De hoofdregel is dat de ondernemer de consument dient te waarschuwen voor de risico’s van scheurvorming in het stucwerk. De ondernemer moet aannemelijk te maken dat hij dit heeft gedaan.

  • Home >>
  • Afbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 41258

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 8 oktober 2009 tussen partijen gesloten overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van de overeengekomen stukadoorswerkzaamheden tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 6.500,– inclusief BTW. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 24 december 2009.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Twee weken na de oplevering van de werkzaamheden ontstonden er grote, meterlange horizontale en verticale scheuren in het sierpleisterwerk. Uiteindelijk heeft de ondernemer pas begin maart de scheuren behandeld. Het resultaat hiervan was dat er overal dikke banen over de sierpleistermuren lopen. Hoewel de ondernemer eerder had toegezegd het bedrijfsschap Afbouw voor advies in te schakelen weigerde de ondernemer dat. De ondernemer heeft een van de consumenten met fysiek geweld bedreigd.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De aanneemsom bedraagt € 6.500,– inclusief 6% BTW. De ondernemer heeft nooit gewezen op het risico van scheurvorming. Er is nooit afgesproken dat er geen garantie zou worden gegeven. Er is geen sprake van meerwerk. De ondernemer heeft ons met weinig respect behandeld. Hij was in zijn optreden zeer dominant. Deze klacht heeft betrekking op de scheuren én de verdikkingen. Vanwege de bedreigingen kunnen de herstelwerkzaamheden niet door de ondernemer zelf uitgevoerd worden.   Het aanbod dat de ondernemer ter zitting heeft gedaan, is onvoldoende om de herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren. De consumenten gaan niet akkoord met het aanbrengen van latten. Zij verlangen een volledige strakke wandbedekking.   De consument verlangt herstel van het sierpleisterwerk. Deze herstelwerkzaamheden dienen op kosten van de ondernemer door een derde uitgevoerd te worden.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument is ruim voor aanvang van de werkzaamheden gewaarschuwd voor de mogelijkheid van scheurvorming. De consument heeft dit risico aanvaard. Mondeling is afgesproken dat er vanwege de mogelijkheid van scheurvorming geen garantie zou worden gegeven. De ondernemer heeft aangeboden dat de consument een bedrag van € 300,– niet hoeft te voldoen.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Er is geen sprake geweest van fysieke bedreiging. Op een gegeven moment ben ik wel boos geworden. Ik kon er niet meer tegen. Ik heb de consumenten mondeling gewezen op de risico’s van scheurvorming. Er is mondeling afgesproken dat er geen garantie zou worden gegeven. De aanneemsom bedraagt € 6.500,– inclusief BTW. Later is afgesproken dat ik een timmerband zou leveren. Die is ook geleverd. Voor dit meerwerk is een bedrag van € 300,– afgesproken. De herstelkosten bedragen tussen de € 1.500,– en € 1.800,– inclusief BTW. Het is noodzakelijk dat er latten worden aangebracht, omdat anders nieuwe scheurvorming zal optreden.   De ondernemer heeft ter zitting een vergoeding aangeboden van € 1.800,–.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consumenten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de ondernemer een van hen fysiek heeft bedreigd. De ondernemer heeft enkel erkend dat hij op een gegeven moment boos is geworden, hetgeen niet gelijk valt te stellen met fysieke bedreiging. Het is natuurlijk vervelend dat de ondernemer op een gegeven moment boos is geworden, maar op voorhand valt niet uit te sluiten dat de wijze van optreden en communiceren van de consumenten zelf, zoals zij ook ter zitting hebben laten zien, daar mede een oorzaak van is geweest. Dit onderdeel van de klacht van de consumenten is ongegrond.   De ondernemer heeft niet betwist dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De ondernemer heeft echter aangevoerd dat hij de consumenten heeft gewezen op de risico’s van scheurvorming en dat afgesproken is dat er geen garantie met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden zou worden gegeven. De consument hebben betwist dat de ondernemer gewezen heeft op de risico’s en dat is afgesproken dat er geen garantie zou worden gegeven.   De hoofdregel is dat de ondernemer de consument dient te waarschuwen voor de risico’s van scheurvorming. Nu de consumenten betwisten dat de ondernemer dit heeft gedaan, dient de ondernemer dit aannemelijk te maken. Dit geldt ook voor de afspraak dat er geen garantie zou worden gegeven. De ondernemer is hierin niet geslaagd, hetgeen vooral het gevolg is van het feit dat hetgeen tussen partijen is besproken en is afgesproken niet op behoorlijke wijze is vastgelegd. Derhalve moet er vanuit gegaan worden dat de ondernemer de consumenten niet gewezen heeft op de mogelijkheid van scheurvorming en dat er niet is afgesproken dat er geen garantie zou worden gegeven. De ondeugdelijke werkzaamheden kunnen de ondernemer worden aangerekend.   Het verweer van de ondernemer wordt derhalve verworpen. Het onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op de uitgevoerde werkzaamheden is gegrond.   Nu de consumenten zelf hebben aangegeven er niet mee te willen instemmen dat de herstelwerkzaamheden door de ondernemer zelf worden uitgevoerd, blijft alleen de mogelijk over van een compensatie in geld.   De commissie is van oordeel dat de werkzaamheden niet alsnog op een deugdelijke wijze uitgevoerd kunnen worden zoals door partijen afgesproken, dat wil zeggen zonder de latten. De consumenten hebben uitdrukkelijk aangegeven niet kunnen instemmen met het (weer) aanbrengen van de latten.   Het is naar het oordeel van de commissie alleen mogelijk strak stucwerk zonder latten aan te brengen indien de aanwezige wandplaten vervangen worden. In de tussen partijen gesloten overeenkomst is hierin echter niet voorzien. Ook in de tussen partijen overeengekomen prijs zijn het vervangen van de wandplaten niet meegenomen. Van de ondernemer kan in redelijkheid dan ook niet worden gevergd dat deze de kosten van het vervangen van de wandplaten voor zijn rekening neemt. De consumenten zouden hierdoor ook ongerechtvaardigd worden verrijkt. Zij zouden immers andere wandplaten krijgen zonder ooit de daaraan verbonden kosten te hebben betaald.   Gelet hierop is de meest redelijke oplossing de overeenkomst tussen partijen te ontbinden voor zover het betreft onderhavige werkzaamheden en de ondernemer te verplichten het op deze werkzaamheden betrekking hebbende deel van de aanneemsom aan de consumenten te vergoeden. Uit de offerte van 8 oktobe  2009 blijkt dat met deze werkzaamheden een bedrag ad € 1.031,– inclusief BTW is gemoeid. De consumenten kunnen dit bedrag vervolgens besteden om de werkzaamheden door een andere ondernemer te laten uitvoeren. Voor zover zij er dan voor kiezen extra werkzaamheden te laten uitvoeren dan tussen de consumenten en de ondernemer is afgesproken (bijvoorbeeld het vervangen van de wandplaten) dienen zij de extra kosten hiervan ook zelf voor hun rekening te nemen. Dat is redelijk.   Tenslotte is de commissie van oordeel dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meerwerk is afgesproken en uitgevoerd.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De overeenkomst wordt gedeeltelijk, voor zover het betrekking heeft op de werkzaamheden waarop deze klacht betrekking heeft, ontbonden.   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.031,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 230,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, op 7 januari 2011.