Consument verlangt toepassing van methode Vink

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: (non)conformiteit / Kosten    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 164360/179484

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de vraag hoe de slotfactuur opgesteld moet worden indien gedurende vele jaren geen meterstanden opgenomen of doorgegeven zijn. De consument is verhuisd naar een verpleeghuis. Hiervoor woonde hij in een huurwoning. Na het opzeggen van zijn huur krijgt hij een afrekening van de ondernemer met een bedrag van 779,22 euro. De ondernemer heeft jegens de vertegenwoordiger van de consument aangegeven dat er vanaf 2014 geen meterstanden meer zijn doorgegeven. Aangezien een dochter van de consument al jaren de administratie verricht en nog nooit van de ondernemer enige post met een herinnering voor de meterstanden had ontvangen, vindt de consument dit nogal dubieus. De consument verlangt toepassing van de methode Vink. De ondernemer geeft aan geen reden te hebben om aan het juist functioneren van de watermeter te twijfelen. Daarnaast zegt de ondernemer dat hij de methode Vink wél toegepast heeft. De commissie is van oordeel dat de ondernemer deze wijze van berekening niet heeft toegepast. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag hoe de slotfactuur opgesteld moet worden indien gedurende vele jaren geen
meterstanden opgenomen of doorgegeven zijn.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.

De consument is 87 jaar en is op 17 december 2021 verhuisd naar een verpleeghuis. Hij woonde in een
huurwoning. Sinds half november 2017 woonde hij daar in zijn eentje want toen overleed zijn echtgenote.
Na het opzeggen van zijn huur krijgt hij een afrekening van de ondernemer met een bedrag van 779,22
euro. De ondernemer gaf aan de vertegenwoordiger van de consument aan dat er vanaf 2014 geen
meterstanden meer werden doorgegeven. Aangezien een dochter van de consument al jaren de
administratie verricht en nog nooit van de ondernemer enige post met een herinnering voor de
meterstanden had ontvangen, vindt de consument dit nogal dubieus. Dus heeft hij bezwaar gemaakt.

De ondernemer geeft overigens wel aan dat hij over de afrekening een herberekening heeft toegepast. Ook
geeft hij aan dat het gemiddelde gebruik voor één persoon veel lager ligt en schuift de oorzaak naar de
woningbouwvereniging.

De consument verlangt toepassing van de methode Vink.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.

Op de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer zijn de Algemene Voorwaarden Drinkwater
van toepassing.

Artikel 10 van deze Voorwaarden stelt dat indien het vaststellen van de omvang van de levering geschiedt
middels een watermeter, de hiermee verkregen gegevens bindend zijn. Uitzonderingen zijn indien de
watermeter niet juist zou hebben gefunctioneerd (artikelen 12 en 13) of indien bij het opnemen of
verwerken van de meterstand een fout is gemaakt (artikel 10.4).

De ondernemer heeft geen reden om aan het juist functioneren van de watermeter te twijfelen. Hoewel de
consument geen meterstanden heeft doorgegeven voor de tussenliggende periodeafrekeningen, is de
eindstand wel opgenomen en een middels een foto bevestigde eindstand. Het verbruik vanaf het moment
dat de meter geplaatst is tot aan de verhuizing staat hiermee ook vast. Duidelijk is daardoor dat de
vastgestelde hoeveelheid water door de watermeter is gestroomd en daarmee aan de consument is
geleverd. Het verbruikte drinkwater dient in principe dan ook volledig te worden vergoed. Het uitgangspunt
van “meter=meter”, zoals veelvuldig door de Geschillencommissie bevestigd, dient ook hier te worden
toegepast.

Daarnaast is het geregistreerde verbruik mogelijk afwijkend geweest, echter geenszins onmogelijk. De
betreffende drinkwateraansluiting heeft een nominale capaciteit van 2,5 m³/uur, het totale verbruik op de
betwiste periodeafrekening van 1708 m³ kan derhalve in 29 dagen geleverd worden. Zoals door de dochter
van de consument aangegeven kan het vele wassen in de laatste jaren mede oorzaak zijn van het fors
toegenomen verbruik.

In dossier 98401 uit 2016 heeft de Geschillencommissie Water inzake een geval van “methode Vink”
geoordeeld dat “Het enige wat de commissie van de ondernemer verwacht is dat deze in zijn
administratieve systemen de mogelijkheid opneemt te detecteren of consumenten meerdere jaren
verzuimen meterstanden door te geven en vervolgens daarop te acteren door contact op te nemen met de
consument en te informeren wat er waarom is misgegaan.” De ondernemer heeft een dergelijk
administratief systeem en hier wordt ook op geacteerd. Naast dat een consument bericht krijgt met het
verzoek een meterstand door te geven voor de jaarlijkse afrekening, worden bij geen reactie diverse
reminders verzonden, per post, e-mail of SMS. Daarnaast is het inmiddels op veel verschillende en
laagdrempelige manieren mogelijk om een meterstand door te geven, via geautomatiseerde kanalen zoals
internet en interactive voice response en handmatige kanalen zoals telefoon, chat, Whatsapp en e-mail.

Met een foto kan ook direct gecontroleerd worden of de consument de juiste meter heeft afgelezen. Mocht
echter toch meerdere jaren achtereen geen stand zijn doorgegeven, dan wordt het adres door een
medewerker van de ondernemer bezocht.

Daarnaast heeft de Geschillencommissie onlangs in dossier 147253/152322 geoordeeld dat: “Bij uitblijven
van enige reactie van de consument restte de ondernemer niets anders dan de meterstanden te schatten.
Dat de consument jarenlang heeft verzuimd een toch tamelijk simpele handeling als het doorgeven van
meterstanden uit te voeren moet geheel voor zijn rekening en risico blijven.”

In het geval van de consument heeft de ondernemer telkenmale meterstandkaartjes verzonden, alsmede
herinneringen voor het doorgeven van de meterstand. Omdat de meter zich in de woning bevindt, kon deze
door de ondernemer niet zelfstandig gecontroleerd worden. Helaas is nimmer enige reactie van de
consument ontvangen. Zoals in bovengenoemd geval, dient ook dit thans voor rekening en risico van de
consument te komen. Immers, op grond van artikel 10.2 ligt de verplichting voor het doorgeven van een
meterstand wel bij de consument en heeft deze hierin verzaakt. De ondernemer heeft bij het opmaken van
de eindafrekening reeds rekening gehouden met de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar, waardoor er
geen 1708 m³ maar slechts 1082 m³ in rekening is gebracht. Dit heeft een reductie opgeleverd van ruim
600 euro. Naar mening van de ondernemer is de consument hiermee ruimschoots tegemoetgekomen; de
ondernemer verzoekt de klacht van de consument ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Het gaat in deze zaak om de vraag welk verbruik van water in rekening gebracht mag worden door de
ondernemer als sinds 25 maart 2014 (meterverwisseling) tot 31 januari 2022 geen meterstanden
opgenomen of doorgegeven zijn.

Formeel is voor de verjaring artikel 3:307 Burgerlijk Wetboek (BW) met een termijn van vijf jaar van
toepassing. Die termijn wordt niet verkort tot twee jaar door artikel 7:28 BW op grond van artikel 7:5 lid 3
BW (bepalingen van consumentenkoop zijn niet van toepassing op overeenkomsten voor leidingwater),
zoals wel het geval is voor energie. In het kader van de zorgplicht van bedrijven als die van de ondernemer
is in een situatie waarin van vele jaren geen meterstanden bekend zijn de zogenaamde methode-Vink
ontwikkeld. In de overheidsrechtspraak wordt deze methode ook gevolgd, onder meer door het Hof Den
Haag op 23 oktober 2018 (zie ECLI:NL:GHDHA:2018:3140). Nu de commissie overheidsrechtspraak pleegt
te volgen zal zij conform hetgeen in dat arrest is vastgelegd oordelen.

Genoemd Hof overweegt als volgt:
Deze methode-Vink is een in de bindend advies praktijk van de geschillencommissie(s) energie en water en
ook in de rechtspraak (in feitelijke instanties) ontwikkelde norm die beoogt invulling te geven aan de
zorgplicht van nutsbedrijven, om het risico van grote naheffingen voor werkelijk verbruik,
zoals die waarvan in dit geding sprake is, te beperken. Deze norm houdt in dat een leverancier ten minste
eenmaal in de drie jaar de meterstanden zelf dient op te meten en het daaruit blijkende werkelijk verbruik
binnen redelijke termijn in rekening moet brengen, of zich daartoe althans maximaal moet inspannen.

Werkelijk verbruik voor zover hoger dan de reeds in rekening gebrachte voorschotten of geschatte
jaarnota’s, mag de leverancier niet alsnog in rekening brengen over de periode tot aan drie jaar
voorafgaande aan de laatste meting.

Genoemd Hof legt de methode Vink uit en past die methode toe, aldus dat de ondernemer over maximaal
drie jaar het verbruik boven hetgeen al in rekening is gebracht kan vorderen. Dat kan anders zijn als de
ondernemer voldoende actie heeft ondernomen om eenmaal in de drie jaar de meterstanden te achterhalen
indien de betreffende consument verzuimt meterstanden door te geven. De ondernemer stelt dat hij dat
gedaan heeft, maar hij maakt dat onvoldoende aannemelijk, zodat de commissie daaraan verder
voorbijgaat. Die drie jaar betreffen in dit geval de periode die eindigt op 31 januari 2022, zijnde de dag van
de meteropname voor de slotafrekening. Dat betekent dat alleen het verbruik over de periode 31 januari
2019 tot 31 januari 2022 in rekening gebracht kan worden onder aftrek van hetgeen over die periode al
betaald is. Omdat geen meterstand per 31 januari 2019 bekend is, zal dat verbruik geschat moeten worden
en wel aan de hand van een evenredig verdeling van het totale verbruik (volgens de ondernemer 235 m³
per jaar) sinds de meterstand van 25 maart 2014.

Nu de ondernemer deze wijze van berekening niet heeft toegepast, zal de klacht toegewezen worden, in
die zin dat de ondernemer een nieuwe slotfactuur zal moeten opstellen waarin met het voorgaande
rekening wordt gehouden.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Aan de consument zal
dan ook het klachtengeld vergoed moeten worden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer dient een nieuwe slotfactuur op te stellen conform hetgeen hiervoor is overwogen omtrent
de methode Vink.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50
aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten
verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, de heer
mr. E.F. Verduin en de heer H.W. Zuur, leden, op 26 september 2022.
R.J. Paris