
Commissie: Recreatie
Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. seizoenstandplaatsen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
49081
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet verlengen van het huurcontract inzake de staanplaats van de caravan. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In september 2009 heeft de consument van de toenmalige eigenaar een caravan op het campingpark gekocht. Deze caravan heeft de consument gekocht op de plaats waar die caravan al 2 jaar stond. Het was volgens de consument niet gebruikelijk om bij de koop van de caravan de plaats over te nemen, maar in overleg met [de campingmanager] mocht de consument dat in dit geval wel. Daarom heeft de consument niet alleen de caravan overgenomen maar ook het straatwerk en de beplanting. Voor het straatwerk en de beplanting heeft de consument een overnamebedrag betaald van € 1.000,–. De toenmalige eigenaar van de caravan heeft na de verkoop een stacaravan gekocht tegenover de oude locatie van de caravan. Medio september 2010 heeft de consument van de ondernemer tot zijn grote verbazing bericht ontvangen dat hij vóór 15 oktober 2010 zijn caravan moest weghalen en de plaats vrij en leeg diende op te leveren. De consument is het daar niet mee eens. De consument wenst dat het contract ook in 2011 doorloopt, omdat er volgens hem geen reden is om dat te weigeren. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft gedurende het seizoen 2010 een seizoenplaats gehuurd. Die overeenkomst geldt voor de bepaalde duur van het seizoen lopend van 1 januari 2010 tot 1 oktober 2010. In de overeenkomst is ook duidelijk opgenomen dat de consument de locatie vóór 1 oktober 2010 leeg en opgeruimd diende op te leveren. Deze overeenkomst eindigt aan het einde van het seizoen van rechtswege, dus zonder opzegging. De ondernemer verwijst daarvoor ook naar artikel 3 van de Recron-voorwaarden. Na afloop van deze overeenkomst zijn er geen wederzijdse verplichtingen en kunnen er ook geen rechten aan de beëindigde overeenkomst ontleend worden, aldus de ondernemer. Beoordeling van het geschil De ondernemer en de consument hebben op 6 september 2009 een “Overeenkomst Seizoenslocatie” ondertekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen: “Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2010 en eindigt op 30 september 2010. Na afloop van de overeenkomst dient de recreant de locatie leeg en opgeruimd op te leveren, vóór 1 oktober.” Verder zijn in de overeenkomst de Recron-voorwaarden van toepassing verklaard. De commissie is met de ondernemer van oordeel dat op basis van artikel 3 van de Recron voorwaarden deze overeenkomst aan het einde van het seizoen van rechtswege eindigde door het enkele tijdverloop. Opzegging was daarvoor niet nodig. De consument heeft zich er bij de commissie nog over beklaagd hoe rechteloos hij zich als seizoenhouder voelt. De commissie kan zich dat gevoel van rechteloosheid indenken, maar stelt tevens vast dat de consument willens en wetens akkoord is gegaan met een huurovereenkomst voor een seizoenplaats, met alle daaraan verbonden onzekerheid van dien. In dat verband heeft de consument tijdens de mondelinge behandeling nog aangegeven dat hij de door hem ondertekende overeenkomst niet goed gelezen heeft, maar die omstandigheid komt voor eigen rekening en risico van de consument. Tot slot heeft de consument tijdens de mondelinge behandeling nog gesteld dat de door hem gehuurde plaats in feite een vaste jaarplaats was, maar de consument heeft deze stelling onvoldoende weten te onderbouwen, zodat de commissie daaraan voorbijgaat. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard en dat de consument geen aanspraak kan maken op een seizoenplaats voor het jaar 2011. Beslissing Het door de consument verzochte wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 14 februari 2011.