Consument verzoekt juiste kosten vast te stellen bij beëindiging huurovereenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: Algemene voorwaarden / Kosten    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 201724/209818

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In dit geschil gaat het om de beëindiging van een huurovereenkomst van een cv-ketel. De consument en ondernemer zijn het niet eens over de beëindiging van de overeenkomst en de kosten daarvan. Consument wil dat de juiste kosten worden vastgesteld. Ondernemer heeft niet gereageerd op de klacht. De commissie heeft de Algemene Voorwaarden van de huurovereenkomst bekeken en daar staat de keuzemogelijkheid in die consument wil. De commissie oordeelt dat de klacht van consument gegrond is en berekent de nieuwe kosten die door de consument betaald moeten worden.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2023 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De consument heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht.
Door de ondernemer is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de huurovereenkomst van 17 december 2020 betreffende een cv-ketel [naam], gesloten tussen de ondernemer als verhuurder en de rechtsvoorganger van de consument als huurder

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft aan de ondernemer te kennen gegeven de huurovereenkomst te willen beëindigen. Over de beëindiging en de daaraan verbonden financiële gevolgen zijn partijen het niet eens geworden.
De consument verzoekt de commissie vast te stellen de juiste kosten voor de beëindiging van de huurovereenkomst, waarbij de ondernemer de cv-ketel dient terug te nemen, met vaststelling dat demontagekosten niet aan de consument in rekening gebracht mogen worden omdat hij de demontage in eigen beheer heeft bewerkstelligd.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft niet op de klacht gereageerd en is ook niet bij de behandeling ter zitting aanwezig of vertegenwoordigd geweest.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de op de huurovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden van de ondernemer heeft de consument bij voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst de keuzemogelijkheid tot beëindiging met verwijdering van de cv-ketel met appendages, waarbij de volgende kosten aan de consument in rekening kunnen worden gebracht: de demontagekosten, de plaatsingskosten minus afschrijving en de kosten van niet her te gebruiken appendages. De commissie begrijpt de stellingen van de consument aldus dat hij de huurovereenkomst wenst te beëindigen tegen verwijdering van de cv-ketel. Nu hij daartoe gerechtigd is, zal de commissie zulks in de beslissing opnemen.

Omdat onweersproken is dat de consument zelf voor demontage heeft zorggedragen, kunnen daaraan verbonden kosten niet door de ondernemer aan hem in rekening worden gebracht. Wat betreft de plaatsingskosten minus afschrijving en de kosten van niet her te gebruiken appendages heeft de consument een onderbouwde berekening gemaakt, sluitende op een bedrag van € 542,36. Deze berekening is niet door de ondernemer betwist en komt de commissie ook redelijk voor.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Verklaart de consument gerechtigd de huurovereenkomst van 17 december 2020 betreffende een cv-ketel [naam] te beëindigen tegen verwijdering van de ketel en afgifte daarvan aan de ondernemer.

Bepaalt dat de ondernemer in verband hiermee ten hoogste aan de consument in rekening kan brengen een bedrag van € 542,36.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit de heer mr. R.J. van Boven, voorzitter, de heer drs. H.H.F.M. van den Oever, mevrouw mr. B.J. van Gent, leden, op 9 juni 2023.