Commissie: Energie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Bindend Advies na Tussen Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
158610/164710
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak is het Bindend Advies van een eerder gegeven Bevoegdverklaring, Tussen Advies en Tussen Advies.
Dit geschil vloeit voort uit een gebruiksovereenkomst tussen consument en ondernemer. Hierbij heeft ondernemer zich verplicht tot het verhuren van een warmtepomp aan consument. Consument heeft voor een periode een storing gehad en wil daarvoor een storingsvergoeding van ondernemer.
Partijen hebben eerder in deze zaak aanvullende stukken op verzoek van de commissie aangeleverd. Het onderwerp in dit geschil is of de storing valt onder het werkterrein van ondernemer. Een deskundige heeft een onderzoek uitgevoerd naar de situatie rondom de warmtepomp. Uit het deskundigenrapport is gebleken dat er warmte met een te lage temperatuur aan consument is geleverd. Volgens de Warmtewet betekent dit dat er een ernstige storing heeft plaatsgevonden. De commissie oordeelt dat ondernemer een compensatie aan consument moet betalen. De klacht wordt gegrond verklaard.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadviezen d.d. 12 december 2022 en 28 februari 2023 de eindbeslissing aangehouden.
De inhoud van deze tussenadviezen moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Onderwerp van het geschil
De commissie verwijst naar meergenoemde tussenbeslissingen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar meergenoemde tussenadviezen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar meergenoemde tussenadviezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het tussenadvies d.d. 28 februari 2023 heeft de commissie aan een deskundige opdracht gegeven een onderzoek in te stellen en een aantal vragen te beantwoorden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het op 13 juni 2023 uitgebrachte rapport te reageren; consument heeft dat gedaan. Vervolgens is aan de deskundige nog een aantal aanvullende vragen gesteld. Wederom zijn partijen in de gelegenheid gesteld op het vervolgens op 21 augustus 2023 uitgebrachte rapport te reageren, doch daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
De commissie herhaalt hetgeen zij in haar bevoegdheidsbeslissing d.d. 9 augustus 2022 heeft beslist: zij is ter zake bevoegd nu de Warmtewet van toepassing is.
Het gaat in deze zaak om de vraag of een door de consument ervaren storing gelegen is in de van de ondernemer gehuurde apparatuur of gelegen is in de binnen-installatie van het door de consument gehuurde appartement, voor welke binnen-installatie de ondernemer niet verantwoordelijk is. De consument vordert de wettelijke storingsvergoeding over de periode 26 november 2020 tot en met 21 februari 2021. Die vergoeding geldt vanaf de datum dat de consument over de storing geklaagd heeft (artikel 4 lid 3 onder a Warmteregeling). De consument heeft, hoewel daarom in een tussenadvies gevraagd is, geen bewijzen overgelegd dat hij eerder dan 4 januari 2021 bij de ondernemer over de storing geklaagd heeft. Een eerdere storing is dan ook voor de compensatieregeling niet relevant.
Hoewel daarom gevraagd heeft de ondernemer geen storingsregistratie overgelegd. De ondernemer is op grond van artikel 2 lid 7 Warmtewet gehouden een dergelijke registratie bij te houden. Uiteindelijk heeft de deskundige door opvraag bij de warmtepompleverancier een overzicht overgelegd van de door de warmtepomp aan de consument geleverde temperatuur (waarbij “Setpoint ruimte” staat voor de gevraagde temperatuur en “T Ruimte” staat voor de geleverde temperatuur). Uit dat overzicht blijkt dat in de periode 4 januari 2021 tot en met 21 februari 2021, behoudens enkele relatief korte en daarom te verwaarlozen onderbrekingen, warmte met een te lage temperatuur aan de consument geleverd is. Dat levert een ernstige storing op in de zin van de Warmtewet (artikel 3 a lid 1 Warmtewet juncto artikel 4 lid 1 Warmteregeling). Overigens is de opmerking van de deskundige dat de temperatuurverschillen minimaal zijn niet in overeenstemming met het overgelegde overzicht en de door de warmtepompleverancier gemaakte opmerkingen bij die verschillen. Dan is de compensatieregeling als vermeld in artikel 4 lid 2 Warmteregeling van toepassing. De ondernemer dient die compensatie aan de consument te betalen. De commissie merkt nog op dat genoemd overzicht geen oorzaken van de storing vermeldt. Voor zover dat van belang zou zijn, is dat voor rekening en risico van de ondernemer, nu hij niet voldaan heeft aan de wettelijke verplichting een storingsregistratie bij te houden, nog daargelaten dat hij die niet overgelegd heeft.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer dient aan de consument de compensatie als bedoeld in artikel 4 lid 2 Warmteregeling te betalen voor de periode 4 januari tot en met 21 februari 2021.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van €52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, de heer R.A. Timmer en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 25 september 2023.