De ondernemer heeft niet op goede gronden het lidmaatschap van de sportschool eenzijdig beëindigd naar aanleiding van een incident. Hij heeft onvoldoende hoor en wederhoor toegepast

  • Home >>
  • Sport en Beweging >>
De Geschillencommissie




Commissie: Sport en Beweging    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 115204

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de éénzijdige beëindiging van het lidmaatschap van de consument bij de ondernemer op 16 oktober 2017 door de ondernemer.

De consument heeft op 26 oktober 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Naar aanleiding van een incident op 15 oktober 2017 ben ik disproportioneel gestraft doordat de  ondernemer mij de toegang tot de club voor onbepaalde tijd heeft ontzegd. De ondernemer heeft onvoldoende rekening gehouden met de feiten en omstandigheden die aan dat incident ten grondslag lagen en heeft te snel gegrepen naar de zwaarste sanctie, namelijk royement. Er is mij onvoldoende mogelijkheid geboden voor hoor en wederhoor. Ik ben het dan ook niet eens met het royement door ondernemer. Ik ben ongewild betrokken geraakt bij een incident met als gevolg dat ik na meer dan 12 jaar lidmaatschap niet meer welkom ben bij de club. Ik vind de beslissing dusdanig disproportioneel, onredelijk en vooral onrechtvaardig dat ik mij er niet bij kan neerleggen. Ik ben in een agressie situatie beland zonder de intentie te hebben gehad om daarin te belanden. Ik ben tegen elke vorm van agressie. Ik werd echter geprovoceerd en buiten opgewacht en moest mezelf verdedigen. Door de ondernemer is helaas niet gekeken naar de oorzaak van het incident, te weten intolerantie door mijn belager. Ik werd door deze belager/[naam belager] bejegend in de kleedkamer omdat ik daar na het douchen naakt naar mijn kluisje liep. Hij heeft mij uitgescholden en vervolgens buiten opgewacht. Ik begrijp heel goed dat agressie niet wordt getolereerd door ondernemer. Ik betreur het dat de ondernemer mij op dezelfde wijze heeft gestraft als [naam belager]. Ik ben door hem uitgedaagd en ik word thans op dezelfde wijze gestraft, hetgeen ik zeer onrechtvaardig vind. De ondernemer had mij gelet op de feiten en omstandigheden slechts tijdelijk moeten schorsen. Indien het besluit van ondernemer mede gelegen heeft aan een eerder incident waar ik bij betrokken was verwijs ik de commissie naar een e-mail van een clublid daarover en waarin ik ben gevrijwaard van enige blaam. Of de ondernemer dat incident heeft meegenomen in haar besluitvorming om mijn lidmaatschap te beëindigen kan ik niet beoordelen. De ondernemer is niet ingegaan op mijn brief aan ondernemer van 26 oktober 2017. Ik heb in eerste instantie telefonisch contact gezocht met ondernemer en om een gesprek gevraagd maar de ondernemer had daar geen behoefte aan. Dat gesprek is er dan ook nooit geweest. Mijn familie sport ook bij de club en die heeft ook nog getracht te bemiddelen maar daar is van de zijde van ondernemer niet verder op ingegaan. In het clubreglement staat vermeld dat als een lid zich binnen de club incorrect, ruw of agressief gedraagt de ondernemer gerechtigd is om ordemaatregelen te treffen. Het incident met [nam belager] heeft buiten op de parkeerplaats plaatsgevonden. Tussen mij en hem is er binnen de club, behalve een woordenwisseling in de kleedkamer, geen enkele vorm van fysieke confrontatie geweest. Die bepaling in het clubreglement kan ook geen grondslag vormen om mijn lidmaatschap te beëindigen. Bij de ondernemer sporten is mijn lust en mijn leven en daarom wend ik mij tot de commissie.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Over het incident op 15 oktober 2017 kan ik u het volgende verklaren. Toen ik vanuit de douche naakt door de kleedkamer liep richting mijn kluisje werd ik aangesproken en uitgescholden door [naam belager]. Ik had hem eerder wel eens gezien op de club maar had verder geen contact met hem. Ik heb mij niets aangetrokken van het schelden door [naam belager] en heb mij gewoon aangekleed. Vervolgens ben ik naar de kantine gegaan om daar een drankje te nuttigen. Toen ik daarna naar buiten ging zag ik [naam belager] op het parkeerterrein bij zijn auto, zittend op de motorkap. Het was duidelijk dat hij mij opwachtte. Ik liep naar hem toe om het op te lossen en gaf hem een goed bedoeld schouderklopje. Dat vatte hij verkeerd op en hij keek mij heel intimiderend aan, met vuur in zijn ogen. Hij schreeuwde dat ik van hem af moest blijven en ging mij opnieuw uitschelden (voor o.a. kankerhomo en hoerenzoon). Ik voelde mij onveilig en bedreigd en besloot hem met mijn hoofd weg te duwen, hetgeen in mijn optiek geen kopstoot was. Ik weet niet meer of er toen mensen van de club/medewerkers van ondernemer bij waren. Vervolgens zag ik wel medewerkers van ondernemer naar buiten komen om ons uit elkaar te halen. [naam belager] heeft mij niet geslagen maar wel geschopt. [naam belager] wilde steeds mijn richting opkomen en werd door medewerkers van de ondernemer tegengehouden. Toen de politie kwam ben ik gewoon gebleven en [naam belager] ging er vandoor. Ik ben toen met medewerkers van de ondernemer naar binnen gegaan. Een medewerker van ondernemer zei dat ik die week nog wel verder zou horen en dat het allemaal wel goed zou komen. Ik hoefde mij geen zorgen te maken, aldus de medewerker. De volgende dag belde de manager van de club [naam manager] mij op met de mededeling dat ik niet meer welkom was omdat ik als eerste geslagen zou hebben. Ik kreeg op dezelfde dag ook een mail waarin stond dat ik niet meer welkom was en dat mijn lidmaatschap was beëindigd. Ik kon en mocht verder mijn verhaal niet meer doen, hetgeen ik teleurstellend vond. Het incident van november 2015 staat mij niet meer heel goed voor de geest. Een medeclublid waaraan andere clubleden en ook ikzelf zich al langer ergerden heb ik toen toegevoegd dat hij eens normaal moest doen; nadien is het overigens allemaal weer bijgelegd met dat clublid en wij sporten verder op een normale manier met elkaar. Ik heb daarover ook een verklaring overgelegd. Verder overleg ik nog ruim 30 handtekeningen van clubleden die het niet eens zijn met de beslissing van ondernemer om mij voor onbepaalde tijd de toegang tot de club te ontzeggen. Zij hopen allemaal dat ik snel weer bij de club mag sporten. Ik werk al jaren bij een financiële instelling, ben een net persoon en ben nog nooit met justitie in aanraking gekomen.

De consument verlangt dat de definitieve beëindiging van het lidmaatschap zal worden omgezet naar een tijdelijke ontzegging van de toegang tot de club/ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft de klacht van de consument met verbazing ontvangen. Als reactie op de klacht heeft de ondernemer de navolgende stukken in het geding gebracht: verslag van het personeel over de gebeurtenissen op 15 oktober 2017, de eerdere officiële waarschuwing aan het adres van de consument van 26 november 2015, de e-mail en brief betreffende de clubontzegging aan de consument, diverse correspondentie met de consument en zijn broer [naam broer] alsmede de overeenkomst tussen de ondernemer en de consument.
De ondernemer benadrukt dat het parkeerterrein een eigen terrein was van de ondernemer. De ondernemer vindt het vreselijk dat zijn medewerkers zich genoodzaakt voelden om de politie in te schakelen en dat diverse gezinnen met jonge kinderen geconfronteerd zijn geweest met de situatie. De ondernemer neemt dit soort incidenten zeer ernstig op. Gelukkig komt agressie zelden voor in de club. Dat komt mede doordat de houding van de ondernemer ten opzichte van dergelijk gedrag heel duidelijk is; het wordt onder geen beding getolereerd. Aangezien de consument in 2015 al een waarschuwing heeft gekregen, zowel schriftelijk als in een persoonlijk gesprek, wist de consument heel goed wat de consequentie zou zijn bij het (opnieuw) vertonen van dit incorrecte gedrag (toevoeging commissie: te weten beëindiging van het lidmaatschap).

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De vraag die voorligt, is of de ondernemer op goede gronden tot een definitieve éénzijdige beëindiging van het lidmaatschap van de consument is overgegaan. De commissie meent dat dat niet het geval is. De ondernemer heeft een discretionaire bevoegdheid om in het geval dat een clublid zich binnen de club incorrect, ruw of agressief gedraagt tot een tijdelijke ontzegging van de toegang tot de club of tot onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap over te gaan. Dat volgt ook uit het clubreglement van de ondernemer. Evenwel dient zo’n beslissing met zorgvuldigheid te worden genomen en met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De commissie is van oordeel dat ondernemer niet het (fundamentele) beginsel van hoor en wederhoor in acht heeft genomen door met name de consument niet in de gelegenheid te stellen zijn kant van het verhaal rond het incident op 15 oktober 2017 te schetsen en door direct tot beëindiging van het lidmaatschap over te gaan. Op basis van de door de ondernemer overgelegde (getuigen)verklaring en door de consument gegeven toelichting is duidelijk dat de consument is uitgedaagd en geprovoceerd (en uitgescholden) door mede clublid [naam belager] waarna het vervolgens op het parkeerterrein van ondernemer tot een schermutseling is gekomen. Hoewel de consument zich bedreigd heeft gevoeld neemt dat niet weg dat hij zichzelf kennelijk niet meer kon beheersen en [naam belager] een kopstoot/duw heeft gegeven, hetgeen de consument uiteraard niet had moeten/mogen doen en hem te verwijten valt. Dat de ondernemer in dat opzicht heeft gehandeld volgens het principe van “gelijke monniken gelijke kappen” (door zowel bij de consument als [naam belager] het lidmaatschap direct te beëindigen) neemt niet weg dat naar het oordeel van de commissie de rol van [naam belager] ter zake dit incident zwaarwegender is (en hem ook meer schuld treft) doordat hij de consument in de kleedkamer heeft uitgescholden, buiten heeft opgewacht en hem daar ook heeft uitgescholden en geschopt. Die feiten en omstandigheden had de ondernemer in zijn besluitvorming wel kunnen en moeten meewegen. Dat dat is gebeurd blijkt nergens uit. Dat het eerdere incident uit november 2015 door de ondernemer is meegenomen mag dan zo zijn, echter uit de door de ondernemer overgelegde stukken blijkt geenszins welk incorrect gedrag de consument precies te verwijten valt; de mate en ernst is niet aangegeven en lijkt in het licht van de verklaringen van de consument daarover alsmede de door hem overgelegde verklaring van medeclublid [naam medeclublid] niet heel zwaar(wegend) te zijn geweest. Daarbij komt dat een medewerker van ondernemer na het incident op 15 oktober 2017 tegen de consument ook heeft gezegd dat het allemaal wel goed zou komen en dat hij zich geen zorgen zou hoeven te maken. In dat licht bezien is de éénzijdige beslissing tot beëindiging van het lidmaatschap door de clubmanager (die klaarblijkelijk ook als enige de klachten behandelt en behartigt bij de ondernemer) op 16 oktober 2017 niet goed te plaatsen. In het licht van omstandigheden van het geval acht de commissie het door de ondernemer genomen besluit tot éénzijdige beëindiging van het lidmaatschap van de consument niet (voldoende)  zorgvuldig genomen en met name niet voldoende beantwoorden aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De ondernemer had met een minder vergaande sanctie, te weten een tijdelijke ontzegging van de toegang, kunnen volstaan. Die sanctie is overigens ook niet aan de consument opgelegd naar aanleiding van het incident in november 2015. De commissie, die naar redelijkheid en billijkheid beslist, zal dan ook bepalen dat aan de consument een tijdelijke ontzegging van de toegang tot de club/ondernemer zal worden opgelegd voor een periode van negen maanden en derhalve tot 16 Juni 2018.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is, zodat ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden. Nu de ondernemer wel gerechtigd was tot het treffen van een sanctie jegens de consument, te weten geen definitieve beëindiging van het lidmaatschap maar wel een tijdelijke ontzegging van de toegang, zal de commissie de door de ondernemer verschuldigde behandelingskosten matigen met 50 %.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer dient zijn eerdere éénzijdige beëindiging van het lidmaatschap van de consument om te zetten in een tijdelijke ontzegging van de toegang tot de club/ondernemer voor een periode van 9 maanden, derhalve vanaf 16 oktober 2017 tot 16 juni 2018.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. Die behandelingskosten worden gematigd met 50 %.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging, bestaande uit:
mr. J. Visser, voorzitter,
mevrouw N. El Ayachi en mr. P. Rijpstra, leden, op 14 maart 2018.