Dat het busje oneigenlijk is gebruikt door de huurder moet de verhuurder bewijzen

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Voertuigverhuur    Categorie: Algemene voorwaarden / Betaling / Bewijs    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 121481

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft een busje gehuurd bij de ondernemer dat na 300 km stil komt te vallen. De koppeling was defect, doordat de koppelingsplaten waren verbrand. De ondernemer stelt dat de consument dit heeft veroorzaakt door met een slippende koppeling te rijden. Hij brengt daarom diverse kosten, waaronder reparatiekosten bij de consument in rekening. De consument maakt hiertegen bezwaar. De commissie oordeelt dat de verhuurder moet bewijzen dat de consument het busje niet als een goed huurder heeft gebruikt of de bus heeft gebruikt voor een andere bestemming dan waar deze voor was gehuurd. Daarin slaagt de ondernemer niet. De koppelingsplaten kunnen heel goed al eerder door andere huurders hitteschade hebben opgelopen en dat de consument het busje voor iets anders heeft gebruikt dan waar het voor was gehuurd is ook niet aangetoond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 11 januari 2018 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het in gebruik geven van een busje (Mercedes Sprinter) voor de periode van 20 april 2018 tot en met 22 april 2018 tegen het daarvoor bij de consument in rekening gebrachte bedrag van € 3.169,91, waaronder € 2.107,30 wegens “diverse kosten”, hoofdzakelijk reparatiekosten. De consument heeft op13 mei 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. De consument heeft een bedrag van € 1.969,91 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

 

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Tijdens het vervoeren van personen met de bus is deze stilgevallen. Na contact met de ANWB is de auto afgevoerd naar een merkdealer.

 

De ondernemer heeft de consument aansprakelijk gesteld voor de kosten van herstel, van de ANWB, brandstofverbruik en vervangend vervoer. Deze voert daartoe aan dat de consument oneigenlijk gebruik zou hebben gemaakt van de bus, waardoor de koppelingsplaten zijn verbrand. Daarbij brengt de ondernemer vijf huurdagen met eigenrisiscovermindering in rekening in plaats van drie en is de betaalde waarborgsom niet terugbetaald.

 

De consument betwist zijn aansprakelijkheid en ontkent de koppeling van de auto te hebben laten slippen of dat hem anderszins kan worden verweten dat de koppelingsplaten zijn verbrand. Hij merkt op dat de auto vanaf 2016 in gebruik is geweest en 72.500 kilometer heeft gereden, grotendeels bestuurd door andere huurders dan de consument. Het defect kan, aldus de consument, even goed zijn ontstaan door toedoen van een eerdere bestuurder.

 

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De bus is ingezet voor het vervoer van mensen en materialen tijdens de [naam race] race, een estafettewedstrijd van Nijmegen naar de campus van de universiteit in Enschede. Ik heb de bus opgehaald in Eindhoven en ben er mee naar Enschede gereden. Vervolgens ben ik van Enschede naar Nijmegen gereden om mensen op te pikken. In Nijmegen viel de bus stil.

 

Ik heb niet met een slippende koppeling gereden en ook niet onder abnormale omstandigheden, zoals bijvoorbeeld door rul zand of door modder of de bus op ander wijze overbelast. Ik heb normaal over de snelweg gereden. Ik weet niet hoe die koppeling eraan toe was op het moment dat ik de bus meenam. Volgens mij kan het best zo zijn dat de platen toen al voor een deel verbrand waren.

 

De consument verlangt terugbetaling van de waarborgsom ad € 1.200,– en creditering van de factuur met nummer 2251088, althans de post “diverse kosten” op die factuur ad € 2.107,30.

 

Standpunt van de ondernemer

 

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

 

De gehuurde bus is op 21 april 2018 gestrand met een defecte koppeling. Onderzoek bij een niet aan de ondernemer gelieerde merkdealer heeft geleerd dat de koppelingsplaten waren verbrand. De oorzaak hiervan moet zijn gelegen in oneigenlijk gebruik dat de consument van de auto heeft gemaakt. De koppeling is gedurende langere tijd zeer heet geweest. Dat kan zich alleen voordoen wanneer een bestuurder de koppeling langdurig en/of intensief laat slippen, bijvoorbeeld wanneer de auto vast zit in de modder of iemand langdurig met een slippende koppeling rijdt. Dit valt onder ‘oneigenlijk gebruik’ als bedoeld in artikel 8.1 van de toepasselijke BOVAG Huurvoorwaarden. Bovendien kan dit worden gekwalificeerd als een defect dat het gevolg is van grove schuld.

 

Wanneer koppelingsplaten verbranden, is het niet mogelijk om nog honderden kilometers met de auto te rijden. Op het moment dat de bus stil viel had de consument 327 kilometer met de bus gereden. Dat blijkt uit een vergelijking van de kilometerstand op de huurovereenkomst met de kilometerstand zoals die door de merkdealer bij reparatie is vastgesteld. Daaruit volgt dat het defect moet zijn ontstaan in de periode waarin de consument de bus heeft gehuurd.

 

Koppelingsplaten zijn normaliter niet dermate aan slijtage onderhevig dat zij gedurende de levensduur van een voertuig moeten worden vervangen.

 

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De drukgroep was nog goed, net als het ventiel. Alleen de plaat was verbrand. Dat kan alleen wanneer er langere tijd met een slippende koppeling is gereden. Als de reparateur dat als oorzaak opgeeft, heb ik daar vertrouwen in.

 

De consument heeft ongeveer 300 kilometer gereden voordat de bus stil viel. Zou het probleem bij vertrek uit Eindhoven al aanwezig zijn geweest, dan had hij dat onderweg al moeten bemerken. Zo’n plaat kan al binnen veel kortere tijd dan 300 kilometer verbranden. Het is veel aannemelijker dat die plaat in de laatste 300 kilometer is verbrand dan dat hij daarvoor al beschadigd was.

 

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer doet ter onderbouwing van zijn standpunt dat de consument aansprakelijk is voor de herstelkosten van de koppeling een beroep op het bepaalde in artikel 8, lid 1 en artikel 11, lid 2 van de BOVAG huurvoorwaarden, die van toepassing waren op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Deze bepaling luidt als volgt:

“Artikel 8 – Verplichtingen huurder

  1. Onverminderd het onderstaande dient huurder met het voertuig om te gaan zoals een goed huurder betaamt en ervoor te zorgen dat het voertuig overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt. Zo is het huurder verboden het voertuig te gebruiken op een circuit dan wel op een terrein waarvoor het voertuig niet geschikt is of op een terrein waarvan huurder of bestuurderte kennen is gegeven dat betreding daarvan op eigen risico is.

(…)

Artikel 11 – Aansprakelijkheid van de huurder voor schade

  1. (…)
  2. Indien de schade evenwel is ontstaan ten gevolge van handelen of nalaten in strijd met artikel 8, is huurder volledig aansprakelijk voor schade van de verhuurder, tenzij hij bewijst dat dit handelen of nalaten hem niet toerekenbaar is of volledige vergoeding naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”

De ondernemer verwijt de consument dat hij het voertuig oneigenlijk heeft gebruikt door overmatig gebruik te maken van een slippende koppeling, als gevolg waarvan de schade aan de koppelingsplaat is ontstaan.

De commissie overweegt nu als volgt. Voor aansprakelijkheid van de consument is het allereerst noodzakelijk dat komt vast te staan dat de consument heeft gehandeld in strijd met artikel 8, lid 1 van de BOVAG huurvoorwaarden. Wanneer de ondernemer op deze grond een schadevergoeding verlangt, brengen de regels omtrent stelplicht en bewijslast naar thans geldend recht met zich mee dat de ondernemer feiten moet stellen en, bij betwisting, ten minste aannemelijk moet maken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de consument zich niet als een goed huurder heeft gedragen of het voertuig niet overeenkomstig zijn bestemming heeft gebruikt. Pas indien komt vast te staan de schade is ontstaan als gevolg van handelen of nalaten in strijd met artikel 8, komt bewijsvoering door de consument aan de orde.

Dit beding volgt de normale regels met betrekking tot de stelplicht en bewijslast bij niet-nakoming van contractuele verplichtingen. Het is de verhuurder die moet bewijzen dat de huurder een contractuele verplichting niet is nagekomen. Staat de schending van een contractuele verplichting vast, maar betwist de huurder dat hem de schending kan worden toegerekend, dan is het aan de huurder om feiten en omstandigheden te stellen – en bij betwisting: aannemelijk te maken – die een oordeel rechtvaardigen dat het tekortschieten de huurder niet kan worden toegerekend. Aldus gelezen, komt het bepaalde in artikel 11, lid 2 van de BOVAG huurvoorwaarden niet in strijd met het bepaalde in artikel 6:236, lid aanhef en sub k BW.

De ondernemer dient dus allereerst aan te tonen dat de consument de gehuurde bus niet als een goed huurder heeft gebruikt of de bus heeft gebruikt voor een andere bestemming dan waartoe deze was gehuurd. Daartoe heeft de ondernemer aangevoerd dat de consument langere tijd met een slippende koppeling moet hebben gereden. Dat is iets anders dan het criterium “niet gebruiken overeenkomstig de bestemming”. Feiten of omstandigheden op grond waarvan de commissie kan oordelen dat de bus niet overeenkomstig de bedoelde bestemming is gebruikt zijn niet aangevoerd of gebleken. Zo is niet vastgesteld dat de bus sporen vertoonde van gebruik buiten geasfalteerde wegen, terwijl evenmin is aangevoerd dat de bus is overbeladen.

Rest dus als mogelijke grond voor aansprakelijkheid dat de consument niet als een goed huurder met de bus is omgegaan. De consument heeft dit betwist en de commissie is van oordeel dat ook daarvoor objectief vaststelbare aanwijzingen ontbreken.

Wanneer de consument uit gewoonte (voet op het koppelingspedaal) langere tijd met een slippende koppeling zou hebben gereden, is niet onaannemelijk dat de klacht met betrekking tot de koppelingsplaten zich al eerder dan pas na 300 kilometer zou hebben voorgedaan. Bovendien is niets bekend ten aanzien van de toestand van de koppelingsplaten bij aanvang van de huurovereenkomst. De bus in kwestie betreft een huurbus die bij reparatie volgens de daarvoor aan de ondernemer gestuurde factuur al 72.608 kilometer had gereden.

Niet valt uit te sluiten dat de koppelingsplaten al in een eerder stadium hitteschade hadden opgelopen. Wat daar ook van zij: de consument heeft betwist dat hij met een slippende koppeling heeft gereden en de ondernemer heeft naar het oordeel van de commissie niet, althans niet in voldoende overtuigende mate, aangetoond dat de consument dat wel heeft gedaan.

De commissie is van oordeel dat de klacht gegrond is. De ondernemer heeft ten onrechte de betaalde waarborgsom ingehouden en de reparatiefactuur, voor zover die de waarborgsom overtrof, doorbelast aan de consument. Redenen om de kosten van de ANWB door te belasten zijn de commissie ook niet gebleken.

De verschuldigdheid van kosten voor het brengen en terughalen van vervangend vervoer berust verder ook niet op enige (andere) bepaling uit de BOVAG huurvoorwaarden. Op grond van artikel 10, lid 8 en 9 dient de verhuurder te voorzien in adequate pechhulp en komen de kosten daarvan alleen voor rekening van de huurder in het geval van eigen schuld van de huurder. Die eigen schuld kan in dit geval, zoals uit het voorgaande blijkt, niet worden vastgesteld.

De kosten voor met het vervangend voertuig verbruikte brandstof komt wel voor rekening van de consument, omdat aannemelijk is dat hij door dat verbruik is gebaat. Iets anders is door de consument in elk geval niet aangevoerd. Dat betekent dat van de specificatie van het bedrag van € 2.107,30 exclusief btw bij de aan de consument gestuurde factuur slechts een bedrag van € 42,23 exclusief btw (€ 51,10 inclusief btw) terecht aan de consument in rekening is gebracht. Voor het overige dient de gezonden factuur te worden gecrediteerd. Dat betekent dat het door de consument verschuldigde bedrag bestaat uit € 400,– huur, € 100,– eigenrisicovermindering, € 12,46 en € 42,23 wegens verbruikte brandstof en 21% btw over de som van deze bedragen, zijnde € 116,48, tezamen € 671,17. De consument heeft een waarborgsom voldaan van € 1.200,–. Na verrekening met het verschuldigde bedrag dient de ondernemer hiervan een deel, groot € 528,83 terug te betalen aan de consument.

Het door de consument onder de commissie in depot gestorte bedrag zal worden terugbetaald aan de consument.

Het voorgaande betekent dat zal worden beslist als na te melden.

Beslissing

De ondernemer crediteert factuur nummer 2251088 tot een bedrag van € 671,17 inclusief btw.

De ondernemer betaalt aan de consument na verrekening van het door de consument verschuldigde bedrag een deel van de waarborgsom terug, groot € 528,83. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het in depot gestorte bedrag ad € 1.969,91 wordt terugbetaald aan de consument.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigverhuur, bestaande uit mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, de heer A. Belt en de heer M.H.A.M. Hoevenaars, leden, op 15 april 2019.