Commissie: Reizen
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
52548
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 5 augustus 2010 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een rondreis met verblijf in diverse hotels voor 4 personen in Vietnam op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 12 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 voor de som van € 7.075,13. Klager heeft op 9 november 2010 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Op de rondreis door Vietnam zijn wij de dupe geworden van een overstroming, die al dagen aan de gang was. Ondanks het feit dat de reisorganisator wist dat er sprake was van een overstroming op het door ons af te leggen treintraject, heeft deze de treinreis toch doorgang laten vinden. Na een reis van elf uur konden we niet verder. Uiteindelijk zijn we naar Hanoi teruggekeerd en vervolgens zijn we met een binnenlandse vlucht op de plaats van bestemming aangekomen. Dit te voorkomen oponthoud heeft dertig uur geduurd met als gevolg, dat we extra kosten hebben moeten maken in de vorm van een vliegreis en taxikosten en voorts een volledige vakantiedag hebben gemist. Klager verlangt een vergoeding van € 90,– per persoon alsmede de vergoeding van een verloren vakantiedag. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Er was geen enkele reden om de treinreis niet te laten plaatsvinden. De trein reed gewoon en het reisprogramma zou geen hinder ondervinden van de regenval. Echter, toen de treinreis reeds was aangevangen zijn er nabij de treinroute twee dammen beschadigd geraakt met als gevolg dat treinverkeer niet meer mogelijk was. Deze situatie was noch te voorzien noch te voorkomen. Vervolgens moesten de reizigers de trein verlaten. Klager heeft in overleg met de agent ter plekke besloten om terug te keren naar Hanoi en heeft daarna via het vliegtuig en per bus de plaats Hue bereikt. De kosten hiervan waren voor rekening van klager. Hiervan was zij op de hoogte. Na Hue is de reis voortgezet conform het reisschema. Er was duidelijk sprake van een overmachtsituatie. Immers het feit, dat de treinreis uiteindelijk moest worden afgebroken als gevolg van de doorgebroken dammen was immers niet te voorzien noch te verwachten. Het feit dat klager in een weinig benijdenswaardige positie terechtkwam, kan hieraan niet afdoen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie heeft op grond van de overgelegde stukken alsmede het verhandelde ter zitting vastgesteld, dat hetgeen partijen verdeeld houdt uitsluitend betrekking heeft op de afgebroken treinreis en de daaruit voortvloeiende extra gemaakte kosten voor klager alsmede het verlies van een vakantiedag. Klager beroept zich erop, dat vanwege de aanwezige overstromingen in het gebied waar de treinreis plaatsvond de reisorganisator had moeten afzien van de treinreis, omdat het voor de reisorganisator duidelijk was althans had kunnen zijn, dat vervoer per trein niet mogelijk was. Teneinde het vervolg van het reisschema niet in gevaar te brengen was er voor klager geen enkele andere mogelijkheid, zo heeft zij ter zitting nog eens aangegeven, om de reis per vliegtuig en taxi voort te zetten. De reisorganisator daarentegen is van oordeel, dat het afbreken van de treinreis niet te voorzien was vanwege het feit, dat er dammen waren doorgebroken, waardoor er sprake was van een overmachtsituatie. Gelet op het bepaalde in de hier van toepassing zijnde ANVR-Reisvoorwaarden dienen de door haar gemaakte kosten voor haar rekening en risico te blijven. De commissie heeft met betrekking tot het hiervoor de door partijen ingenomen standpunten het volgende overwogen. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie het ingenomen standpunt van de reisorganisator, dat er sprake was van overmacht. Daarbij heeft de commissie met name laten wegen, dat het voor de reisorganisator niet dan wel onvoldoende was te voorzien, dat er in de onmiddellijke nabijheid van het treintraject ten gevolge van in dit gebied voorkomende overstromingen dammen waren doorgebroken, waardoor de treinreis onvoorzien niet verder kon worden gemaakt. De commissie zal de claim van klager om haar een vakantiedag te vergoeden dan ook afwijzen. Wel is de commissie van oordeel, dat klager in de benarde situatie, waarin deze zich bevond, een juiste beslissing heeft genomen om de reis te vervolgen op de wijze als zij heeft gedaan. Immers, voor de commissie is voldoende vast komen te staan, dat klager op dat moment geen andere keus had om het reisschema niet in gevaar te brengen. Het feit, dat voor klager geen enkele vorm van opvang en zorg was geregeld na het stranden van de treinreis, ook al valt het stranden van de treinreis zelf onder een overmachtsituatie, valt de reisorganisator dan wel diens plaatselijke agent te verwijten. Deze heeft nagelaten voor een adequate opvang zorg te dragen. Dit temeer, daar niet althans onvoldoende weersproken is, dat deze kosten noodzakelijk waren voor een adequate voortzetting van haar reis. Gelet op al de haar gebleken feiten en omstandigheden acht de commissie het dan ook alleszins redelijk, dat de reisorganisator de door klager noodzakelijke gemaakte kosten, zijnde € 90,– per persoon, vergoedt. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 90,– per persoon. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 250,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 24 maart 2011.