Consument wist niet van landelijke staking en wil compensatie

De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 4167/11502

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument volgt de media niet en was niet op de hoogte van de landelijke staking. Hij wil een compensatie omdat hij niet heeft kunnen reizen op de tweede dag van zijn abonnement. De consument heeft een bepaald bedrag ingehouden op de betaling van zijn abonnement. Daardoor werd zijn abonnement en die van zijn partner beëindigd door de ondernemer, met boetes en opgelopen reiskosten als gevolg. Ook deze kosten wil hij terug. De ondernemer heeft het verzoek van de consument in het kader van de Geld Terug Bij Vertraging regeling volgens de voorwaarden afgehandeld, omdat de consument beschikte over een geldige check-in. Daarnaast is hij een incassotraject gestart vanwege het niet betalen van de abonnementsprijs. De commissie is van oordeel dat de consument geen recht heeft op meer compensatie dan hij gekregen heeft en dat zijn claim, in verband met zijn abonnement, moet worden afgewezen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de compensatie als gevolg van de landelijke staking van het openbaar vervoer op 28 mei 2019.

De consument heeft een bedrag van € 178,00 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt kort samengevat als volgt.

De consument volgt bewust de media niet en was niet op de hoogte van de landelijke staking. Zijn abonnement ging op 27 mei 2019 in en hij was – als een van de weinigen- op 28 mei 2019 present op het station. Hij keerde onverrichterzake naar huis terug.

De consument wenst een redelijke compensatie voor het niet kunnen reizen op de tweede dag van zijn abonnementen bedrage van afgerond € 178,00, immers 24 uur vertraging ad € 7,39 maakt € 177,36.

Dit bedrag heeft de consument ingehouden op de betaling van zijn abonnement, als gevolg waarvan zijn abonnement en dat van zijn partner op 11 oktober 2019 door de ondernemer is beëindigd.
De consument claimt als gevolg daarvan opgelopen reiskosten, twee boetes en een keer zijn uurtarief ad € 250,00, totaal extra € 314,80.
De consument wenst voorts dat de ondernemer een systeem heeft waarbij voor de consument het beste abonnement en de beste prijs wordt aangeboden.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt kort samengevat als volgt:

De consument heeft op 28 mei 2019 ingecheckt op station [naam station]. Vanwege de staking reden die dag echter geen treinen.

Het verzoek van de consument voor een vergoeding in het kader van de Geld Terug Bij Vertraging regeling (hierna GTBV) is volgens de voorwaarden van de regeling door de ondernemer afgehandeld. De ondernemer heeft 1/18e deel van de abonnementsprijs zijnde € 7,39 aan de consument overgemaakt omdat deze beschikte over een geldige check-in.

Het vervolgens niet betalen van de abonnementsprijs vanaf 27 augustus 2019 leidde tot een incassotraject en uiteindelijk op 9 oktober 2019 tot de beëindiging van het hoofdabonnement en het bij-abonnement. De ondernemer heeft de consument daar aan voorafgaand drie betaalherinneringen gestuurd.

De consument komt geen beroep toe op het opschortingsrecht omdat hij geen vordering op de ondernemer heeft.

De consument beschikt over voldoende kennis van de producten van de ondernemer. De ondernemer wijst er in dit verband op dat er de afgelopen jaren regelmatig contact is geweest met de consument naar aanleiding van zijn gewoonte om op een fictieve naam en adres abonnementen af te sluiten, zoals [fictieve naam consument] op het adres van de Efteling en vervolgens betaling achterwege te laten.

Voor het vergoeden van de claims van de consument ziet de ondernemer geen grond.

De ondernemer verzoekt de klacht van de consument ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op 28 mei 2019 was er een landelijke staking van het openbaar vervoer, als gevolg waarvan er geen treinen reden. De staking was onder andere via de media tevoren aangekondigd.

De consument begaf zich met zijn één dag oude abonnement desondanks naar het station [naam station] om daar de trein te nemen. De aankondiging van de staking had hem naar eigen zeggen niet bereikt omdat hij bewust de media niet volgt.

Omdat de trein niet reed deed de consument een beroep op de GTBV-regeling. Dat beroep is door de ondernemer gehonoreerd. De consument kreeg een bedrag van € 7,39 overgemaakt omdat hij voldeed aan de voorwaarden, waaronder een geldige check-in.

Als onweersproken is vast komen te staan dat op de website van de ondernemer informatie is gegeven over de vergoeding bij een staking. Daarbij wordt aangesloten bij de GTBV-regeling, waardoor bij een staking, die een vertraging heeft opgeleverd van af 30 minuten, een aanvraag kan worden ingediend voor een vergoeding.

Indien vervoer per trein door de ondernemer in het geheel niet mogelijk is geweest, dan is er recht op een vergoeding voor vervangend vervoer volgens de Algemene Voorwaarden.

De consument heeft geen vergoeding voor vervangend vervoer geclaimd.

De overige claims van de consument moeten naar het oordeel van de commissie worden afgewezen.
Dat geldt voor de claim inzake 24 uur vertraging. Gelet op de GTBV-regeling en de bijbehorende vergoedingentabel per kaartsoort wordt bij een vertraging van 60 minuten of meer 1/18 deel van het abonnement vergoed, hetgeen is gebeurd. De regeling biedt geen ruimte voor een vergoeding zoals door de consument gewenst.

Met betrekking tot het vermeende opschortingsrecht heeft te gelden dat de ondernemer zich aan de afspraken (lees: de vervoerovereenkomst) heeft gehouden, immers heeft de ondernemer, die als gevolg van de staking niet in staat bleek haar kant van de vervoerovereenkomst uit te voeren, de consument overeenkomstig haar algemene voorwaarden en de voorwaarden van de GTBV-regeling gecompenseerd.

Er was aldus geen grond om de betaling van het abonnement om die reden op te schorten.

Hetzelfde lot treft de claims betreffende reiskosten, boetes en uurtarief. Nog afgezien van stukken die ter staving van de stelling ontbreken, heeft de consument waarschijnlijk gereisd zonder abonnement en heeft hij reiskosten moeten betalen en wellicht ook boetes opgelopen.

De consument is helaas niet ter zitting verschenen om zijn standpunt te verhelderen.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de consument geen recht heeft op meer compensatie dan hij genoten heeft en dat zijn claim, verband houdende met het abonnement, moet worden afgewezen.

Dat betekent dat de klacht op alle onderdelen ongegrond zal worden verklaard.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Verstaat dat het in depot gestorte bedrag ad € 178,00 aan de ondernemer kan worden uitbetaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit mr. B. Hagendoorn, voorzitter, mr. D. van Setten en mr. P. Rijpstra, leden, op 11 december 2019.