Consument heeft contract niet getekend en niet bij ondernemer ingeleverd, geen rechtsgeldige overeenkomst

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Totstandkoming overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 4730/10851

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Vanwege onenigheid tussen de consument en de ondernemer heeft de consument voorafgaand aan de opvang mondeling aangegeven van de opvang af te zien. Zij had al een factuur vooruitbetaald, maar wil dit bedrag terugkrijgen aangezien er nog niet was gestart met de opvang. Daarnaast heeft zij de overeenkomst niet getekend en ook nog niet bij de ondernemer ingeleverd, dus volgens haar is deze niet rechtsgeldig gesloten. De ondernemer heeft zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie verwijst naar de algemene voorwaarden van de brancheorganisatie Kinderopvang waarin is vermeld dat een overeenkomst pas ingaat op de datum dat de schriftelijke aanvaarding door de ouder op het aanbod van de ondernemer is ontvangen. Nu de consument de overeenkomst niet ondertekend bij de ondernemer heeft ingeleverd, is er in dit geval geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen. Dit betekent dat er geen betalingsverplichting op de consument rust. De ondernemer moet dus zorgen voor de terugbetaling van de door de consument onterecht betaalde factuur.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de door de consument gewenste annulering van de overeenkomst, die per 17 juni 2019 zou ingaan. De consument heeft op 14 juni 2020 mondeling laten weten van de opvang af te zien.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Volgens de door de ondernemer opgestelde, maar nog niet door de consument ondertekende en nooit geretourneerde overeenkomst is het zoontje van de consument aangemeld voor dagopvang bij de ondernemer met ingang van 17 juni 2019 gedurende twee dagen per week. Voorafgaand daaraan is op 22 mei 2019 een factuur aan de consument verzonden ten bedrage van € 349,80 voor kinderopvang op 18, 19, 25 en 26 juni 2019. De consument heeft deze factuur voldaan.

De consument wilde haar zoontje bij de kinderopvang van de ondernemer laten plaatsen. Bij het eerste kennismakingsgesprek is haar moeder mee geweest en hebben zij samen duidelijk gemaakt dat de erkenner/vader van het zoontje, hem niet mocht meenemen in verband met een veiligheidsrisico. De ondernemer gaf aan dat zij dat niet zouden doen als de consument het gezagformulier van de rechtbank zou regelen. Dit heeft de consument gedaan. Enige tijd na de betaling die de consument aan de ondernemer heeft gedaan, vertelde een medewerker van het kinderdagverblijf dat zij het zoontje toch aan de erkenner/vader zouden meegeven, ondanks het ontbreken van toestemming van de consument. Dit omdat het kinderdagverblijf niet tussen ruzie van de ouders in wilde staan. Volgens de consument was dit echter niet de afspraak en mag dit ook helemaal niet. Na deze mededeling heeft de consument de ondernemer geïnformeerd dat zij van de opvang wenste af te zien. De consument heeft de overeenkomst niet bij de ondernemer ingeleverd, dus volgens haar is deze niet rechtsgeldig gesloten. De consument heeft de ondernemer een aangetekende brief d.d. 26 juni 2019 verstuurd, die zij aan de commissie heeft overgelegd.

Ter zitting heeft de consument onder meer nog het volgende naar voren gebracht. De consument heeft geen gebruik gemaakt van de opvang van de ondernemer omdat zij al voor de ingangsdatum had laten weten ervan af te zien. De consument heeft een verklaring bij de rechtbank opgevraagd waarin is vermeld dat alleen de moeder belast is met het ouderlijk gezag over haar zoontje. Deze verklaring heeft zij aan de ondernemer overhandigd. De consument heeft meerdere keren contact opgenomen met de ondernemer om te vragen of hij het betaalde bedrag aan haar wilde terugbetalen, maar de ondernemer wenste haar niet meer te woord te staan.

De consument verlangt het door haar betaalde bedrag van € 349,80 terug omdat zij meent dat dit onverschuldigd is betaald. Tevens verlangt ze terugbetaling van de juridische kosten in deze procedure.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat zij op grond van het bepaalde in artikel 4 van haar reglement bevoegd is een geschil tussen de consument en een ondernemer te behandelen, ongeacht of de ondernemer is geregistreerd bij de commissie. Bij een geregistreerde ondernemer doet de commissie een bindende uitspraak. Bij een niet geregistreerde ondernemer, waarvan in het onderhavige geschil sprake is, doet de commissie een niet bindende uitspraak.

Verder stelt de commissie vast dat zij bevoegd is geschillen tussen de consument en de ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of uitvoering van een overeenkomst tot kinderopvang. De commissie is dus ook bevoegd geschillen behandelen waarbij er discussie bestaat over de vraag of de overeenkomst al dan niet tot stand is gekomen.

Kern van dit geschil is de vraag, of de consument van de opvang mocht afzien zonder dat zij kosten verschuldigd is.

De commissie stelt voorop dat in het algemeen een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding, ongeacht de vorm; dit kan dus ook mondeling geschieden. De ondernemer heeft echter in artikel 1 van haar algemene bepalingen vastgelegd dat de plaatsingsovereenkomst tot stand komt onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat door het kinderdagverblijf een door de ouder getekend exemplaar hiervan is ontvangen. Ook in artikel 6 lid 2 van de Algemene voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang is vermeld, dat de overeenkomst pas ingaat op de datum dat de schriftelijke aanvaarding door de ouder van het aanbod van de ondernemer is ontvangen. Nu de consument de overeenkomst niet ondertekend bij de ondernemer heeft ingeleverd, betekent dit dat er in dit geval geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Dat betekent eveneens dat op de consument geen betalingsverplichting rust. Het vorenstaande klemt temeer nu de consument geen gebruik van de opvang heeft gemaakt.

De conclusie moet zijn dat het vooruit betaalde bedrag van € 349,80 door de consument onverschuldigd aan de ondernemer is betaald en dat zij recht heeft op terugbetaling hiervan.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Om die reden zal de commissie tevens bepalen dat de ondernemer, conform artikel 19 van het reglement, het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.

De eventuele verdere door de consument in het kader van deze procedure gemaakte kosten komen conform artikel 20 van het reglement voor eigen rekening.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer dient aan de consument een bedrag van € 349,80 aan de consument terug te betalen wegens onverschuldigde betaling.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Betaling dient plaats te vinden binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. H.M. Veenstra, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 24 september 2020.