De overeenkomst op wettige wijze is tot stand gekomen, Partijen hebben kunnen begrijpen wat de inhoud en strekking van de overeenkomst was. Koper heeft ten onrechte overeenkomst geannuleerd

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Annulering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 64211

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 21 mei 2011 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe [merk en type], onder inruil van een [merk] van voor € 8.216,26 en tegen bijbetaling door de consument van € 18.800,–. De levering heeft nog niet plaatsgevonden. Als geschatte leverdatum werd ingevuld 9 december 2011.   De consument heeft op 2 oktober 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De koopovereenkomst is getekend op 21 mei 2011, met de mededeling dat er twijfel bestaat over de kleur en de opties. Ons werd medegedeeld dat we tot eind september de tijd hadden, want dan werd de auto pas besteld. Op 22 juli heb ik nogmaals de gemaakte afspraak per mail bevestigd. De inruilauto heb ik op de afgesproken datum bij de ondernemer ingeleverd. Op 22 juli 2011 kreeg ik van de ondernemer een antwoordmail, waarbij de 0% financiering in de weg staat. Ik heb geantwoord dat wij natuurlijk de dan geldende prijs/ actie/ financieringsvoorwaarden accepteren van het nieuwe model. Wij hebben de ondernemer geruime tijd geleden in kennis gesteld van onze voorkeur. Wij werden echter tot 3 oktober 2011 in het ongewisse gelaten over de voorwaarden en de financiering. Op 9 december 2011 hebben wij van het BOVAG-bemiddelingsbureau vernomen dat de auto al op 10 mei besteld was en zal worden geleverd aan ons. Wij hadden juist afgesproken dat wij tot eind september 2011 de mogelijkheid hadden voor mutaties van deze auto.   De consument verlangt dat de overeenkomst wordt ontbonden en verzoekt de commissie het laatste, door de consument met een tegenbod beantwoorde, aanbod van de ondernemer om een vergelijk te treffen alsnog van kracht te verklaren.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft op 21 mei 2011 een nieuwe [merk] gekocht om van de geldende acties gebruik te maken, te weten: korting van € 1.500,– en daarnaast een gratis 0% financieringsactie. De wens was dat de nieuwe auto zou worden geleverd op 2 januari 2012. Daadoor konden wij niet eerder beginnen met de verkoop van de auto dan vanaf oktober van het betreffende jaar. Omdat de consument heeft aangeboden de inruilauto vast bij ons in te leveren om te verkopen, gaan wij met de aflevering per januari 2012 akkoord. De inruilprijs werd bepaald aan de hand van de hoogste bieding uit de handel. Na inlevering van de inruilauto werd deze doorverkocht aan de handelaar die de hoogste bieding heeft gedaan. De consument is aangeboden de auto te kopen voor € 8.216,25 en betreft het handelsaanbod van € 6.400,– plus de korting van € 1.816,25. De auto hebben wij doorverkocht voor € 6.400,–.   Op 7 juni 2011 geeft de consument aan dat [de importeur] met een nieuw [type auto] komt, hetgeen niet juist is. Wij hebben aangegeven dat indien er een nieuwe [merk] komt de consument geen aanspraak kan maken op de huidige acties, die immers alleen gelden voor het tussen ons overeengekomen model. [De importeur] heeft ons verzekerd dat er pas een nieuw [type auto] komt eind 2013, begin 2014.   In november 2011 kwam de voor de consument bestelde auto bij ons binnen en trachtten wij een afspraak te maken voor aflevering in januari 2012. De consument geeft aan de auto niet te willen afnemen. Wij hebben daarop geantwoord dat wij dan 15% van de nieuwe auto in rekening zullen brengen, zijnde 15% van € 28.516,– = € 4.277,43. De consument heeft dan van ons te goed een bedrag van € 6.400,– minus € 4.277,43 = € 2.122,57. De consument kon zich daarmee niet verenigen en heeft de zaak voorgelegd aan haar rechtsbijstandverzekering en met de BOVAG, welke laatste zegt niets aan de zaak te kunnen doen. De verzekering vraagt aan ons om een schikkingsvoorstel te doen, waarop wij voorstellen een bedrag van € 2.750,– aan de consument over te maken. Ook dit voorstel wordt afgewezen, waarna de consument de zaak aan de Geschillencommissie heeft voorgelegd.   Naar onze mening is er geen sprake van uitstel van de levering maar van annulering daarvan, Vooral omdat het nieuwe type eerst omstreeks eind 2013 of later zal uitkomen. Om de consument alsnog een keer tegemoet te komen stellen wij voor dat zij van ons een bedrag van € 4.000,– krijgt uitbetaald.   De ondernemer heeft gedateerd 7 januari 2012, ten einde het geschil te beëindigen, een vergoeding aangeboden van € 4.000,– in plaats van de aanvankelijke vergoeding van € 2.122,57.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De commissie stelt, op grond van de feiten en het door partijen ter zake verklaarde, vast dat de overeenkomst op wettige wijze is tot stand gekomen, alsmede dat geen gronden aanwezig zijn om aan te nemen dat partijen niet hebben begrepen wat de inhoud en strekking van de overeenkomst was. De overeenkomst bevat geen mededelingen over uitstel van aankoop door de ondernemer wegens, door de consument vermelde, omstandigheden. De consument heeft naar het oordeel van de commissie ten onrechte verklaard dat de auto eerder werd besteld door de ondernemer dan overeengekomen. Vaststaat dat de ondernemer de bestelling eerst kon doen in oktober, aangezien de auto eerst in het nieuwe jaar zou worden afgeleverd aan de consument.   Uit de bescheiden en de verklaringen van partijen, blijkt naar het oordeel van de commissie, dat de consument bij nader inzien een ander type auto wenst te ontvangen, welke auto kennelijk voorlopig de eerst komende jaren uitsluitend in [het buitenland] verkrijgbaar zou zijn.   Het is de consument inmiddels duidelijk geworden dat deze auto wellicht eerst na twee jaar of een nog langere periode in Nederland niet beschikbaar zal komen. Nadat gebleken was dat de consument de auto niet op de overeengekomen datum had afgenomen, heeft de ondernemer een beroep gedaan op de tussen partijen van kracht zijnde Algemene Voorwaarden, waarin wordt bepaald dat de consument in dat geval een schadevergoeding ter grootte van 15% van de overeengekomen koopsom in rekening kan worden gebracht. De rechtsbijstand van de consument heeft pogingen gedaan om te bemiddelen, waarna de ondernemer voorstellen heeft gedaan.   De voorstellen van de ondernemer werden consequent door de consument geweigerd door steeds weer tegenvoorstellen te doen, met lagere kosten voor de consument en onder handhaving van de financieringsvoorwaarden, welke op grond van een tijdelijke actie uitsluitend voor de op de overeenkomst vermelde auto van toepassing zijn. Ook het laatste aanbod van de ondernemer werd gevolgd door een (lager) tegenaanbod.   Ter zitting heeft de consument nog pogingen in het werk gesteld om met de commissie te “onderhandelen” over de voor de consument uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Nadat de consument was uitgelegd dat de commissie niet in partij onderhandelingen kan treden, heeft de consument verzocht zijn laatste tegenvoorstel op het voorstel van de ondernemer als niet gedaan te beschouwen en de ondernemer te houden aan haar laatste voorstel.   De commissie zal dat verzoek afwijzen. Een aanbod dient te worden aanvaard of verworpen, Uit het bepaalde in artikel 6:225 BW volgt dat een aanvaarding die van een aanbod afwijkt geldt als een nieuw aanbod en verwerping van het gedane aanbod. De commissie acht geen termen aanwezig om het verzoek van de consument toe te wijzen. Enerzijds omdat de ondernemer heeft laten blijken bij de laatste correspondentie, het onderhandelen met de consument te hebben opgegeven, daarenboven bevat het voorstel van de ondernemer een relatief groot aantal onzekerheden in de toekomst, terwijl koopsommen (nog) niet zijn te voorspellen. Ingaan op het verzoek van de consument zou, naar het oordeel van de commissie bepaald geen einde maken aan de onzekerheden welke partijen nog steeds verdeeld houdt.   De commissie acht daarom voldoende termen aanwezig het verzoek tot ontbinding van de overeenkomst toe te wijzen en aan het door de consument aan de ondernemer te betalen bedrag wegens het niet voldoen aan de koopovereenkomst bepalen op 15% van de koopsom van  € 26.990,– zijnde € 4.048.50. Nu de ondernemer nog een bedrag van € 8.216,25 van de consument onder zich heeft dient de ondernemer, na verrekening van onderstaand bedrag, het restant (van € 4.167,75) aan de consument over te maken.   Nu de consument het verwijt treft de overeenkomst niet te zijn nagekomen, dient de consument zelf de kosten te dragen voor de behandeling van het geschil door de commissie.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De overeenkomst d.d. 21 mei 2011 wordt ontbonden verklaard.   Dit betekent dat de consument aan de ondernemer een vergoeding verschuldigd is van € 4.048,50 wegens het niet afnemen van de overeengekomen auto. De ondernemer wordt ontslagen van de verplichting de auto aan de consument te leveren. De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag van € 8.216,25 verminderd met € 4.048,50 is € 4.167,75 aan de consument.   Een en ander dient te geschiedden binnen 1 maand na de datum van verzending van dit bindend advies.   Partijen dienen elkaar over en weer in de gelegenheid te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te voldoen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 8 maart 2012.