Consument kon niet weten dat overeenkomst met derde was gesloten, platform derhalve contractpartij

  • Home >>
  • Thuiswinkel >>
De Geschillencommissie




Commissie: Thuiswinkel    Categorie: Gerechtvaardigd vertrouwen / Prijs    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: onbevoegdOngegrond   Referentiecode: 159611/166310

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument kocht een tuinset via een platformwebsite. Het is de bedoeling geweest dat niet het platform, maar de ondernemer de contractpartij van de consument was. Uit de stukken is echter niet gebleken dat voor de consument ondubbelzinnig en duidelijk was dat een derde partij betrokken was bij de overeenkomst. Daarom oordeelt de commissie dat het platform in dit geschil als verkoper wordt aangemerkt. Nu is vastgesteld dat er een overeenkomst is gesloten tussen de consument en het platform, is de commissie niet bevoegd om te oordelen inzake het geschil tussen de consument en de ondernemer. Immers, tussen hen zijn geen voorwaarden overeengekomen op basis waarvan de commissie bevoegd is. Ten aanzien van het geschil tussen de consument en het platform, oordeelt de commissie dat de consument niet uit mocht gaan van de aangeboden prijs. Elders werd hetzelfde product namelijk voor een beduidend hogere prijs aangeboden.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Thuiswinkel (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies d.d. 17 juni 2022 de eindbeslissing aangehouden.

De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd worden beschouwd.

De commissie heeft in het tussenadvies overwogen dat het geschil niet geschikt is om zonder mondelinge behandeling, zonder mondelinge toelichting van partijen en zonder mogelijkheid voor de commissie om partijen op één of meer punten vragen te stellen af te doen, terwijl de commissie onvoldoende voorgelicht is over de vraag of als verkoper en contractspartij van de consument “[ONDERNEMER 1]” dan wel “[ONDERNEMER 2]” dient te gelden.

De consument heeft twee inleidende vragenformulieren ingediend, waarbij zowel [ONDERNEMER 2] als “[ONDERNEMER 1] als contractant genoemd is. Per abuis is voor de behandeling van het geschil op 17 juni 2022 [ONDERNEMER 1] niet opgeroepen. In dat kader is thans [ONDERNEMER 1] alsnog als partij opgeroepen.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De consument heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.

[ONDERNEMER 2] heeft ter zitting via een video-verbinding zijn standpunt toegelicht.
[ONDERNEMER 2] werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [VERTEGENWOORDIGER], bijgestaan door mr. [VERTEGENWOORDIGER 2].

[ONDERNEMER 1] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.

Standpunt van de consument
Voor het nadere standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het nadere standpunt op het volgende neer.

De consument is van mening dat hij niet had kunnen of moeten weten dat de tuinset te goedkoop was. De consument dacht voor € 600,– een tuinset te kopen.

Bij zoeken op het internet heeft de consument opnieuw een paar tuinsets gevonden, die erg lijken op hetgeen hij gekocht meent te hebben, tegen soortgelijke prijzen.

De consument wil de tuinset graag geleverd hebben tegen de afgesproken prijs.

Standpunt van [ONDERNEMER 2]
Voor het nadere standpunt van [ONDERNEMER 2] verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Er is een bestelling geplaatst via de website van [ONDERNEMER 1]. Het is primair de verantwoordelijkheid van [ONDERNEMER 1] om de consument (vooraf) deugdelijk te informeren. [ONDERNEMER 2] constateert dat er in dit geval verwarring lijkt te zijn ontstaan bij de consument over de vraag wie in dit geval de verkoper was. In ieder geval heeft hij zowel tegen [ONDERNEMER 2] als [ONDERNEMER 1] een klacht ingediend. De consument verbindt daaraan zowel het verzoek om [ONDERNEMER 2] als [ONDERNEMER 1] tot levering te verplichten. Of een en ander voldoende duidelijk door [ONDERNEMER 1] is gecommuniceerd en daarmee de vraag wie aangemerkt dient te worden als verkoper en contractspartij laat [ONDERNEMER 2] aan het oordeel van uw commissie.

Ter zitting heeft [ONDERNEMER 2] verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

[ONDERNEMER 2] is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de website van [ONDERNEMER 1]. [ONDERNEMER 2] is ook niet op de hoogte met de volledige tekst van het product zoals dat door [ONDERNEMER 1] is getoond, voor zover dat zou afwijken van de door [ONDERNEMER 2] overgelegde bijlage A. [ONDERNEMER 2] levert teksten aan voor een product, maar [ONDERNEMER 1] bepaalt zelf hoe die teksten gebruikt worden.

[ONDERNEMER 2] weet niet of voor de consument nog op een andere manier dan via de vermelding in de overgelegde bijlage A naar [ONDERNEMER 2] als verkoper verwezen is.

Het is, zoals gebruikelijk op een platform, wel de bedoeling geweest dat [ONDERNEMER 2] zou fungeren als verkoper ten opzichte van de consument.

Voor zover van belang is [ONDERNEMER 2] van mening dat de consument voldoende reden had om te twijfelen aan de juistheid van de prijs. De consument heeft zelf ook aangegeven enkele dagen nagedacht te hebben vanwege de toch forse prijs.

Standpunt van [ONDERNEMER 1]
Het standpunt van [ONDERNEMER 1] luidt in hoofdzaak als volgt.

Sinds 2016 beschikt de website van [ONDERNEMER 1] over een platform waarop zogenaamde externe verkooppartners hun producten kunnen aanbieden en verkopen. [ONDERNEMER 2] is zo’n externe verkooppartner. De producten die door [ONDERNEMER 2] op de website van [ONDERNEMER 1] worden aangeboden, worden door hen voor eigen rekening en risico verkocht.

Dat de verkoop van een bepaald product niet door [ONDERNEMER 1] plaatsvindt, maar door een verkooppartner wordt voor de consument bij het aanbod van de producten ook duidelijk vermeld door de volgende tekst: “Dit product wordt verkocht en geleverd door een [ONDERNEMER 1] verkooppartner XXXXX”.

[ONDERNEMER 1] heeft slechts een faciliterende rol; zij stelt haar platform voor de externe verkooppartner beschikbaar en fungeert als doorgeefluik voor de betaling, maar is geen partij bij de koopovereenkomst tussen de consument en de verkooppartner. Dit wordt ook toegelicht in de algemene voorwaarden die de consument accepteert bij het plaatsen van de bestelling.

Op het platform van [ONDERNEMER 1] wordt gebruik gemaakt van een techniek waarmee voor een product met een unieke EAN code de reeds voor die EAN-code geüploade content (omschrijving, foto’s etc.) wordt hergebruikt. Als meerdere verkooppartners hetzelfde product verkopen maken zij dus gebruik van dezelfde content, ondanks dat ze de content niet per se zelf hebben geüpload. [ONDERNEMER 2] maakte op die manier gebruik van de content die door een andere verkooppartner voor de betreffende EAN-code was geüpload. Voor de EAN-code van het door de consument bestelde product is door een andere verkooppartner per abuis verkeerde content opgevoerd dan wel de content is voor de verkeerde EAN-code opgevoerd, waardoor er een verkeerde prijs bij het aanbod heeft gestaan.

Dat het om een kennelijke prijsfout gaat blijkt uit het feit dat de betreffende 7-delige tuinset uit de serie [MODEL] door andere aanbieders voor een prijs van rond de € 3.000,– wordt verkocht en een losse stoel voor een prijs van tussen de € 300,– en € 500,–. Het prijsverschil tussen één stoel en de gehele 7-delige tuinset is dermate groot dat de consument het aanbod op het [ONDERNEMER 1] platform van de 7-delige tuinset voor € 500,– als een kennelijke prijsfout had moeten beschouwen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Zowel [ONDERNEMER 2] als [ONDERNEMER 1] is aangesloten bij thuiswinkel.org, beide hanteren zij algemene voorwaarden op basis waarvan de commissie bevoegd is om bindend te adviseren.

De commissie dient in de eerste plaats vast te stellen welke partij ten opzichte van de consument als verkoper dient te gelden.
Daarbij is enkel van belang wat de informatie is die de consument had op het moment dat hij de koopovereenkomst sloot. Informatie die pas daarna zichtbaar wordt is niet van belang.

De commissie twijfelt er niet aan dat het de bedoeling van [ONDERNEMER 2] en van [ONDERNEMER 1] is geweest om [ONDERNEMER 2] als verkoper te laten gelden. Het is voor consument vaak niet meteen duidelijk of via een platform het platform zelf of een derde verkoper is. Van het platform mag daarom verwacht worden dat het ondubbelzinnig en duidelijk voor consumenten is als een derde verkoper zal zijn.

Uit de informatie waarover de commissie beschikt, met name de door [ONDERNEMER 2] overgelegde bijlage A, blijkt echter niet dat het betreffende product via de website van [ONDERNEMER 1] werd aangeboden voor een andere verkoper. [ONDERNEMER 1] heeft in dit geschil ook geen andere informatie aangeleverd, waaruit zou kunnen blijken dat voor de consument wel voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst kenbaar was dat niet met [ONDERNEMER 1], maar met [ONDERNEMER 2] werd gecontracteerd.

Dat nadien op de van [ONDERNEMER 1] afkomstige bestelbevestiging op één plaats in kleine grijze letters “gekocht bij [ONDERNEMER 2]” is vermeld en dat op het van [ONDERNEMER 1] afkomstige betaaloverzicht helemaal onderaan wordt vermeld dat de bestelling bij een externe verkoper geplaatst is, die niet eens bij naam genoemd wordt, doet daarbij niet terzake.

Op het moment van tot stand komen van de koopovereenkomst wist de consument niet beter dan dat [ONDERNEMER 1] verkoper was, de consument kon ook niet anders weten.

De commissie is daarom dan ook van oordeel dat [ONDERNEMER 1] ten opzichte van de consument als verkoper dient te gelden.

Daaruit volgt dat de commissie ook van oordeel is dat tussen [ONDERNEMER 2] en de consument geen koopovereenkomst gesloten is. De bevoegdheid van de commissie om tussen partijen bindend te adviseren is gebaseerd op een tussen die partijen tot stand gekomen overeenkomst en de daarbij van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Nu een dergelijke overeenkomst tussen de consument en [ONDERNEMER 2] niet bestaat en daarom tussen de consument en [ONDERNEMER 2] geen algemene voorwaarden gelden, zal de commissie zich onbevoegd verklaren om tussen de consument en [ONDERNEMER 2] bindend te adviseren.

In de tweede plaats dient de commissie te beslissen of de consument erop mocht vertrouwen dat, in tegenstelling tot wat gesteld is, het de bedoeling was om de betreffende tuinset aan te bieden voor € 599,–.

Daarbij is van belang of een gemiddeld geïnformeerde consument wist, of behoorde te weten, dat de vermelde prijs niet kon kloppen, dan wel of er bij die consument reden moest zijn voor twijfel.

Een tuinset is over het algemeen geen impulsaankoop. Dat blijkt ook, de consument geeft in zijn verweerschrift zelf aan dat hij een paar dagen getwijfeld heeft. Bovendien meldt de consument dat hij na wat zoeken op internet bij de tuinset op de website van [ONDERNEMER 1] uit kwam.

Van een gemiddeld geïnformeerde consument, die, zoals de consument ook gedaan heeft, zich voor aankoop oriënteert, mag verwacht worden dat prijzen op internet vergeleken worden. De consument twijfelde over de aankoop, in dat geval zal een gemiddelde consument even op internet controleren of het product niet te hoog geprijsd is.

Bij een beperkte controle door alleen maar te zoeken op merk en typenaam van de stoelen of van de tafel had een gemiddelde consument meteen gezien dat die prijzen zodanig veel afweken van het aanbod op de website, dat wel sprake zou moeten zijn van een vergissing.

In de tekst van de door [ONDERNEMER 2] overgelegde Bijlage A blijkt dat de tuinset bestaat uit stoelen met teakhouten leuningen en dat de tafel een teakhouten blad heeft. De consument had, zoals hij aangegeven heeft, wat zoekwerk op internet gedaan. Daarbij moet de consument gezien hebben dat een tuinset met zes stoelen met teakhout en een bijbehorende tafel met een teakhouten blad in een aanzienlijk hoger prijssegment vallen dan rond € 599,–. Bovendien worden in de beschrijving van het aanbod enkel de specificaties van een stoel vermeld en niet die van de tafel.

Naar het oordeel van de commissie had er bij een gemiddeld geïnformeerde consument op zijn minst reden voor twijfel moeten zijn. En in geval van twijfel over de juistheid van de prijs geldt dat de consument nader onderzoek had moeten verrichten, bijvoorbeeld via internet of door te bellen naar de klantenservice van [ONDERNEMER 1]. Zo had hij op eenvoudige wijze kunnen zien of horen dat de prijs die [ONDERNEMER 1] op zijn website hanteerde voor de gehele tuinset niet juist kon zijn. Omdat de consumenten dit onderzoek niet heeft verricht kan hij geen beroep doen op een gerechtvaardigd vertrouwen (“goede trouw”).

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Voor wat betreft het geschil tussen de consument en [ONDERNEMER 2]:

De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Voor wat betreft het geschil tussen de consument en [ONDERNEMER 1]:

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Thuiswinkel, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. S.L.R. van Nuijs en mr. P. Rijpstra, leden, op 28 september 2022.