
Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Kosten / Vergoeding
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
202591/206632
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument schreef zich in voor een studie in maart 2021 maar kon vanwege persoonlijke omstandigheden de studie niet beginnen en heeft er nooit gebruik van gemaakt. Ze informeerde de ondernemer in januari 2023 over de beëindiging van de studie. De ondernemer wilde slechts één maand studiekosten terugbetalen. De ondernemer betoogde dat de consument een redelijke vergoeding moest betalen voor de verrichte werkzaamheden en tussentijdse beëindiging van de overeenkomst, zoals overeengekomen in de algemene voorwaarden. De consument was zich bewust van de looptijd en kosten van de opleiding bij inschrijving. De commissie oordeelde dat de consument inderdaad een redelijke vergoeding moest betalen voor de verrichte werkzaamheden, gebaseerd op de tijd tussen de start van de opleiding (maart 2021) en de opzegging (januari 2023). De ondernemer was bereid om één maandtermijn en het bedrag voor geleverde studieboeken terug te betalen. De klacht van de consument werd ongegrond verklaard. De commissie bepaalde dat de ondernemer binnen twee weken na de uitspraak € 921,90 aan de consument moest betalen.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de beëindiging van de tussen partijen gesloten studieovereenkomst.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft zich vanaf 1 maart 2021 ingeschreven voor een studie. Wegens persoonlijke
omstandigheden is zij niet aan de studie begonnen, heeft geen gebruik gemaakt van de diensten van de
ondernemer en ook geen studiematerialen ontvangen. De studie duurt twee jaar en loopt in maart 2023 af
maar deze kan zonder kosten verlengd worden voor twee jaar. Zij heeft de ondernemer in januari 2023 over
het beëindigen van de studie geïnformeerd. De ondernemer wil slechts één maand kosten terug betalen.
Het aan de ondernemer totaal te betalen bedrag van € 10.032,– is volledig voldaan. Zij heeft een overzicht
van de gemaakte kosten opgevraagd bij de ondernemer, maar deze zijn niet aangeleverd. De consument
wenst haar geld terug met inhouding van de eventuele opstartkosten en de gemaakte kosten indien de
ondernemer deze kosten kan aantonen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.
Op 15 februari 2021 heeft de consument zich ingeschreven voor de opleiding Master of Business
Administration (MBA). Op 1 maart 2021 zou zij starten met de opleiding. De opleiding heeft een looptijd van
twee jaar (24 maanden), waarna deze kosteloos met maximaal 24 maanden kan worden verlengd. Betaling
van de volledige studiekosten heeft plaatsgevonden in twee termijnen; factuurnummer 9551523 verstuurd
op 24 februari 2021 voor een bedrag van € 5.016,– en factuurnummer 9551524 verstuurd op 19 januari
2022 wederom voor een bedrag van € 5.016,–. Beide facturen zijn tijdig door de consument betaald.
Op 17 januari 2023 heeft de consument de overeenkomst opgezegd. Conform de algemene voorwaarden
zoals verwezen in de inschrijfbevestiging, heeft de consument de overeenkomst tussentijds beëindigd. Er
dient bij tussentijdse opzegging van de overeenkomst een redelijke vergoeding te worden betaald die
bestaat uit redelijk loon voor verzorgd onderwijs en daarnaast een percentage aan onkosten (ook wel
“opstartkosten” genoemd).
De consument heeft zich ingeschreven voor een opleiding met een looptijd van twee jaar. Vervolgens zegt
zij de overeenkomst één maand voor het verstrijken van de looptijd tussentijds op. De ondernemer heeft de
tussentijdse beëindiging verwerkt conform de algemene voorwaarden. De consument is hiermee een
redelijke vergoeding verschuldigd. Dat ziet op een redelijk loon voor het verzorgd onderwijs en een
percentage van de jaarprijs aan opstartkosten.
De ondernemer is, zoals zij eerder in haar e-mail aan de consument heeft aangegeven, bereid om
onverschuldigd en uit coulance af te wijken van de algemene voorwaarden en enkel redelijk loon te
berekenen, gezien het feit dat deze kwestie al enige tijd loopt. De ondernemer zal één maandtermijn
crediteren zijnde een bedrag van € 418,–.
De omstandigheid dat de consument naar eigen zeggen nimmer actief heeft deelgenomen aan de opleiding
doet niets af aan het feit dat de ondernemer onderwijs heeft geleverd en verzorgd voor haar. Zij heeft 23
maanden toegang gehad tot alle onderwijsmodules, en ongelimiteerde begeleiding. Zij betwist vervolgens
dat zij studieboeken heeft ontvangen. De ondernemer stelt dat zij de studieboeken wel degelijk heeft
verzonden naar het door de consument opgegeven adres. Desalniettemin is de ondernemer bereid om,
onverschuldigd en puur uit coulance, eveneens nog het bedrag aan studieboeken terug te betalen zijnde
een bedrag van € 503,90. Dit bedrag is overigens uit te splitsen in een bedrag van € 323,13 voor het eerste
jaar en een bedrag van € 180,77 voor het tweede jaar.
Ten aanzien van de opzegging geeft de consument aan dat zij wegens persoonlijke omstandigheden niet
aan de studie is begonnen. Dit heeft zij echter pas in de brief van 17 januari 2023 aan de ondernemer
kenbaar gemaakt. Daarnaast was zij goed op de hoogte van de looptijd en de kosten van de opleiding. Dat
blijkt uit het citaat in haar opzeggingsbrief:
“Helaas verloopt de studieperiode van twee jaar in maart 2023. Ik ben niet in de gelegenheid om aan deze
studie te beginnen en deze zou ik graag willen beëindigen. Ik snap dat de volledige kosten van de studie
waarschijnlijk niet vergoed kunnen worden maar enige vorm van terugbetaling zou ik erg op prijs stellen
gezien het een aanzienlijk bedrag betreft.”
Kortom, zij was ervan op de hoogte dat zij een maand voor het verstrijken van looptijd van de opleiding, de
overeenkomst tussentijds zou opzeggen en er een redelijke vergoeding verschuldigd zou zijn. De
ondernemer acht voldoende te hebben uitgelegd welke kosten de consument verschuldigd is en is op basis
van het bovenstaande van mening dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft in ieder geval recht op vergoeding van de werkzaamheden die zij vóór de opzegging
van de consument heeft verricht. Immers, pas door haar opzegging maakte de consument pas formeel een
einde aan de door haar gevolgde opleiding en moest ook voor de ondernemer duidelijk zijn dat de
consument die opleiding niet zou vervolgen.
Bij de bepaling van die vergoeding neemt de commissie als uitgangspunt de tijd die is verstreken tussen
het moment waarop de cursus aanving, te weten 1 maart 2021, en het moment waarop door de consument
is opgezegd, te weten 17 januari 2023, zijnde ongeveer anderhalve maand voor afloop van de studietermijn
van twee jaren.
Dat de consument door omstandigheden geen gebruik heeft gemaakt van de door haar geboden
studiemogelijkheden komt in beginsel voor haar rekening en risico. Daarbij kan mede van belang zijn dat
ook de ondernemer een inspanningsverbintenis heeft die naast het faciliteren van de
onderwijsmogelijkheden ook studiebegeleiding betreft en het volgen van de student in de studievoortgang
en participatiebegeleiding. Echter, daarbij wordt ook van de consument initiatief verlangt om zulks in gang
te brengen indien nodig. Het enkele stilzitten en niet participeren aan het onderwijs is daartoe onvoldoende
redengevend om de ondernemer wat dit betreft een verwijt te maken. Dat de ondernemer wat dit betreft
tekort zou zijn geschoten dan wel daarover een verwijt kan worden gemaakt is niet gebleken.
De commissie gaat bij de berekening van de redelijke vergoeding voor verrichte werkzaamheden uit van
het volledige en reeds betaalde cursusgeld. De ondernemer is – zoals ook door haar aangegeven aan de
consument voorafgaande aan het indienen van de klacht in deze – bereid één maandtermijn crediteren
zijnde een bedrag van € 418,– en is uit coulance voorts bereid het bedrag aan geleverde studieboeken
terug te betalen zijnde een bedrag van € 503,90. De consument wenst een hogere terugbetaling en heeft
op grond daarvan haar klacht ingediend.
Wat betreft die studieboeken stelt de consument die niet te hebben ontvangen. De ondernemer
weerspreekt dit in die zin dat die boeken wel naar het door de consument opgegeven adres zijn verzonden.
Nu de ondernemer nog steeds bereid is het bedrag aan geleverde studieboeken terug te betalen, behoeft
dit punt geen verdere bespreking. Zowel die terugbetaling van de studieboeken als eerder genoemde
creditering komt de commissie redelijk voor en zal zulks dan ook bepalen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Hetgeen partijen
voorts nog hebben aangevoerd behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en bepaalt dat de ondernemer, binnen twee weken na
verzending van deze uitspraak aan de consument een bedrag van 921,90 zal betalen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer mr. N.
Schaar, voorzitter, de heer mr. J.A. Frederik, mevrouw mr. A. Zwart-Hink, leden, op 18 juli 2023.