Consument heeft opdracht gegeven voor het uitvoeren van de werkzaamheden en dient danook de factuur te voldoen

De Geschillencommissie




Commissie: Schilders-, Behangers- en Glaszetbedrijf    Categorie: Aanbod    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 113749

De uitspraak:

Tussenadvies

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 5 juli 2017 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van overeengekomen werkzaamheden tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 7.274,25. De werkzaamheden zijn verricht in de periode van 4 september 2017 tot en met 26 september 2017 (oplevering). De consument heeft op 19 september 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 15 mei 2017 heeft de ondernemer een offerte uitgebracht voor schilderwerk aan de woning en de garage van de consument. Er was toen al geconstateerd dat ter plekke van de serre een hoekstijl en vermoedelijk ook de onderdorpel en vensterbanken houtrot vertoonden.

Op 2 juni 2017 heeft de consument de ondernemer telefonisch opdracht gegeven voor het schilderwerk aan de woning. Ter beperking van de kosten is geen opdracht gegeven voor het schilderwerk aan de garage, zo lang niet duidelijk was wat de kosten van herstel van het houtwerk zouden zijn.

De ondernemer heeft vervolgens voorgesteld om de reparatiekosten van het houtwerk voor zijn rekening te nemen, wanneer de consument ook opdracht zou geven voor het schilderwerk aan de garage. De consument heeft daarmee ingestemd. Er is dus opdracht gegeven voor het schilderwerk aan de woning en de garage, inclusief het herstel van houtrot in het houtwerk, voor een vaste aanneemsom, zoals eerder geoffreerd.

Op 19 september 2017 laat de ondernemer in een e-mailbericht weten dat de kosten voor het herstellen van het houtwerk door een timmerman niet vallen onder de aanneemsom, maar als meerwerk in rekening zullen worden gebracht. Het betreft een bedrag van € 1.576,87. Onder dreiging van stillegging van het werk en het nader factureren van extra meerwerk heeft de consument zich genoodzaakt gezien dit bedrag te betalen.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Wij hebben de timmerman geen opdracht gegeven. Die heeft gehandeld in opdracht van de ondernemer. Ik heb nog een aparte offerte gevraagd voor de boeiboorden, maar die heb ik nooit gekregen. Wij hebben onder protest betaald, niet omdat we het met het standpunt van de ondernemer eens waren. De ondernemer dreigde met een rekening voor meerwerk als we het timmerwerk niet zouden betalen.

De consument is bereid om € 750,– wegens meerwerk te betalen en, zo begrijpt de commissie, verlangt creditering van hetgeen daarboven wegens meerwerk in rekening is gebracht.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Tijdens de uitvoering van de aangenomen werkzaamheden bleek de woning verborgen gebreken te vertonen. Deze waren van dien aard dat er een timmerman aan te pas moest komen om deze te herstellen. Conform artikel 5, lid 3 van de toepasselijke Algemene Consumentenvoorwaarden van OnderhoudNL Garantie heeft de ondernemer de consument hier op gewezen. Daarbij is besproken dat er voor rekening van de consument een timmerman ingeschakeld zou worden, waarna het schilderwerk uitgevoerd zou kunnen worden.

Het is voor de consument altijd duidelijk geweest dat de kosten voor de timmerman voor haar rekening zouden komen. Zij heeft zelf contact opgenomen met de timmerman en heeft ook zelf aan hem opdracht gegeven voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De ondernemer heeft waargenomen dat de timmerman 19 meter aan boeiboorden heeft vervangen, een kapotte schuifpui heeft gerepareerd en diverse klemmende deuren passend heeft gemaakt. Dat zijn allemaal werkzaamheden die niets met schilderwerk te maken hebben of in de offerte waren uitgesloten.

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is veel werk uitgevoerd dat niet in de offerte was inbegrepen. Uit coulance is daarvoor geen bedrag in rekening gebracht.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik heb alleen de timmerman ingeschakeld om de hoek van de serre te herstellen. Dat zou ik voor mijn rekening nemen. De rest van het timmerwerk heeft de timmerman in opdracht van de consument uitgevoerd. Ik heb niet meer gedaan dan deze mensen aanbrengen. Zo heb ik de consument ook in contact gebracht met de dakdekker die werkzaamheden aan het platdak van de consument heeft uitgevoerd. Ik heb zo’n € 300,– in rekening gebracht gekregen voor het herstel van het houtwerk van de serre. Dat dat houtwerk niet goed was, kon ik meteen zien. Ik heb ook niet moeilijk gedaan over een paar plekken houtrot die ik verder nog heb aangetroffen.

Om het houtwerk van de serre te herstellen moest de ruit eruit. Die is daarbij beschadigd. Het vervangen daarvan heb ik voor mijn rekening genomen. En uiteindelijk heb ik uit coulance, om van de zaak af te zijn, ook nog de nieuwe boeiboorden geschilderd, hoewel dat niet in de offerte was inbegrepen. Maar kleine houtrotreparaties meenemen betekent nog niet dat de consument mag verwachten dat ik het vervangen van 19 meter Trespa boeiboorden voor mijn rekening ga nemen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij de stukken bevindt zich een e-mailwisseling van 4 oktober jl. met betrekking tot “de kosten van Teun”, waarbij de commissie aanneemt dat “Teun” de timmerman in kwestie is. Uit de e-mail van de consument aan de ondernemer leidt de commissie af dat er twee verschillende prijsopgaven zijn met betrekking tot dit timmerwerk: één die sluit op € 1.473,38 die de consument zou hebben ontvangen en één van € 1.5786,87 die de ondernemer zou hebben gekregen.

Om een oordeel te kunnen vellen over de vraag of deze kosten al dan niet terecht (geheel of voor een deel) als meerwerk in rekening kunnen worden gebracht, dient de commissie de beschikking te krijgen over de opgaven waar partijen blijkens deze e-mailwisseling over beschikken. De commissie zal partijen de gelegenheid bieden om deze overzichten in het geding te brengen, waarna de commissie zonder nieuwe zitting een beslissing zal geven.

Elke verdere beoordeling en beslissing wordt aangehouden.

De beslissing

De commissie bepaalt dat partijen binnen twee weken na verzending van dit bindend advies een kopie van de specificaties die zij hebben ontvangen van de bedragen die zijn genoemd in de e-mailwisseling van op of omstreeks 4 oktober 2017 in het geding moeten brengen.

Vervolgens zal de commissie op basis van de stukken bindend adviseren.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Schilders- Behangers- en Glaszetbedrijf, bestaande uit
mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, mevrouw mr. M.J. Boon en de heer J. Hania, leden, op 8 december 2017.

De verdere beoordeling

Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen waarvoor de basis is gelegen in een offerte van de ondernemer van 15 mei 2017. In de offerte zijn onder meer onvoorziene omstandigheden uitgesloten, alsmede het schilderwerk van de trespa dakrand, het balkonhek en het plafond van de poort. Inbegrepen was het behandelen van scheuren en verstekken, waar nodig, met vloeibare hars en het opvullen met tweecomponenten expoxy vulmiddel.

Tussen partijen is voorts niet in discussie dat de facturen van het schilderwerk, die de ondernemer heeft gestuurd, zijn voldaan. De discussie betreft een factuur van Timmer- en montagebedrijf Van Z., welk bedrijf werkzaamheden heeft verricht en hout heeft geleverd ter vervanging van kozijnen of kozijndelen die door houtrot waren aangetast.

Partijen zijn het eens over het feit dat bij het opnemen van het werk was opgevallen dat ter plekke van de serre een hoekstijl en vermoedelijk ook de onderdorpel en vensterbanken houtrot vertoonden. Volgens de consument heeft hij, vanwege onduidelijkheid rondom de omvang van de kosten voor het herstellen van het houtwerk, geen opdracht willen geven zolang niet duidelijk was wat die kosten zouden zijn. De ondernemer zou daarop hebben toegezegd de houtrot voor eigen rekening te herstellen, als de consument opdracht zou geven voor het schilderwerk. Dat laatste weerspreekt de ondernemer niet, maar hij merkt op dat vervolgens is gebleken dat er veel meer houtwerk door houtrot was aangetast dan bij de bezichtiging was waargenomen en dat hij vervolgens met de consument is overeengekomen dat de consument het houtwerk door genoemd timmerbedrijf zou laten herstellen.

Feit is dat de consument het timmerbedrijf heeft ingeschakeld en het timmerbedrijf ook rechtstreeks aan de consument een bedrag van € 1.576,87 heeft gefactureerd. De consument stelt dat dit bedrag op grond van de gemaakte afspraak voor rekening van de ondernemer dient te komen, in elk geval voor zover het het herstel van de serre betreft.

De commissie merkt echter op dat de ondernemer bij zijn verweer een kopie van een factuur van het timmerbedrijf in het geding heeft gebracht waarbij hem een bedrag van € 465,85 inclusief btw in rekening is gebracht voor de reparatie van de serre.

De consument heeft in een e-mail van 3 oktober 2017 aan de ondernemer opgemerkt dat volgens het timmerbedrijf de kosten voor het herstel van de serre bestonden uit 13,5 uren werk à € 35,– exclusief btw en circa € 175,– materiaal, tezamen € 746,73 inclusief btw. De ondernemer heeft echter betoogd en met genoemde kopie van een factuur aannemelijk gemaakt dat de kosten voor het herstel van de serre door het timmerbedrijf rechtstreeks bij hem in rekening zijn gebracht. Dat de aan de consument gezonden factuur (deels) betrekking heeft op werk aan de kozijnen van de serre, blijkt niet uit die factuur. Ook de nader overgelegde kladberekeningen geven daarvoor geen aanwijzing.
De commissie merkt daarbij op dat de ondernemer nog heeft aangevoerd dat het timmerbedrijf ook werkzaamheden aan de schuifpui heeft uitgevoerd, die mogelijk op de factuur in rekening zijn gebracht, naast de uren voor het dakterras, de luifel, de dakpoort en de garagedeur.

De commissie kan de consument in zoverre volgen dat de ondernemer bij het opnemen van het werk heeft gezien dat het houtwerk van de serre slecht was. Hij heeft ook niet weersproken een toezegging te hebben gedaan om de behandeling van rotte plekken voor zijn rekening te nemen. De commissie is van oordeel dat de consument er dan tenminste op mocht vertrouwen dat de ondernemer de kosten die samenhingen met het herstel van het houtwerk van de serre voor zijn rekening zou nemen, ook waar dat herstel mogelijk meer werk zou vragen dan het toepassen van vloeibare hars en epoxy vulmiddel. Echter, de consument mocht er niet op vertrouwen dat die toezegging ook zo ver ging dat de ondernemer opdracht zou moeten geven tot het uitvoeren van timmerwerk om rotte houtdelen te vervangen, omdat onverminderd blijft gelden dat de ondernemer in zijn offerte onvoorziene omstandigheden had uitgesloten. De kwaliteit van het hout van de serre was geen onvoorziene omstandigheid meer, maar dat de ondernemer bij de bezichtiging ook al had moeten of kunnen voorzien dat ander houtwerk zodanig was aangetast dat kozijnen en dorpels (of delen daarvan) niet meer met vloeibare hars of epoxy hersteld konden worden maar vervangen zouden moeten worden, is niet gesteld of gebleken. In zoverre slaagt naar het oordeel van de commissie het beroep van de ondernemer op onvoorziene omstandigheden, zoals ook door hem gedaan in een e-mail aan de consument van 21 september 2017.

De slotsom luidt dat de ondernemer geen meerwerk in rekening heeft gebracht. De uitvoering van het door het timmerbedrijf aan de consument gefactureerde bedrag is opgedragen door de consument. Niet gebleken is dat (een deel van) dat timmerwerk betrekking heeft gehad op ander houtwerk dan van de serre. Voor zover in de uitvoering van het werk is gebleken dat dat houtwerk zo slecht was dat het vervangen moest worden, betreft dat een onvoorziene omstandigheid, waar de ondernemer op heeft kunnen wijzen. Dat ooit overeenstemming heeft bestaan tussen de consument en de ondernemer dat de laatste een deel van deze kosten van het timmerbedrijf voor zijn rekening zou nemen, is de commissie niet gebleken. De commissie ziet dan ook geen gronden om de ondernemer gehouden te achten bij te dragen in de kosten die het timmerbedrijf de consument in rekening heeft gebracht.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Schilders- Behangers- en Glaszetbedrijf, bestaande uit
mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, mevrouw mr. M.J. Boon en de heer J. Hania, leden, op 12 maart 2018.