Consument geen recht op rentevergoeding, aangezien de ondernemer de te veel betaalde energiebelasting direct na het opeisbaar worden van de vordering uit onverschuldigde betaling heeft terugbetaald

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Jaarafrekening    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 39539

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft een door de consument verlangde rentevergoeding over een door de ondernemer terugbetaalde vermindering van energiebelasting.   De consument heeft op 28 november 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft gedurende tien jaar ten onrechte geen vermindering energiebelasting aan mij doorberekend. Bij brief van 28 november 2009 heb ik de ondernemer hierop opmerkzaam gemaakt. De ondernemer heeft dit inmiddels rechtgezet, aanvankelijk met terugwerkende kracht tot 2004 en na een nieuwe brief tot 2001. In totaal heeft de ondernemer een bedrag van € 1.812,95 teruggestort. Ik ben van mening dat hierover een rentevergoeding moet worden betaald. De ondernemer wijst dit af met het argument dat hij niet in verzuim is geweest. Naar mijn mening is het echter wel degelijk redelijk, gezien de lange periode waarin deze situatie heeft voortbestaan, dat de ondernemer de geleden schade vergoedt, temeer daar de gemaakte fout groter is dan de ondernemer suggereert door aan te voeren dat de woning niet te boek stond als woning met een permanente verblijfsfunctie. Dat argument is niet juist, want ook woningen zonder permanente verblijfsfunctie komen voor belastingvermindering in aanmerking. Het is dus verbazingwekkend dat de ondernemer een dergelijke fout heeft gemaakt. Een grove berekening van de rentederving op basis van een jaarpercentage van 4% komt op een rentederving van € 235,–. Bij toepassing van de wettelijke rente bedraagt de rentederving € 535,–.   De consument verlangt een door de commissie vast te stellen rentevergoeding.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De onverschuldigde betaling van energiebelasting door de consument is terugbetaald, zodra de onverschuldigde betaling werd ontdekt. Wij zijn eerder uitgegaan van een verkeerde veronderstelling, namelijk dat er geen sprake was van een woonhuis, maar van een algemene voorziening bij een appartementencomplex. Voor een locatie zonder verblijfsfunctie bestaat geen recht op vermindering van energiebelasting. Wij hadden voor de ontdekking geen redenen om aan onze veronderstelling te twijfelen. Er is dus sprake van een handeling te goeder trouw, reden waarom wij geen aanleiding zien voor een rentevergoeding.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Of er sprake is van een handeling te goeder trouw of niet (goede trouw wordt overigens verondersteld, kwade trouw moet worden bewezen), in elk geval staat vast dat de consument gedurende tien jaar onverschuldigd energiebelasting heeft betaald. Over het bedrag verschillen partijen niet van mening. De opeisbaarheid van de vordering tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag is ontstaan op het moment waarop de consument de ondernemer in kennis stelde van de onverschuldigde betaling, zijnde 28 november 2009. De ondernemer is vrijwel direct daarna tot terugbetaling overgegaan. Op een eventuele rentevergoeding is artikel 6:119, lid 1 BW van toepassing. Dit bepaalt dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom bestaat in de wettelijke rente over die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. Aangezien de ondernemer de te veel betaalde belasting direct na het opeisbaar worden van de vordering uit onverschuldigde betaling heeft terugbetaald, zoals hierboven is overwogen, is de ondernemer niet in verzuim geweest en bestaat er dus geen recht op rentevergoeding.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 23 november 2010.