Consument kon geen gebruik maken van abonnement; ondernemer heeft OV-chipkaart niet-geactiveerd, komt voor rekening van ondernemer.

  • Home >>
  • Openbaar Vervoer >>
De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Vervoerbewijs    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 56928

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een niet-geactiveerde OV-chipkaart.   De consument heeft op 27 maart 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Als gevolg van een gebrekkige interactie tussen drie gemeentelijke administraties is het bedrag van mijn jaarabonnement 2010/2011, dat liep van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011, niet op mijn salaris ingehouden, maar pas in maart 2011 in rekening gebracht. Het gevolg daarvan is geweest dat mijn abonnement niet op mijn OV-chipkaart is gezet. Daar kwam ik achter toen ik eind maart 2010 met mijn OV-chipkaart via de poortjes het metrostation wilde verlaten. Ik heb twee pogingen ondernomen, in maart 2010 en in augustus 2010, om het abonnement via de servicedesk van de ondernemer geactiveerd te krijgen. Dat is niet gelukt. Op advies van een medewerker van de ondernemer heb ik van augustus 2010 tot februari 2011 mijn reizen met de ondernemer apart afgerekend door middel van het opladen van mijn OV-chipkaart. Dat heeft mij circa € 150,– gekost. In de zomer van 2010 heb ik veel gefietst en nauwelijks van het openbaar vervoer gebruik gemaakt. Per 1 februari 2011 werkte het abonnement weer. Tot mijn verbijstering ontving ik in maart 2011 van [mijn werkgever] bericht dat in 2010 € 673,18 was betaald aan de ondernemer, maar dat men had verzuimd dit bedrag te verrekenen met mijn salaris. Dat betekent dat de ondernemer € 673,18 heeft ontvangen voor een dienst die mij niet is geleverd. Het abonnement is immers niet geactiveerd. Ik heb genoemd bedrag dus onverschuldigd betaald en wens dit terug.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Het klopt dat ik in februari en maart 2010 van het abonnement gebruik heb kunnen maken. In die periode was het niet nodig de OV-chipkaart te gebruiken en heb ik dus “op zicht” gereisd, zoals ik tot dusver steeds had gedaan.   De consument verlangt terugbetaling van een bedrag van € 673,18, althans 5/6e deel daarvan.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft al een aantal jaren via zijn werkgever een jaarabonnement van ons bedrijf. Zodra het abonnement of een verlenging daarvan is aangevraagd ontvangt of de werkgever of de reiziger een afhaalbrief. De werkgever van de consument heeft ervoor gekozen de afhaalbrief naar de werknemer te laten sturen. Met de afhaalbrief dient de reiziger naar een servicepunt van ons bedrijf te gaan om het abonnement op zijn OV-chipkaart te zetten. Pas nadat dit is gebeurd, kan er met het abonnement gereisd worden. Op 23 december 2009 hebben wij de aanvraag van de werkgever voor een verlenging van het abonnement van de consument voor het jaar 2010 ontvangen. Zodra de aanvraag in behandeling wordt genomen, wordt via een automatisch proces de afhaalbrief binnen een week verstuurd. De consument moet de afhaalbrief dan ook eind december 2009 hebben ontvangen. De consument is echter niet met de afhaalbrief naar een servicepunt gegaan om het abonnement op zijn OV-chipkaart te zetten. Hierdoor is het abonnement niet geactiveerd. De consument is daar zelf verantwoordelijk voor. Wij kunnen dan ook niet tot terugbetaling van het ontvangen bedrag van € 673,18 overgaan. Gelet op de hiervoor beschreven procedure kan de consument nooit het advies hebben ontvangen dat hij moest reizen op saldo binnen het abonnementsgebied in plaats van het alsnog laten activeren van zijn abonnement. Dat activeren is namelijk te allen tijde mogelijk, mits men de afhaalbrief toont. Als de reiziger de afhaalbrief niet heeft, kan hij via zijn werkgever een nieuwe aanvragen. Dat de werkgever van de consument heeft verzuimd het abonnementsgeld op zijn salaris in te houden is een omstandigheid waar wij buiten staan. Dat het abonnement niet was geactiveerd betekent overigens niet dat de consument daarmee niet heeft kunnen reizen. Wij vermoeden dat de consument een tijdlang met zijn abonnement “op zicht” heeft gereisd. Dat was mogelijk tot het moment waarop in- en uitchecken noodzakelijk werd. Bij de metro was dat op 27 augustus 2009 het geval, in de tram en bus op 3 juli 2010.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consument heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de maanden april 2010 tot en met januari 2011 geen gebruik heeft kunnen maken van zijn abonnement doordat dit niet op zijn OV-chipkaart was gezet en dat hij in die periode heeft gereisd door die kaart telkens op te laden. Tegenover de betaling van het abonnement heeft dus in de genoemde periode geen prestatie van de ondernemer gestaan. Daarmee is de ondernemer ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van de consument. Dit rechtvaardigt op zich al de terugbetaling van het te veel betaalde. Of de consument door personeel van de ondernemer is geadviseerd om zijn OV-chipkaart gedurende de rest van het abonnementsjaar op te laden of niet is in dit verband niet van belang, al acht de commissie, gelet op de door de consument aangevoerde omstandigheden, een dergelijk advies niet onaannemelijk. Hetzelfde geldt voor het verzuim van de consument om met behulp van de afhaalbrief het abonnement op zijn OV-chipkaart te laten zetten. Ter zitting verklaarde de consument dat hij in maart 2010 een afhaalbrief had ontvangen, maar dat hij zich niet had gerealiseerd dat het noodzakelijk was om het abonnement via de OV-chipkaart te activeren, omdat hij tot dan toe steeds op zicht had gereisd. Wat de ondernemer aanvoert met betrekking tot de data waarop de noodzaak van in- en uitchecken ontstond (27 augustus 2009 bij de metro, 3 juli 2010 in tram en bus) acht de commissie niet relevant. De consument is immers eind maart 2010 met het probleem dat uitchecken niet mogelijk was geconfronteerd. De veronderstelling van de ondernemer dat de consument “een tijdlang” met zijn abonnement op zicht heeft gereisd kan dus niet juist zijn, behalve voor zover het de maanden februari en maart 2010 betreft.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag van € 560,98 (5/6e van € 673,18) aan de consument terug. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 24 juni 2011.