
Commissie: Verhuizen
Categorie: Bewaarneming
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
58053
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 27 maart 2006 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het in opslag houden van inboedel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Consument correspondeerde over de verzekeringspremie en om hem antwoorden te verschaffen over de wijze waarop, met welk polisnummer en bij welke assuradeur hij verzekerd is. Veel van de vragen worden niet beantwoord en talloze obstructies worden opgeworpen. De consument verlangt: A dat inventarislijsten worden opgemaakt van de goederen die in opslag werden genomen en de toevoegingen en onttrekkingen daarna; B dat een contract van bewaarneming wordt opgemaakt; C dat vastgesteld wordt dat de premie zeer hoog is zonder dat de ondernemer met sluitende antwoorden is gekomen; D dat de ondernemer verzekerde en verzekeringnemer is en dat hij restitutie krijgen van de door hem in het verleden onverschuldigd betaalde verzekeringspenningen; E dat een verontschuldiging worden gegeven voor de wijze waarop de consument aan de lijn gehouden is. De consument merkt nog op dat de indruk wordt gewekt dat het hier een additionele bron van inkomsten betreft waar tegenover niets staat alsmede dat hij over de verdere dienstverlening tevreden is. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De kern van de problematiek is dat de consument de premie voor zijn bij de ondernemer opgeslagen goederen thans veel te hoog vindt, maar zelf niet in staat is om deze inboedel tegen een lagere premie te verzekeren. Vanaf 27 maart 2006 staan er goederen in opslag waarvoor opslagvergoeding en premie voor de inboedelverzekering in rekening wordt gebracht. Het tarief van de opslagvergoeding wordt jaarlijks verhoogd maar het tarief voor de verzekeringspremie is nog nooit aangepast. Tot 2011 heeft de consument de verzekeringspremie van € 600,– per jaar keurig voldaan. Op 2 februari 2010 wordt de eerste brief ontvangen over de hoogte van de verzekeringspremie en er volgt correspondentie tot en met 28 mei 2011. Op 12 februari 2010 is de consument aangeboden om de goederen zelf te gaan verzekeren. De verzekeringspremie over 2011 ten bedrage van € 600,– is niet voldaan. Ook de factuur van 27 mei 2011 voor een transport van en naar [het buitenland] van € 1.005,– is het nog niet voldaan omdat consument van mening is dat er wellicht het een en ander te verrekenen valt. A Op 27 maart 2006 zijn er inventarislijsten opgemaakt waar consument bij was en waarvan hij afschriften heeft ontvangen. Er is een aanvullende inventarislijst op 29 januari 2007 aan de consument gemaild. B Op 29 mei 2006 is een voorstel tot een contract aan consumenten gemaild waarop de consument op 31 mei 2006 heeft gereageerd met “een tevreden antwoord”. Aldus is voldoende sprake van een overeenkomst. C Op het moment van het afsluiten van de verzekering is consument op de hoogte gebracht van ons tarief en hij was bovendien niet verplicht deze verzekering af te sluiten. Het door de ondernemer gehanteerde tarief is een concurrerend tarief in de verhuizersmarkt. D De verzekering is op verzoek van consument afgesloten en er is geen verzoek tot beëindiging ontvangen. De verzekering kan per dag beëindigd worden en het teveel berekende aan premie wordt vanaf de dag van de opzegging gerestitueerd. E Consument is als cliënt correct behandeld. Er is de ondernemer niets te verwijten. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De consument heeft in twee nadere brieven aangegeven niet te zullen verschijnen op de zitting. Hij heeft verzocht om toezending van de samenvatting die voorafgaande aan de zitting zou worden gemaakt. Een dergelijke samenvatting wordt echter niet gemaakt. De commissie acht opvallend dat beide partijen aangeven sinds geruime tijd op goede voet met elkaar om te gaan maar toch in deze kwestie elkaar niet kunnen vinden. Er is sprake van een briefwisseling die uitgebreid is en desalniettemin vaak ontwijkend. Niet geheel duidelijk is ook waarom een jarenlang rimpelloos verlopende contractuele verhouding ineens omslaat. De consument acht obstructie aan de orde aan de zijde van de ondernemer, maar de commissie kan dat niet goed inzien. De afspraak tussen partijen is duidelijk, in ieder geval wat de prijs betreft en aan die afspraak kan de consument gehouden worden. Als er een lagere prijs mogelijk is, is het de keuze van de consument om van de overeenkomst af te zien. Dat is hem ook voorgehouden door de ondernemer maar de consument gaat daarop (vooralsnog) niet in. Waar de bedoelde verzekering niet verplicht wordt opgelegd, kan de ondernemer geen onredelijkheid worden verweten op dit punt. De door de consument opgegeven reden om daarop niet in te gaan overtuigt niet. De consument wil de details van de verzekering die door de ondernemer is afgesloten. Er is sprake van een algemene verzekering c.q. verzamelpolis enerzijds en anderzijds kan van de ondernemer niet verwacht worden dat de eigen interne financiële gegevens kenbaar gemaakt zouden moeten worden. De consument is niet in de positie een dergelijk antwoord te kunnen afdwingen. Het is immers irrelevant welke prijs betaald zou worden nu de afspraak tussen partijen de consument bindt ook al zou er een lagere prijs mogelijk zijn geweest. Dat laatste wordt overigens in alle redelijkheid door de ondernemer betwist en komt de commissie ook niet onwaarschijnlijk voor. De door de consument opgegeven lagere prijzen zijn waarschijnlijk niet van toepassing op een in een ander land opgeslagen inboedel. De consument is verder – als gezegd – verder volledig vrij in het al dan niet in stand houden van de verzekering dan wel te kiezen voor een goedkopere verzekering naar keuze. Er is sprake van een schriftelijke vastlegging van de overeenkomst. Ook de zaken die in bewaarneming zijn genomen zijn schriftelijk vastgelegd, zelfs in het bijzijn van de consument. Een reden tot excuses, nog afgezien of in de onderhavige procedure een dergelijk wens kan worden opgelegd, is er naar het oordeel van de commissie niet, althans niet ten aanzien van de ondernemer. In de betreffende polis is genoegzaam aangegeven dat de consument als verzekerde geldt. De slotsom is dat de ondernemer adequaat heeft gereageerd op de vragen van de consument en dat het door hem verlangde integraal afgewezen dient worden. De commissie acht de klacht van de consument derhalve ongegrond. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst het door de consument verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Verhuizen op 24 januari 2012.