De consument heeft zijn klacht niet binnen bekwame spoed, nadat hij het feit, waarop de klacht stoelt had ontdekt of redelijkerwijs had kunnen ontdekken aan de ondernemer voorgelegd.

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 66741

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een abnormaal hoog waterverbruik.   De consument heeft op 8 oktober 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Beoordeling van de ontvankelijkheid van de consument   De commissie heeft het volgende overwogen.   De ondernemer heeft voor alle weren aangevoerd, dat de consument in zijn klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de factuur waarop zijn klacht betrekking heeft van 9 oktober 2010 dateert, terwijl de consument de klacht pas op 8 oktober 2011 aan de ondernemer heeft voorgelegd. Hiermee heeft de consument volgens de ondernemer gehandeld in strijd met artikel 22.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden, dat voorschrijft dat een geschil door de Geschillencommissie slechts in behandeling wordt genomen, indien de aanvrager/verbruiker zijn klacht eerst aan het bedrijf heeft voorgelegd en wel binnen bekwame tijd, nadat hij het feit, waarop de klacht gestoeld is heeft ontdekt of redelijkerwijze had kunnen ontdekken. De commissie acht dit beroep juist. Artikel 6 lid 1 aanhef en sub a van het reglement van de commissie bepaalt, dat de consument in zijn klacht op verzoek van de ondernemer niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de toepasselijke algemene voorwaarden aan de ondernemer heeft voorgelegd en vervolgens bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. De consument heeft zijn klacht niet binnen bekwame spoed, nadat hij het feit, waarop de klacht stoelt had ontdekt of redelijkerwijs had kunnen ontdekken aan de ondernemer voorgelegd. Artikel 22.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden bepaalt voorts, dat een geschil binnen drie maanden, nadat de klacht aan de ondernemer is voorgelegd bij de commissie aanhangig dient te worden gemaakt. De consument heeft ook in strijd met dit voorschrift gehandeld. De ondernemer heeft bij brief d.d. 11 november 2011 de klacht van de consument afgewezen. Vervolgens heeft de consument op 21 maart 2012, dus meer dan drie maanden daarna, het geschil bij de commissie aanhangig gemaakt. Het geschil is geagendeerd voor een beslissing van de commissie over een verzoek van de consument tot ontheffing van de in het reglement van de commissie voorgeschreven verplichting tot storting van een openstaand factuurbedrag in depot bij de commissie. Nu de consument in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard, kan er geen verplichting tot depotstorting ontstaan.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De consument wordt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard.   De consument is niet tot storting van enig bedrag in depot bij de commissie verplicht.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 11 mei 2012.