot betaling van het uitgevoerde meerwerk, waarvan € 3.369,70 onbetaald is gebleven, zullen toewijzen onder aftrek van de extra kosten voor de beglazing van de voordeur ad € 156,30 en onder verhoging van het resterende bedrag ad € 3.213,40 met de wettelijke rente zoals door de ondernemer gevorderd.
Bij de berekening van de wettelijke rente gaan de arbiters uit van het volgende.
Van de onbetaald gelaten meerwerkfactuur van 10 februari 2015 ad € 2.722,50 inclusief BTW (openstaand bedrag) dient een bedrag van € 156,30 te worden afgetrokken waardoor een hoofdsom resteert van € 2.222,50 – € 156,30 = € 2.066,20. Rekenend vanaf 25 februari 2015 met het wettelijk rentepercentage van 2% komt dit neer op een bedrag van € 75,52 aan rente.
Van de onbetaald gelaten meerwerkfactuur d.d. 21 april 2015 van € 1.147,20 resteert de volledige hoofdsom. Rekenend vanaf 6 mei 2015 met het wettelijk rentepercentage van 2% komt dit neer op een bedrag van € 37,53 aan rente.
In totaal is de consument een bedrag van € 113,05 aan wettelijke rente verschuldigd die aan de hoofdsom zal worden toegevoegd.

Schade
De consument stelt voor een bedrag van € 1.229,19 schade te hebben geleden omdat hij kosten heeft gemaakt voor het herstel van elektradozen en het verrichten van schilderwerk. Dit was volgens hem het gevolg van – kortgezegd – onzorgvuldig stucwerk door de ondernemer. De ondernemer heeft in zijn verweer gesteld dat de afspraak met de consument was dat deze zelf zou zorgen voor het afdekken van de elektradozen en dat deze dit kennelijk niet heeft gedaan. De extra kosten zijn derhalve voor rekening van de consument. De arbiters volgen het verweer van de ondernemer nu dit niet dan wel onvoldoende is weersproken door de consument en de consument tevens zijn stellingen inzake de vermeende beschadigingen niet heeft onderbouwd. Daar komt bij dat niet is gebleken dat de ondernemer over deze klachten in gebreke is gesteld zodat van verzuim van de zijde van de ondernemer geen sprake is. De arbiters zullen zal deze schadeclaim derhalve van de hand wijzen.

Buitengerechtelijke incassokosten
De ondernemer heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van ad € 461,97.
De arbiters zijn van oordeel dat deze kosten in redelijkheid voor rekening behoren te komen van de consument en zal deze derhalve toewijzen.

Kosten rechtsbijstand
Ingevolge het reglement van de commissie komen de door partijen gemaakte kosten voor het voeren van dit geschil voor eigen rekening. Deze vordering zullen de arbiters derhalve afwijzen.
Klachtengeld en behandelingskosten
Hetgeen de arbiters hiervoor hebben overwogen en beslist leidt tot het oordeel dat vorderingen van de ondernemer op één na worden toegewezen. Dit komt neer op een toewijzing van circa 95% van de openstaande vorderingen zodat de arbiters zullen beslissen dat de consument op grond van artikel 10, derde lid van het reglement van de commissie 95% van het klachtengeld ad € 260,–, te weten € 247,– , aan de ondernemer moet vergoeden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten verschuldigd. Bij arbitraal vonnis kunnen de behandelingskosten echter worden gematigd met maximaal 50% wanneer de ondernemer (gedeeltelijk) in het gelijk wordt gesteld. Nu de vorderingen van de ondernemer grotendeels gegrond zijn bevonden, zien de arbiters in dit geval aanleiding de behandelingskosten met 50% te matigen, zodat de ondernemer aan behandelingskosten een bedrag verschuldigd is van € 750,–.

Verrekening depot
Terzake van het geschil is door de consument een bedrag van € 3.369,70 in depot gestort.
Het totaal van de toegewezen vorderingen bedraagt € 3.213, 40 + wettelijke rente ad € 113,05 = € 3.326,45. Derhalve is de consument aan de ondernemer in totaal een bedrag van € 3.326,45 + € 247,– = € 3.573,45 verschuldigd. Dit betekent dat het in depot gestorte bedrag van € 3.369,70 aan de ondernemer toekomt en aan hem zal worden overgemaakt. Daarnaast zal de consument worden veroordeeld het resterende bedrag van € 3.573,45 – € 3.369,70 = € 203,75 + € 461,97 = € 665,72 aan de ondernemer te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De arbiters stellen de consument in het gelijk ten aanzien van de betwisting van meerwerkpost 3.
Voor het overige wijzen zij de vorderingen van de ondernemer inzake onbetaald gelaten facturen voor verricht meerwerk toe.

Zij bepalen ten aanzien daarvan als volgt:
– de consument dient aan de ondernemer een bedrag van in totaal € 3.213,40 te betalen ter zake van de onbetaald gelaten facturen voor meerwerk, vermeerderd met de wettelijke rente ad € 113,05, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 3.326,45;
– de consument dient aan de ondernemer een bedrag van € 461,97 te betalen ter zake van de door de ondernemer gemaakte buitengerechtelijke incassokosten;
– de consument dient overeenkomstig het reglement van de commissie tevens een bedrag van € 247,– aan de ondernemer te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– het in depot gestorte bedrag van € 3.369,70 dient aan de ondernemer te worden overgemaakt;
– de consument dient het resterende bedrag van € 665,72 + binnen 14 dagen na de datum van verzending van deze uitspraak aan de ondernemer te betalen.

De arbiters wijzen het meer of anders verlangde af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 750,–.

Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 13 januari 2017 door de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw.