
Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Overeenkomst / Prijs
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
202643/204931
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil vloeit voort uit een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot, het leveren en plaatsen van radiatoren tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.026,08. Het geschil betreft de vraag wat de inhoud is van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De ondernemer heeft aan de consument een prijs afgegeven, waarvoor het werk gemaakt zou worden. De consument heeft die prijs geaccepteerd. Aanvullend heeft de consument gevraagd hoe de prijs was
opgebouwd. Daarop heeft de ondernemer inzichtelijk gemaakt wat de calculatie van de ondernemer voor
de afgegeven prijs geweest was. Hieruit concludeerde consument dat hij teveel zou hebben betaald. De commissie is van oordeel dat door de ondernemer een vaste prijs is afgegeven, die door de consument onmiskenbaar is geaccepteerd. Voor het standpunt van de consument dat door het afgeven van een specificatie een vast uurtarief overeengekomen is ziet de commissie in de tussen partijen gewisselde communicatie verder ook geen steun. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 26 januari 2023 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De
ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot, in hoofdzaak, het leveren en plaatsen van radiatoren tegen de
daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.026,08.
De levering en de werkzaamheden vonden plaats op of omstreeks 1 februari 2023.
Het geschil betreft de vraag wat de inhoud is van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft voorafgaand aan de werkzaamheden een prijsopgaaf gegeven, met, voor zover van
belang, als inhoud dat het werk 6 uur zou kosten tegen een loon à € 84,–.
Bij uitvoering bleken de werkzaamheden rond de viereneenhalf uur te duren. De ondernemer heeft echter
geëist dat het hele bedrag betaald wordt, dus ook voor de niet-gewerkte uren.
De consument had echter op voorhand juist naar een kostenspecificatie gevraagd, om als leek een
inschatting te kunnen maken van wat een redelijke prijs is. De consument heeft aanvankelijk slechts voor
vijf uur betaald, € 924,44. Het restant is uiteindelijk onder protest betaald.
De consument verlangt terugbetaling van het verschil ad € 101,64.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.
Met de consument is een prijs afgesproken. De consument weigert die prijs te betalen, omdat minder uren
gemaakt zouden zijn. De afgegeven prijs is echter een vaste prijs.
Bovendien hebben twee monteurs samen drie-en-een-half uur gewerkt, inclusief reistijd, Het werk heeft dus
zeven uur gekost.
De ondernemer heeft niet meer in rekening gebracht dan afgesproken is.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft aan de consument een prijs afgegeven, waarvoor het werk gemaakt zou worden. De
consument heeft die prijs geaccepteerd. Aanvullend heeft de consument gevraagd hoe de prijs was
opgebouwd. Daarop heeft de ondernemer inzichtelijk gemaakt wat de calculatie van de ondernemer voor
de afgegeven prijs geweest was.
De commissie is van oordeel dat door de ondernemer een vaste prijs is afgegeven, die door de consument
onmiskenbaar is geaccepteerd. Uit het enkele gebruik van “in principe” in de email van de consument
hoefde de ondernemer niet af te leiden dat de consument juist niet akkoord was en geen vaste prijs wilde
afspreken.
Voor het standpunt van de consument dat door het afgeven van een specificatie een vast uurtarief overeengekomen is ziet de commissie in de tussen partijen gewisselde communicatie verder ook geen steun.
Ten overvloede merkt de commissie op dat de ondernemer bovendien voldoende aannemelijk heeft
gemaakt dat in totaal zeven mensuren zijn gemaakt, waarmee de interne calculatie van de ondernemer
zelfs is overschreden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk,
voorzitter, P.A. Frank en mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 26 april 2023.