Datum eerste toelating (DET) wordt voor de handel als bouwjaar aangemerkt, behoudens uitzonderingen. Onjuiste vaststelling DET. Tekortkoming niet aan ondernemer toe te rekenen. Wederzijdse dwaling.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: (On)deugdelijke levering/reparatie/onderhoud    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE04-1302

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een op 31 juli 2004 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte auto, merk Ssanyong, type Korando 3.2 EX automaat, kenteken 42-VX-JV, kilometerstand 37.308, tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 23.345,– inclusief kosten rijklaar maken. De levering vond plaats op of omstreeks 10 augustus 2004. De consument heeft op 19 augustus 2004 telefonisch, en op 27 augustus 2004 schriftelijk de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Bij aankoop van de auto is expliciet naar het bouwjaar, het productiejaar van de auto gevraagd, omdat de verkoper zich versprak en zich afvroeg of de auto niet van het bouwjaar 1998 was. Daarop is de consument verzekerd dat de auto niet ouder dan anderhalf jaar was. Achteraf blijkt dat het productiejaar 1998 is geweest, zodat de auto niet anderhalf, maar zes jaar oud was bij aankoop.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Er bestaan wel degelijk verschillen tussen de types uit 1997/1998 en de uitvoering uit 2002. De latere versie heeft standaard lederen bekleding, meerdere airbags en afstandbediening voor de sloten. De geleverde auto heeft slechts één airbag en geen afstandbediening op de sloten. Aan het eind van het verkoopgesprek, dat vrij lang duurde, heb ik de verkoper nog gevraagd waarom er geen fabrieksgarantie op de auto werd gegeven. Hij merkte op dat dat niet uitmaakte, omdat er een Opel Quality garantie op werd afgegeven. In dat verband vroeg de verkoper zich af van wanneer de auto ook al weer was, of dat niet 1998 was. Ik heb hem toen gevraagd of dat klopte en toen is hij dat gaan nazoeken. Daarna kwam hij met de verzekering dat de auto van 2002 was.
 
De auto mist nog meer opties die wel op de internetaanbieding staan. Zo vermeldt de aanbieding op het internet dat er een G3 gasinstallatie in zou zitten, maar dat is niet het geval: het gaat om een gewone gasinstallatie.

De ondernemer weigert ook zijn garantieverplichtingen na te komen. Ik heb veel ellende met de auto en ben tot drie keer terug geweest bij de garage, maar die wil er niets aan doen. Bij aankoop had de auto 37.000 kilometer op de teller en ik denk dat ik er inmiddels ongeveer 10.000 kilometer mee gereden heb.

De consument verlangt een financiële tegemoetkoming. Hij berekent zijn schade op € 7.344,–, welk bedrag de consument terug wil krijgen van de ondernemer.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Voor de leeftijd van een auto is de datum kenteken deel I bepalend. Dit is, na een keuring door de Rijksdienst voor het Wegverkeer, in 2002 afgegeven. De waarde van de auto dient dan ook vastgesteld te worden op grond van bouwjaar 2002. Er is geen sprake van een overjarig model.
 
De auto is ook voor een marktconforme prijs verkocht. De verlangde schadevergoeding doet geen recht aan de feitelijke omstandigheden. De toegepaste afschrijving is ook niet realistisch. De BOVAG ondersteunt de ondernemer in zijn standpunt.
 
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Het productiejaar kan best 1998 zijn geweest, maar dat is niet bepalend voor de ouderdom van een auto. Bepalend is de datum waarop het kenteken deel I is afgegeven.
Wij hebben vorige week nog auto’s aangeleverd gekregen af fabriek die in 2002 zijn geproduceerd. Ook de door de consument ingeruilde auto had een productiejaar dat één jaar afweek van het jaar waarin het kenteken deel I was afgegeven.
 
Op uw vraag of ik weet wat de code betekent die staat vermeld onder het hoofd “Bijzonderheden” op het kentekenbewijs moet ik u zeggen dat ik dat niet weet. Wel weet ik dat de auto pas in 2005 voor het eerst een APK hoeft te ondergaan en dat duidt ook op een leeftijd die begint te lopen in 2002. De auto is ook verzekerd als een auto uit 2002.
 
Het is juist dat de verkoper niet helemaal zeker was van de leeftijd van de auto. Daarom heeft hij het kenteken gecheckt. De vermelding van een code onder het hoofd “Bijzonderheden” gaf ons geen aanleiding om een ander bouwjaar aan te houden.
 
Ten aanzien van de klachten van de consument hebben wij aangeboden dat de consument de auto door de ANWB kan laten keuren en dat wij alles wat de ANWB constateert zullen repareren. Daar wilde de consument echter niet op ingaan. Onze eerste monteur heeft nog veertien dagen in de auto gereden en vond dat deze het prima deed.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Het moge normaliter zo zijn dat het bouwjaar van een auto wordt bepaald door de datum van afgifte van een kenteken deel I, maar de commissie is vooralsnog slechts bereid een dergelijk uitgangspunt te accepteren voor auto’s die zijn voorzien van een kenteken waarbij geen opmerkingen zijn geplaatst onder het hoofd “Bijzonderheden”. In de onderhavige zaak staan daar wel een aantal codes. De commissie is vooralsnog van oordeel dat van een bedrijfsmatig deelnemer aan het handelsverkeer in auto’s mag worden verwacht dat hij of zij op de hoogte is, dan wel zich op de hoogte stelt, van de betekenis van deze codes. Het voertuiggebonden kentekenbewijs (42-VX-JV) vermeldt onder “Bijzonderheden” de navolgende tekst:
“RDW-GAIK
BASIS ETGK: NR            : e1*97/27*0091*04
                    VAR      : HOA92
                    UITV     : L2C19”
 
Alvorens tot een uitspraak in deze zaak te kunnen komen, dient de commissie op de hoogte te geraken van de betekenis van deze vermeldingen op het kentekenbewijs. De commissie verzoekt daartoe de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) om, desgewenst onder toezending van een kopie van dit tussenadvies, aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer de navolgende vragen voor te leggen:
1. Welke slotsom dient een consument in het algemeen te trekken uit de vermelding van opmerkingen onder het hoofd “Bijzonderheden” op het voertuiggebonden kenteken?
2. Wat is de betekenis van de codes/afkortingen en cijfercombinaties die staan vermeld op het kenteken deel I (voertuiggebonden kenteken), één en ander als hierboven aangehaald?
3. Hebben bedrijfsmatige deelnemers aan het handelsverkeer, zoals de betrokken ondernemer in de onderhavige procedure, toegang tot deze gegevens? Worden deze op verzoek ook aan hen verstrekt?
4. Heeft deze codering of een onderdeel daarvan invloed op de datum waarop de auto voor het eerst een APK dient te ondergaan?
5. Waarom is de APK datum volgens de via internet publiek te raadplegen registratie vastgesteld op 2005? Zegt dat iets over de leeftijd van de auto voor de handel?
6. Wat is bij de RDW bekend omtrent de historische gegevens van deze auto?
 
In afwachting van de beantwoording van deze vragen zal de commissie elke verdere beoordeling en beslissing aanhouden. De commissie verzoekt de SGC om na binnenkomst van een reactie van de zijde van de RDW deze reactie aan partijen te doen toekomen. Behalve in het geval dat (één der) partijen daar expliciet om vraagt, zal de zaak vervolgens zonder verdere mondelinge behandeling worden afgedaan.
 
Beslissing
 
De commissie verzoekt de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken onder toezending van een afschrift van dit advies de hiervoor geformuleerde vraagstelling voor te leggen aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam met het verzoek deze vragen, zo mogelijk, te beantwoorden.
 
De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument en de ondernemer gezonden. Deze worden in de gelegenheid gesteld daarop binnen twee weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken. De commissie zal vervolgens, behoudens andersluidend verzoek van (één der) partijen, zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren.
 
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 22 april 2005.

Behandeling van het geschil
 
De Geschillencommissie Voertuigen (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies d.d. 22 april 2005 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
 
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. De commissie heeft schriftelijk vragen gesteld aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), die daarop heeft geantwoord bij d.d. 2 augustus 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op dit schrijven te reageren. De consument heeft dat bij monde van zijn gemachtigde schriftelijk gedaan.
 
Geen der partijen heeft om een nader mondelinge behandeling verzocht. Partijen zijn niet meer opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
 
De verdere beoordeling.
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De kern van het geschil is gelegen in de vraag of de consument een auto geleverd heeft gekregen die voldeed aan hetgeen was overeengekomen. De auto is verkocht als een auto uit 2002, terwijl is gebleken dat het een model betreft dat al in 1998 is geproduceerd. Van de zijde van de ondernemer is de nadruk gelegd op de omstandigheid dat als bouwjaar van een auto het jaar van afgifte van het kentekenbewijs aangehouden pleegt te worden. Uit de informatie van de RDW blijkt dat voor elk voertuig dat uit het buitenland komt (dus ook nieuw geproduceerde auto’s die hier als “nieuw” worden geïmporteerd) een “datum van eerste toelating” (DET) wordt vastgesteld aan de hand van bij het voertuig aangeleverde documenten.
De commissie is van oordeel dat voor de handel de DET in beginsel als bepalend heeft te gelden voor de vraag uit welk bouwjaar een auto stamt. De DET geeft immers aan op welk moment een voertuig voor het eerst feitelijk in gebruik is genomen.
 
Uit de informatie van de RDW met betrekking tot de door de consument gekochte auto volgt dat daarvoor een DET is vastgesteld zonder dat de daartoe benodigde documenten aanwezig zijn geweest. Voorts volgt daaruit dat op de documenten van de Duitse firma waar de auto kennelijk van afkomstig is (Trade GmbH) het jaartal 1998 staat vermeld. Tussen partijen is verder ook niet in geding dat de auto een uitvoering betreft uit 1998. De RDW merkt dan ook op dat voor de auto ten onrechte een DET is vastgesteld op 30 december 2002.
 
De RDW acht het wel van belang dat voor de auto bij de keuring een kilometerstand is vastgesteld van 000071, maar de commissie acht dit van minder belang, nu uit de informatie van de RDW tevens volgt dat de toenmalig importeur heeft geprobeerd de auto als nieuw en ongebruikt in te voeren, wat in eerste instantie niet is gelukt, omdat het keuringsstation te Almelo heeft geweigerd de auto als zodanig toe te laten. Daarna heeft dit bedrijf een tweede poging gewaagd bij een ander keuringsstation. De commissie is ambtshalve op de hoogte dat het terug-draaien van een kilometerstand bij gebruikte auto’s pleegt voor te komen en kan – bij gebreke aan historische gegevens met betrekking tot de auto en gegeven hetgeen kan worden afgeleid omtrent een mogelijke kwade trouw bij de importeur van de auto – bepaald niet uitsluiten dat de door de RDW vastgestelde kilometerstand om die reden onbetrouwbaar is.
 
Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de slotsom dat de auto ten onrechte is verkocht als een auto met het bouwjaar 2002, omdat de door de RDW vastgestelde DET ten onrechte is vastgesteld op 30 december 2002, er geen documenten bekend zijn op grond waarvan een DET kan worden vastgesteld en in elk geval aannemelijk is dat de auto al in 1998 is geproduceerd. Daarmee staat vast dat de auto niet de eigenschappen bezit die de consument op grond van de koopovereenkomst van die auto mocht verwachten. Op grond van die constatering staat voorts vast dat de ondernemer als verkoper tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst.
 
De volgende vraag die dan van belang is, is of dit tekortschieten ook aan de ondernemer kan worden toegerekend. De ondernemer is immers niet degene geweest die de auto heeft geïmporteerd en ter keuring aan de RDW heeft aangeboden. Gesteld noch gebleken is dat de ondernemer bij het verkrijgen van de auto door zijn leverancier op de hoogte is gesteld van het feit dat de DET niet juist was. De commissie is van oordeel dat uit de informatie van de RDW, met name de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3, blijkt dat de ondernemer aan de hand van het kenteken en de daarop vermelde codering onder “Bijzonderheden” niet heeft kunnen afleiden dat voor de auto 1998 als bouwjaar aangehouden moest worden. Weliswaar staat vast dat de verkoper tijdens het verkoopgesprek heeft getwijfeld omtrent het bouwjaar, maar in beginsel mag een ondernemer er van uitgaan dat bij de keuring van een auto een deugdelijke DET wordt vastgesteld. Waar hiervoor al is overwogen dat de DET in beginsel bepalend is voor het bouwjaar, mag de ondernemer er dus van uitgaan dat het bouwjaar is gelegen in het jaar waarin de DET is vastgesteld. Van enige kwade trouw op dit punt aan de zijde van de ondernemer is dan ook niet gebleken.
 
Wel komt de commissie tot de slotsom dat de overeenkomst is aangegaan onder invloed van dwaling als bedoeld in artikel 6:228, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarbij de commissie van oordeel is dat in elk geval beide partijen hebben gedwaald omtrent het bouwjaar van de auto. Deze bepaling luidt, voor zover volgens de commissie thans van belang, als volgt:
“Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
(a) …
(b) …
c. indien de wederpartij (lees: de ondernemer) bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende (lees: de consument) is uitgegaan, tenzij zij (de ondernemer) ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had hoeven te begrijpen dat de dwalende (de consument) daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden."
Dat betekent dat een beroep op (gedeeltelijke) vernietiging van de overeenkomst slechts kan worden afgewezen, wanneer de ondernemer ervan uit had mogen gaan dat de consument de koopovereenkomst ook en op dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan indien hem bekend was geweest dat de auto een duistere historie had, omdat deze in 1998 was geproduceerd en historische gegevens omtrent het gebruik van de auto tussen 1998 en 30 december 2002 ontbraken. De commissie is van oordeel dat dat geval zich hier niet voordoet, omdat het van algemene bekendheid is dat een bouwjaar van een auto en de kilometerstand in hoofdzaak de prijsbepalende factoren zijn en een afwijking van het bouwjaar van mogelijk vier jaar zeker aanleiding zou hebben gegeven om de overeenkomst niet op dezelfde voorwaarden (lees: tegen dezelfde prijs) aan te gaan.
 
De commissie komt dan ook tot het oordeel dat het beroep op (gedeeltelijke) vernietiging van de koopovereenkomst in beginsel kan slagen. De commissie begrijpt de klacht van de consument aldus, dat deze verlangt om, in plaats van de overeenkomst te vernietigen, op voet van het bepaalde in artikel 6:230, lid 2 BW de gevolgen van die overeenkomst ter opheffing van het door de consument geleden nadeel te wijzigen in die zin dat de koopsom wordt aangepast en de ondernemer wordt opgedragen het teveel betaalde terug te betalen. De omvang van de door de consument in de brief van zijn gemachtigde aan de commissie d.d. 1 oktober 2004 berekende nadeel (€ 7.344,–) is door de ondernemer niet betwist en een dergelijk bedrag als waardeverschil (afschrijving) komt de commissie voor een leeftijdsverschil van vier jaar ook niet onaannemelijk voor. Nu de overeenkomst in beginsel voor vernietiging vatbaar is, kan het verzoek van de consument tot wijziging als hiervoor vermeld dan ook worden ingewilligd.
 
Het voorgaande voert derhalve tot de navolgende beslissing.
 
Beslissing
 
De commissie stelt, onder gedeeltelijke vernietiging van de gesloten koopovereenkomst, de koopsom voor de onderhavige auto vast op een bedrag dat € 7.344,– lager is dan oorspronkelijk overeengekomen.
 
De ondernemer betaalt aan de consument genoemd verschil van € 7.344,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 6 september 2005.

(Wijziging gevolgen overeenkomst ter opheffing nadeel op voet art. 6:230 BW; Red.)