Consument heeft geen reden om facturen corona-periode niet te betalen

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Kosten    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 133682/137982

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft tijdens de corona-periode drie facturen en een factuur uit 2015 niet betaald. De ondernemer wil die nu innen. De consument stelt dat de overheid consumenten niet verplicht, maar alleen verzocht heeft door te betalen. Daarnaast had de ondernemer gezegd dat dat kosten vergoed zouden worden, maar de consument heeft niets ontvangen. Volgens de consument is de ondernemer de overeenkomst niet nagekomen en heeft zij recht om de andere betalingen uit deze periode ook terug te krijgen. De ondernemer heeft de ouders meerdere keren, via de mail, geïnformeerd over de betalingen, noodopvang en de teruggave van de kosten tijdens de corona-periode. De ondernemer mocht in deze periode alleen voor noodopvang open zijn. Volgens de ondernemer is de consument zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van de compensatie voor de coronabetalingen. Het deel van het bedrag dat niet door de overheid gecompenseerd wordt, is door de ondernemer gecompenseerd. De commissie oordeelt dat er sprake is van overmacht en dat de sluiting van de opvang de ondernemer niet aangerekend kan worden. Daarom, en omdat de consument de schade vergoed krijgt, vanuit de overheid en de ondernemer, is er geen reden om de facturen niet te betalen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de betaling van de kinderopvang gedurende de sluiting van de ondernemer wegens de coronamaatregelen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Tijdens de coronasluiting heeft de consument de buitenschoolse opvang doorbetaald op drie betalingen na. De ondernemer heeft een incassobureau ingeschakeld om alsnog deze bedragen te innen. Ook blijkt dat de consument in 2015 een termijn niet heeft voldaan. Ook deze termijn wil de ondernemer nu innen.
De consument is echter van mening dat de overheid verzocht heeft de betalingen van de opvang door te betalen, dit is dus geen verplichting. De kosten hiervoor zouden vergoed worden volgens de ondernemer. De consument heeft echter geen vergoeding gekregen. De ondernemer heeft hierover ook geen enkel overleg met de consument gepleegd. De ondernemer is eenvoudigweg zijn leveringsplicht niet nagekomen.
De consument is dan ook van mening dat zij alle overige betalingen van de periodes waarin de ondernemer niet heeft geleverd, terug kan vorderen.

De consument stelt voor dat de ondernemer het resterende bedrag terugstort en de kosten voor de geschillencommissie, bij elkaar € 395,–, betaalt. Daarbij draait de ondernemer zelf op voor de berekende rente en incassokosten. De consument stelt daarnaast een (kleine) compensatie voor voor de tijd die het gekost heeft om e.e.a. aanhangig te maken.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer heeft vele mailings aan ouders doen uitgaan over de noodopvang, de betaling en de teruggave van de kosten voor kinderopvang. De ondernemer mocht, zoals ook in die periode overal werd gecommuniceerd door allerlei media, alleen open voor noodopvang. Dit was niet de keuze van de ondernemer, maar de ondernemer werd hiertoe in het belang van de volksgezondheid ‘gedwongen’. Van een niet nakomen van leveringsplicht is geen sprake. De consument had, indien zij behoorde tot de cruciale beroepen, gebruik kunnen maken van de opvang. Het eventuele terugvorderen van wel betaalde maanden is dan ook niet reëel. De consument beklaagt zich dat ze de kosten niet vergoed heeft gekregen. Uiteraard was zij zelf verantwoordelijk om de compensatie aan te vragen. De ondernemer heeft alle ouders daarover geïnformeerd. Het bedrag boven het maximumbedrag dat de ouders terug kunnen krijgen van de fiscus, is door de ondernemer gecrediteerd, terwijl de consument de facturen niet voldaan heeft.
De ondernemer is van mening dat de consument de facturen plus de incassokosten dient te voldoen.
De ondernemer geeft aan altijd bereid te zijn tot een betalingsregeling.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De sluiting van de kinderopvang in verband met de oplegde maatregelen rond Covid-19 duidt de commissie als een omstandigheid die niet aan de ondernemer kan worden toegerekend. De ondernemer treft in deze geen schuld. De sluiting komt noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening. Dat betekent dat sprake is van een overmachtssituatie aan de zijde van de ondernemer (artikel 6:75 BW).

De overheid en de brancheorganisaties kinderopvang hebben de ouders die van de reguliere kinderopvang gebruik maakten, met klem gevraagd de kinderopvangvergoeding te blijven betalen ook al stonden daar in verband met de coronamaatregelen geen geleverde diensten tegenover. Tevens is daarbij aangegeven dat daardoor het recht op kinderopvangtoeslag bleef bestaan en dat de ouders voor die betalingen gecompenseerd zouden worden. Naar het oordeel van de commissie kan de consument zich er in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op beroepen dat slechts sprake is van een verzoek tot doorbetaling van de kinderopvang en dat zij hiertoe niet gehouden is.
Met de doorbetaling tijdens de sluitingsperiode is de kinderopvangsector in staat gebleven noodopvang
te verzorgen voor ouders met een cruciaal beroep en werden binnen de kinderopvang vele bedrijfsbeëindigingen voorkomen met alle gevolgen voor continuïteit van de kinderopvang na de coronacrisis. Dit zijn naar het oordeel van de commissie maatschappelijke belangen die in dit geval zwaar dienen te wegen, te meer nu doorbetalende ouders daarvoor door de overheid zouden worden gecompenseerd. Op de consument rustte derhalve ook gedurende de sluiting van de kinderopvang een betalingsverplichting en komt haar geen beroep op opschorting toe omdat een dergelijke opschorting onevenredig grote schade veroorzaakt. De commissie overweegt hiertoe dat de ondernemer tijdelijk in overmacht verkeert en op hem geen schuld rust, de consument haar schade (het betalen van de factuur) grotendeels van overheidswege vergoed kan krijgen en daarmee ieder redelijk belang aan de opschorting van betaling komt te ontvallen. Hiermee wordt onevenredig grote schade (bijvoorbeeld sluiting) aan de zijde van de ondernemer voorkomen.

Gelet hierop is de consument gehouden de drie openstaande facturen met factuurnummer 186966 ten bedrage van € 72,60, factuurnummer 187586 ten bedrage van € 72,60 en factuurnummer 195080 ten bedrage van € 75,70 evenals de wettelijke rente van € 19,89 te voldoen. De incassokosten zoals genoemd in de brief van de deurwaarder d.d. 21 september 2021 van € 49,77 zijn niet verschuldigd nu de commissie in het dossier geen brief heeft aangetroffen van de deurwaarder waarin de consument in de gelegenheid is gesteld de vorderingen te voldoen zonder dat incassokosten verschuldigd zijn. Gelet op art. 6:96 lid 6 BW had de consument hiertoe eerst de gelegenheid dienen te krijgen.

Voor wat betreft de door de consument niet betaalde termijn uit 2015 oordeelt de commissie dat door de consument niet is gesteld noch onderbouwd dat of waarom deze termijn niet verschuldigd is. Hiervan is de commissie uit de stukken ook niet gebleken. De ondernemer heeft de consument voor deze factuur vele aanmaningen en herinneringen verstuurd. De commissie oordeelt dat de consument gehouden is ook deze factuur met factuurnummer 149645 ten bedrage van € 110,92 aan de ondernemer te voldoen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de consument ongegrond;
– bepaalt dat de consument gehouden is binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies aan de ondernemer te voldoen een bedrag van € 351,71.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw mr. M.T.C.J. Nauta-Sluijs, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 18 januari 2022.