Consument moet in beginsel binnen twee maanden na ontdekking gebrek klagen. Geen bijzondere omstandigheden die een langere klachttermijn rechtvaardigen.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Klacht    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE06-0381

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een na de aflevering door de ondernemer, opgelopen schade aan een [merk en type] van 1998.   De ondernemer heeft – blijkens de door de consument overgelegde factuur van 1 maart 2002 – in opdracht en voor rekening van de consument een reparatie verricht, waarbij tandriemen; distributieriem en spanrollen werden vervangen en (naast een beurt voor grootonderhoud) nog een aantal werkzaamheden werd verricht. De schade is ontstaan op of omstreeks 10 december 2004. De consument heeft de ondernemer daarvan op 19 oktober 2005 schriftelijk in kennis gesteld. De auto is door de consument, omstreeks ultimo december 2005, bij derden ingeruild. De consument heeft geen bescheiden of onderdelen overgelegd op grond waarvan de – gestelde – schade aan de – eveneens gestelde – motoronderdelen kan worden afgeleid.   Standpunt van de consument   Het namens de consument verwoorde standpunt luidt in hoofdzaak als volgt.   De werkzaamheden zijn omstreeks 1 maart 2002 door de ondernemer uitgevoerd, bij kilometerstand 97.969. De door de ondernemer geleverde distributieriem/spanrol heeft het reeds in december 2004, bij kilometerstand 170.827 begeven. De consument mocht verwachten dat deze onderdelen deugdelijk zouden blijven functioneren tot de kilometerstand 223.000. De distributieriem is ruimschoots eerder defect geraakt. De ondernemer is daarom aansprakelijk voor de schade ten bedrage van € 2.632,17.   De consument verlangt dat de ondernemer hem de geleden schade vergoedt.   Standpunt van de ondernemer   Het namens de ondernemer verwoorde standpunt luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft niet tijdig geklaagd door eerst tien maanden na de reparatie contact op te nemen met de ondernemer. Op grond van artikel 7:23 BW had de ondernemer binnen bekwame tijd op de hoogte gesteld moeten worden. Deze termijn wordt in beginsel gesteld op twee maanden. Nu deze termijn ruimschoots is verstreken verliest de consument zijn rechten voortvloeiende uit de bepalingen van non-conformiteit.   De auto heeft na de reparatie door de ondernemer ongeveer 70.000 kilometer gereden. Niet bekend is of de auto nog een grote onderhoudsbeurt heeft gehad na de reparatie. Bij deze beurt moet namelijk de distributieriem worden gecontroleerd. Door het niet tijdig laten uitvoeren van deze beurt heeft de consument mede schuld aan de opgetreden schade.   De consument verwijst naar een verklaring van [naam autobedrijf], waarin wordt gesteld dat de spanrol is gebroken en dat daardoor de distributieriem van tijd is gegaan. De ondernemer betwist dat, aangezien uit de factuur blijkt dat ook de poelie rib is vervangen. Het is zeer wel mogelijk dat de poelie de veroorzaker is van het van tijd gaan van de distributieriem. Daarbij komt nog dat de verklaring is gedateerd vijftien maanden na de uitgevoerde reparatie en vijf maanden later nog een aanvullende verklaring wordt gedaan.   De consument heeft nagelaten de onderdelen te bewaren en aan de ondernemer over te leggen voor onderzoek. Een deugdelijk expertiserapport ontbreekt. Overigens zouden de kosten ten bedrage van € 267,21 voor rekening van de consument komen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   – Ten aanzien van de gestelde non-conformiteit De commissie stelt vast dat het bepaalde van artikel 7:23 BW bij wetswijziging is opgenomen, teneinde te voorkomen dat (te) lange tijd nadat is gebleken dat de afgeleverde zaak niet aan de gestelde eisen heeft voldaan, nog met succes een vordering op grond van 7:17 BW kan worden ingesteld.   Blijkens de Memorie van Toelichting wordt het doen van een verzoek als het onderhavige op deze grond binnen een termijn van twee maanden in het algemeen als redelijk aangemerkt.   De consument heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd, welke naar het oordeel van de commissie aanleiding zouden kunnen zijn om voor de consument – bij uitzondering op de algemene regel – een langere termijn dan de in genoemd artikel vermelde termijn te verlenen.   – Ten aanzien van de gevolgschade De gemachtigde heeft gesteld dat het afwijzen van het verzoek op grond van artikel 7:17 BW de consument niet regardeert ten aanzien van het verzoek om de daardoor geleden gevolgschade door de ondernemer te laten vergoeden. Daarbij wordt opgemerkt dat huidige jurisprudentie zulks aanvaardt. De commissie is van oordeel dat dit in het onderhavige geval niet kan worden aanvaard. Vaststaat immers dat de gevolgschade is ontstaan door een gebeurtenis welke door de consument aan de ondernemer wordt verweten op grond van non-conformiteit, welke non-conformiteit door de commissie niet meer kan worden beoordeeld op de hiervoor gegeven gronden, terwijl bovendien in confesso is tussen partijen dat causaal verband bestaat tussen de gestelde non-conformiteit en de gevolgschade.   Nu, door het niet beoordelen van het een, de gehoudenheid tot het vergoeden van de gevolgschade door de ander niet kan worden aangetoond, moet het verzoek om de zaak te splitsen worden afgewezen.   De commissie komt mitsdien niet toe aan de beoordeling van de door de consument overgelegde verklaringen, tegen het gebruik waarvan overigens – om zeer begrijpelijke en voor de hand liggende redenen – de ondernemer bezwaar heeft aangetekend.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, op 24 oktober 2006.