Consument huurt seizoenplaats en ontbeert daarom de extra bescherming van de recron-voorwaarden voor vaste plaatsen.

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. seizoenstandplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC05-0076

De uitspraak:

Standpunt van de consument
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De consument heeft al 30 jaar een standplaats op de camping. In 1998 kocht de consument een nieuwe, gebruikte toercaravan. De toenmalige eigenaar adviseerde de caravan uit voorzorg in de winter naar een hoger gelegen deel van het terrein te verplaatsen. Sindsdien wordt de caravan in de winter verplaatst. Er was geen sprake van een apart tarief voor de winterstalling.
De consument betaalde één huursom voor het hele jaar. Er werden door de vorige eigenaren geen schriftelijke contracten opgesteld. Er werden geen Recron-voorwaarden verstrekt.
 
De vorige eigenaar beschouwde de standplaats als een vaste plaats. Dit blijkt uit een aan de consument gericht schrijven van 29 oktober 2002 dat werd verstuurd aan alle recreanten op de camping en waarin in de tekst wordt vermeld “u als jaarplaatshouder”. Deze brief bevat de aankondiging van een voorgenomen herstructurering waarbij vaste plaatsen zouden worden opgezegd. Die herstructurering is uiteindelijk niet doorgevoerd.
 
Geen van de caravans op het terrein is aangesloten op riolering en waterleiding. Wel is er aansluiting op de elektriciteit. In de winter blijft de vloer van de tent op de standplaats liggen. De consument beschikt niet over een terras of schuurtje op zijn standplaats.
 
De huidige eigenaar heeft in 2004 ook één tarief voor het gehele jaar in rekening gebracht. In december 2004 heeft de ondernemer aan een aantal recreanten voor 2005 een seizoenovereenkomst doen toekomen, maar niet aan de consument. De consument kreeg pas op 1 april 2005 een seizoenovereenkomst aangeboden, die hij op 2 april onder protest tekende op het kantoor van de ondernemer. Hij ondertekende toen ook een winterstallingovereenkomst in de veronderstelling dat deze voor het volgende seizoen was bestemd. Later bleek dat het ging om het afgelopen winterseizoen. De consument werd door de ondernemer onder druk gezet om deze contracten te tekenen.
 
Aan het einde van het seizoen heeft de ondernemer de consument meegedeeld geen nieuwe winterstallingovereenkomst met hem te willen aangaan. De consument moest zijn standplaats ontruimen. De ondernemer wilde hier niet van afzien ondanks een beroep op artikel 13 lid 4 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen en het verzoek hiertoe van de commissie. De consument heeft toen zijn caravan verplaatst naar een andere camping en zijn standplaats ontruimd. De consument verlangt vergoeding van de door hem gemaakte transport- en stallingkosten van respectievelijk
€ 35,70 en € 139,99.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Ter zitting heeft de ondernemer – voorzover relevant voor dit geschil – het volgende aangevoerd.
 
De vorige eigenaar heeft geen mededeling gedaan over de soort standplaatsen. In het eerste jaar nam de ondernemer de wijze van facturering van de vorige eigenaar met een factuur voor “Jaarplaats/Seizoenplaats/Havengeld” over. Aangezien de vorige eigenaren geen schriftelijke overeenkomsten hanteerden, wilde de ondernemer meer duidelijkheid bieden. Daarom heeft hij in overleg met de Recron overeenkomsten opgesteld en aan de recreanten verzonden. De ondernemer meent dat er geen twijfel over bestaat dat de consument een seizoenplaats huurt. De standplaats mag slechts worden gebruikt in het zomerseizoen en de toercaravan wordt van de standplaats verwijderd in het winterseizoen. Bovendien heeft de consument een winterstallingovereenkomst voor de periode 2004/2005 die samen met de seizoenovereenkomst en nota in december 2004 aan de consument werd verzonden, ondertekend.
 
Een seizoenovereenkomst eindigt automatisch aan het einde van de overeengekomen periode. De ondernemer heeft de vrijheid al dan niet een nieuwe overeenkomst aan te gaan. De ondernemer heeft er voor gekozen de consument geen winterstallingovereenkomst aan te bieden.
De consument beriep zich op artikel 13 lid 4 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen. De toepasselijke voorwaarden zijn echter de Recron-voorwaarden voor seizoenplaatsen.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De beoordeling van de verhoging van sta- en liggelden is afhankelijk van de vraag welke voorwaarden van de Recron van toepassing zijn. Dit hangt af van de vraag wat voor overeenkomst de consument met de ondernemer heeft gesloten. De huidige ondernemer is gehouden de huurovereenkomst met de consument voort te zetten onder dezelfde voorwaarden als de voorgaande verhuurder. Vaststaat dat de vorige eigenaar geen schriftelijke overeenkomst met de consument is aangegaan. De consument beroept zich op het feit dat mondeling met de vorige eigenaar werd overeengekomen dat de consument een vaste plaats huurt. Dit zou blijken uit de zeer lange duur van het verblijf op de camping en uit het schrijven van de vorige eigenaar van 29 oktober 2002 aan de consument waarin in de tekst wordt vermeld “u als jaarplaatshouder”.
 
De commissie is van oordeel dat een langdurig verblijf niet hoeft te duiden op een vaste standplaats. Ook een seizoenovereenkomst kan ieder seizoen opnieuw worden aangegaan. De commissie is van mening dat de bovengenoemde brief van 29 oktober 2002 aan alle recreanten op de camping, waaronder de consument, geen doorslaggevend bewijs vormt dat de consument een overeenkomst met betrekking tot een vaste standplaats met de vorige eigenaar van de camping aanging. Op de nota die de vorige eigenaar hanteerde ten aanzien van alle recreanten waaronder de consument wordt vermeld: “Factuur Jaarplaats/Seizoenplaats/Havengeld”. Er wordt niet verwezen naar de voorwaarden van de Recron. Er wordt dus niet vermeld van welke overeenkomst, een seizoenplaats- of vaste plaatsovereenkomst, sprake is. Uit het feit dat het woord “Seizoenplaats” wordt vermeld, leidt de commissie af dat er niet alleen sprake was van vaste plaatsen op het terrein.
 
Feitelijk voldoet de standplaats van de consument aan de definitie van een seizoenplaats in artikel 1 van de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen: “een plaats die beschikbaar is voor een kampeermiddel voor een periode van tenminste drie maanden en ten hoogste acht maanden”. De plaats is slechts in het seizoen beschikbaar en in de winter wordt de caravan van de consument verplaatst naar een ander, hoger gelegen deel van de camping. De plaats is niet ingericht als een vaste standplaats: er is geen sprake van aansluiting op de nutsvoorzieningen behalve elektriciteit (dat geldt overigens voor alle stacaravans op de camping) en er is geen sprake van bouwwerken op de standplaats, zoals een terras of schuurtje. De consument heeft een toercaravan.
 
Gezien de feitelijke situatie meent de commissie dat pas dan aangenomen kan worden dat de vorige eigenaar desondanks een vaste plaatsovereenkomst met de consument aanging, indien dat wordt bevestigd in een schriftelijke overeenkomst of ander schriftelijk bewijsstuk dat expliciet voor dat doel is opgesteld. Een algemene brief naar (vermoedelijk) alle recreanten geeft onvoldoende duidelijkheid over de bedoeling van de eigenaar, gezien de inhoud van de door hem verstrekte facturen.
 
Op grond van het bovenstaande is de commissie van oordeel dat niet is aangetoond door de consument dat hij, ondanks het feitelijke gebruik van zijn standplaats als seizoenplaats, een vaste plaatsovereenkomst met de vorige eigenaar is aangegaan. Daarbij merkt de commissie nog het volgende op.
De extra bescherming die houders van vaste standplaatsen op grond van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen genieten, is tot stand gekomen omdat beëindiging en ontruiming van een vaste plaats waarop zich gewoonlijk een stacaravan met aanbouwsels en terras en/of tuin bevindt, ingrijpend en kostbaar is vanwege het afbreken, transporteren en weer opbouwen. Bij een toercaravan is dit in veel mindere mate het geval.
 
De commissie komt tot de conclusie dat er van uit gegaan dient te worden dat de consument een seizoenplaats huurde. De ondernemer heeft dan ook niet in strijd met zijn verplichtingen gehandeld door de consument een schriftelijke winterstalling- en seizoenovereenkomst voor 2005 aan te bieden.
 
Op de overeenkomst van de consument zijn de Recron-voorwaarden seizoenplaatsen van toepassing. Deze voorwaarden bevatten geen bepalingen over de huurverhoging. Ingeval van de totstandkoming van een overeenkomst voor een nieuw seizoen, staat het de ondernemer vrij de huurprijs daarvoor vast te stellen en kan de consument de overeenkomst voor die prijs weigeren. De commissie is dan ook van oordeel dat de inhoud van eerdere bindende adviezen waarin de Recron-voorwaarden vaste plaatsen werden toegepast, niet maatgevend zijn inzake de klachten die de consument heeft ingediend.
 
De klachten van de consument over de tariefverhogingen in 2004 en 2005 zijn derhalve ongegrond.
De consument heeft naar het oordeel van de consument geen belang meer bij een uitspraak over de
wijziging van de algemene voorwaarden van de ondernemer, aangezien de consument inmiddels geen standplaats meer op de camping van de ondernemer huurt.
 
Ten aanzien van de beëindiging van de overeenkomst en de ontruiming van de standplaats merkt de commissie het volgende op. De commissie betreurt het dat de ondernemer niet de uitspraak van de commissie heeft afgewacht over de vraag of sprake is van een vaste plaats of een seizoenplaats. Indien de commissie tot een andere conclusie gekomen zou zijn over de overeenkomst, zou de ondernemer gehandeld hebben in strijd met de Recron-voorwaarden vaste plaatsen door te eisen dat de consument zijn standplaats ontruimde. De commissie ziet echter geen aanleiding aan de consument vergoeding van zijn onkosten in verband met transport en winterstalling toe te kennen, omdat deze kosten toch gemaakt zouden moeten worden na de beëindiging van de overeenkomst.
 
Aangezien sprake is van een seizoenovereenkomst, is de overeenkomst geëindigd na afloop van de overeengekomen termijn, dat wil zeggen op of omstreeks 1 oktober 2005.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 22 december 2005.