Commissie: Recreatie
Categorie: Tarief
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
67273
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een rekening voor waterverbruik. Feiten Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken -voor zover thans van belang- het volgende vast: a. Op 17 augustus 2011 heeft de ondernemer aan de consument een factuur voor water en elektra toegezonden, met een verbruik aan water van 2.686m3 tegen een tarief van € 3,10 per m3, zijnde in totaal € 8.326,60. b. Bij brief van 24 augustus 2011 heeft de consument tegen deze factuur geprotesteerd. Hij heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een hevige lekkage in de waterleiding van zijn huisje, die buiten zijn wil en kennis om is gebeurd. Hij heeft in die brief aangegeven het schokkend te vinden dat hem daarvoor € 3,10 per m3 in rekening wordt gebracht, terwijl hij naar eigen zeggen voor zijn woonhuis voor het water € 0,47 per m3 betaalt. c. Bij brief van 28 september 2011 heeft de ondernemer zijn standpunt gehandhaafd. d. Bij brief van 3 oktober 2011 heeft de consument aangegeven dat er geen sprake is geweest van een normaal gebruik van water, waarop het door de ondernemer gebruikte tarief van € 3,10 per m3 is gebaseerd. De consument is bereid een bedrag van 2.686m3 x € 0,47, zijnde € 1.262,42, te betalen, welk bedrag hij onmiddellijk zal overmaken. Voor het restant van de vordering verzoekt hij de ondernemer schriftelijk te specificeren en aan te geven waarom de ondernemer van mening is dat hij daar recht op heeft. e. Na enige correspondentie over en weer, heeft de ondernemer op 29 maart 2012 een nieuwe waterfactuur aan de consument gezonden voor een bedrag van € 6.849,30, gebaseerd op een prijs van € 2,55 per m3. In totaal verlangt de ondernemer van de consument nog een bedrag van € 5.354,30. Op de factuur heeft de ondernemer vermeld: “Omdat u een aanzienlijk grote afname heeft gedaan, kunnen we u weliswaar eenmalig een lager bedrag in rekening brengen. Betalen binnen 7 dagen anders komt deze eenmalige aanbieding te vervallen” f. Op 17 april 2012 heeft de consument een klacht ingediend bij de commissie. g. Op 2 mei 2012 heeft de consument de ondernemer het volgende briefje gezonden: “Heden heb ik met spoed en onder protest zoals afgesproken de € 5.354,30 op uw rekening overgemaakt. U was nu akkoord met de verkoop van huisje [nummer] (opmerking commissie: huisje [nummer] is eigendom van de consument) aan [naam familie] voor € 15.000,– (…) Voorts wachten we af wat de geschillencommissie zal beslissen waar we ons aan zullen houden. dit kan circa 4 maanden duren. Dank voor de medewerking en ik hoop op een goede beslissing (…)” h. Op 29 mei 2012 heeft de ondernemer de consument de volgende brief gezonden: “Nogmaals doen wij een poging om de zaak in der minne te schikken (…) U heeft al aan ons overgemaakt het totale verbruik zijnde tegen een laag tarief. U trekt dus niet het verbruik maar het watertarief in twijfel. Om verdere kosten te voorkomen, verzoeken wij U het restant bedrag zijnde (€ 8.326,60 minus € 1.262,42 minus € 5.354,30) is € 1.709,88 aan ons over te maken (…)” Standpunt van de consument Het standpunt van de consument, zoals dat uit de stukken blijkt, komt erop neer dat de consument van mening is dat hij met de betaling van het bedrag van € 1.262,42 voldoende heeft betaald. Het in de nieuwe waterfactuur van 29 maart 2012 in rekening gebrachte en door hem onder protest betaalde bedrag van € 2,55 per m3 acht hij nog veel te veel en onredelijk. Hij verzoekt de commissie om tot een redelijk bedrag te komen. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer, zoals dat uit het verweerschrift van 13 juni 2012 blijkt en is toegelicht ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer houdt vast aan de door hem in de eerste factuur van 17 augustus 2011 in rekening gebrachte prijs van € 3,10 per m3, nu de consument niet in is gegaan op zijn schikkingsvoorstel van 29 maart 2012 en het in dat voorstel door hem verlangde bedrag van € 5.354,30 niet uiterlijk op 6 april 2012 heeft betaald. Beoordeling van het geschil Vaststaat dat de consument op zichzelf geen bezwaar heeft tegen de prijs van € 3,10 per m3 bij een normaal verbruik van het water. De consument acht het echter niet redelijk, zo begrijpt de commissie althans diens standpunt, wanneer de ondernemer zou profiteren van de door de consument ondervonden calamiteit door hem voor het extra waterverbruik als gevolg van de lekkage in de waterleiding het normale tarief van € 3,10 per m3 in rekening te brengen. In die stelling kan de commissie de consument volgen. Naar het oordeel van de commissie is het niet redelijk om aan een consument in geval van een calamiteit als waarvan hier sprake is het normale tarief van € 3,10 per m3 in rekening te brengen, omdat in dat tarief ook een stuk winstopslag c.q. financieringskosten zitten verwerkt. De ondernemer heeft zich dat kennelijk ook zelf gerealiseerd. Want in het hierboven weergegeven schikkingsvoorstel van 29 maart 2012 is dat uitgangspunt door hem met zoveel woorden ook tot uitdrukking gebracht. Vervolgens is vraag of het door de ondernemer in dat schikkingsvoorstel gehanteerde tarief van € 2,55 per m3 in een situatie als de onderhavige een redelijk bedrag is. Die vraag wordt door de commissie bevestigend beantwoord. De kosten voor water en zuiveringslasten bedragen voor de ondernemer, zo heeft hij ter zitting desgevraagd onweersproken verklaard, € 2,23 per m3. Dat bedrag komt de commissie niet ongeloofwaardig voor en daarvan uitgaande acht de commissie de door de ondernemer met de nieuwe waterfactuur in rekening gebrachte prijs van € 2,55 per m3, waarop een opslag is gehanteerd van minder dan 15% niet onredelijk. Temeer niet wanneer daarbij meegenomen wordt dat de lekkage, zo heeft de ondernemer ter zitting eveneens onweersproken aangevoerd, voor hem tot veel ongemak en ook tot extra kosten heeft geleid (bestaande uit een bedrag van € 250,- aan kosten van herstel kapotgevroren leiding). Het bovenstaande brengt met zich mee dat de vordering van de consument zal worden afgewezen. Indien en voor zover de ondernemer met zijn verweerschrift bedoeld heeft een tegenvordering in te dienen, merkt de commissie op dat voor een tegenvordering van de ondernemer vanwege procedurele redenen op grond van het bepaalde in artikel 12 van het reglement van de commissie geen plaats is. Bovendien heeft de commissie hierboven reeds inhoudelijk overwogen dat de door de ondernemer gevorderde prijs van € 3,10 per m3 in de omstandigheden van het geval niet redelijk is en dat de uiteindelijk door de consument betaalde prijs van € 2,55 per m3 volstaat. Beslissing De commissie wijst het door de consument verzochte af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 29 augustus 2012.