De advocaat kan overeenkomstig de interne klachtregeling als klachtenbehandelaar optreden.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Interne klachtprocedure    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV04-0245

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage 

De bevoegdheid van arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging van 28 april 2004, waarbij partijen zich voor de beslechting van een geschil als het onderhavige, ontstaan naar aanleiding van de openstaande declaraties, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn hiermee tevens overeengekomen dat alle geschillen
– zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).   De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Als plaats van arbitrage is Eindhoven vastgesteld.   Verloop van de procedure   Bij brief van 9 november 2004 (met bijlagen) heeft mr. [naam advocaat] van [naam advocatenkantoor] het geschil aanhangig gemaakt bij de commissie. Namens de commissie is de [naam cliënte] verzocht zijn standpunt kenbaar te maken. De [naam cliënte] heeft daarvan gebruik gemaakt bij brief van 30 december 2004. Hierop heeft [naam advocaat] gereageerd bij brief van 4 mei 2005 (met bijlagen). Ten slotte is door de [naam cliënte] op 21 juni 2005 nog een brief (met bijlagen) aan de commissie gezonden.

  Standpunt eiseres   De [naam cliënte] (hierna: de cliënt) heeft zich tot [naam advocaat] (hierna: de advocaat) gewend met het verzoek om een second opinion. Het ging daarbij om de vraag of hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond in een zaak tegen de [naam bankinstelling] diende te worden ingesteld. De advocaat heeft de cliënt – gelijk de eerste advocaat – daaromtrent positief geadviseerd. De cliënt heeft in de betreffende zaak evenwel een andere aanpak voor ogen, een aanpak waarvan de advocaat diverse malen heeft aangegeven dat hij daarin niets ziet.   In een gesprek op 15 oktober 2004 heeft de advocaat met de cliënt de afspraak gemaakt dat hij de openstaande declaraties uiterlijk medio november 2004 zou betalen, tenzij een derde jurist de gewenste aanpak van de cliënt alsnog zou onderschrijven. Omdat de cliënt de advocaat vervolgens allerlei niet terzake doende stukken bleef toezenden, heeft de advocaat bij brief van 29 oktober 2004 aan de cliënt laten weten zich niet meer gebonden te achten aan de gemaakte afspraak. In deze brief is de cliënt nog een termijn van een week gegeven om tot betaling van de declaraties over te gaan. Dit is niet gebeurd. Op grond van het voorgaande vordert de advocaat betaling van zijn declaraties van 4 mei 2004 en 2 juni 2004, zijnde een totaalbedrag van € 2.099,17.   Standpunt verweerder   De advocaat heeft de klacht prematuur ingediend. Overeenkomstig de op 15 oktober 2004 gemaakte afspraak dient eerst de definitieve uitspraak in een nieuwe, volgens de door de cliënt gewenste aanpak, tegen de [naam bankinstelling] aanhangig te maken procedure afgewacht te worden, omdat indien daaruit blijkt dat de advocaat ongelijk heeft, de cliënt de beide declaraties niet behoeft te voldoen. Bovendien moet conform de klachtenregeling, zoals vastgelegd in de opdrachtbevestiging van 28 april 2004, de klacht in eerste instantie binnen het kantoor van de advocaat worden voorgelegd aan diens kantoorgenoot [naam kantoorgenoot advocaat], hetgeen nog niet is gebeurd. De cliënt verzoekt de commissie derhalve om de klacht niet in behandeling te nemen.   Behandeling   Op 13 juli 2005 heeft te Eindhoven de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door de [naam secretaris], fungerend als secretaris. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De advocaat is niet verschenen. De cliënt is ter zitting verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht.   Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De commissie stelt vast dat de cliënt ter zitting heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen het aantal door de advocaat in rekening gebrachte werkzaamheden. Zijn bezwaar is gericht tegen de kwaliteit van die werkzaamheden. Daargelaten dat de cliënt dit laatste niet (gemotiveerd) heeft onderbouwd, daarvan blijkt naar het oordeel van de commissie ook niet uit de in het geding gebrachte stukken. De advocaat heeft de cliënt geadviseerd overeenkomstig het in de door de cliënt voor akkoord getekende opdrachtbevestiging vastgelegde verzoek aan de advocaat. Het enkele feit dat de uitkomst van het advies niet strookt met de wens van de cliënt kan niet dienen als graadmeter voor de zorgvuldigheid van het aan dat advies ten grondslag liggende onderzoek.   Het verweer van de cliënt, inhoudende dat de advocaat onderhavig geschil prematuur aanhangig heeft gemaakt, nu de interne klachtenregeling als vermeld in de opdrachtbevestiging van 28 april 2004 (nog) niet is gevolgd, onderschrijft de commissie niet. In genoemde brief is te lezen dat een klacht van de cliënt wordt behandeld door de advocaat of, voor zover de aard van de klacht daartoe aanleiding geeft, zijn kantoorgenoot [naam kantoorgenoot advocaat]. Ook kan de cliënt zich rechtstreeks tot laatstgenoemde wenden. De cliënt heeft ter zitting aangegeven dat hij van deze mogelijkheid niet specifiek – zijn e-mail heeft hij gericht aan de sectie ondernemingsrecht waarin naast [naam kantoorgenoot advocaat] ook de advocaat werkzaam is – gebruik heeft gemaakt, zodat het ervoor moet worden gehouden dat in dit geval én overeenkomstig de klachtenregeling de advocaat als klachtenbehandelaar is opgetreden. Toen geen oplossing mogelijk bleek heeft de advocaat (eveneens conform de klachtenregeling) de zaak voorgelegd aan de commissie.   Niet valt in te zien dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Hierbij neemt de commissie, naast al het voorgaande, mede in aanmerking dat de advocaat met de cliënt de – in de ogen van de commissie – coulante afspraak heeft gemaakt dat de declaraties niet zijn verschuldigd, indien de cliënt aan de hand van een advies van een jurist kan aantonen dat de advocaat ten onrechte de visie van de cliënt niet deelt dan wel het ongelijk van de advocaat blijkt uit een nieuwe bodemprocedure overeenkomstig de visie van de cliënt. De commissie gaat overigens ervan uit dat mocht de cliënt alsnog met een dusdanig, overtuigend, advies respectievelijk een dergelijk uitspraak komen de advocaat de afspraak gestand zal doen, zonder dat de cliënt hieraan thans enig recht op opschorting van zijn nader te bepalen betalingsverplichting kan ontlenen.   Dit een en ander leidt ertoe dat de vordering van de advocaat zal worden toegewezen. Wat betreft de arbitragekosten overweegt de commissie dat de cliënt als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat terzake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënt tot betaling van deze kosten.   Tot slot merkt de commissie nog het volgende op. De advocaat die als eisende partij een incassogeschil aanhangig maakt, heeft een zelfstandig belang bij hoor en wederhoor ter zitting. De commissie betreurt het daarom dat de advocaat niet ter zitting is verschenen. Daarbij komt dat het de commissie door de afwezigheid van de advocaat onmogelijk wordt gemaakt om een schikkingspoging te doen.   Beslissing   De commissie:   veroordeelt de [naam cliënte] binnen één maand na verzenddatum van dit vonnis aan [naam advocatenkantoor] te betalen een bedrag van € 2.099,17;   veroordeelt de [naam cliënte] in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van [naam advocatenkantoor] vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters;   wijst af het meer of anders gevorderde.   Deze uitspraak is aldus gewezen te Eindhoven op 30 augustus 2005.