
Commissie: Reizen
Categorie: Informatie schriftelijk
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
116710
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 22 oktober 2017 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Bali in Indonesië met verblijf in een appartement op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 28 februari 2018 t/m 13 maart 2018 voor de som van € 2.908,50.
Klager heeft op 13 maart 2018 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan de reisorganisator.
We hadden onze (huwelijks)reis geboekt naar Bali. Toen we op het vliegveld wilden inchecken bleek dat niet mogelijk: het paspoort van mijn vrouw was geen zes maanden na thuiskomst geldig.
Het servicecenter maakt het mogelijk dat we na aanvraag van een nieuw paspoort enkele dagen later zouden vertrekken. Ook de accommodatieverschaffer stemde er mee in dat we enkele dagen later zouden arriveren en de daarmee gemoeide extra kosten heb ik ook voldaan. De reisorganisator gaf aan dat verlenging van de reis extra kosten zou meebrengen, namelijk € 1.000,– voor de retourtickets, en daar ben ik het niet mee eens. Want in feite maak ik nog steeds gebruik van dezelfde twee vliegtuigstoelen, alleen op andere dagen, en daarvoor heb ik al betaald.
Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan klager.
Het was erg vervelend voor klager, maar de reiziger is verantwoordelijk voor de geldigheid van de reisdocumenten. Dat wordt vermeld op de boekingsbevestiging die klager na boeking heeft ontvangen en is onderdeel van de ANVR-reisvoorwaarden. Als reisorganisator kunnen wij niet zelf wijzigingen aanbrengen in gemaakte boekingen. Ook kunnen wij alleen retourvluchten boeken.
Verder geldt dat op grond van de ANVR-reisvoorwaarden bij een no-show op de dag van vertrek er 100% annuleringskosten in rekening worden gebracht en door de no-show was ook de terugvlucht automatisch geannuleerd. Dat betekent dat er een nieuw ticket moest worden geboekt.
Omdat klager pas enkele dagen later uit het hotel vertrok moest daarvoor € 275,– worden bijbetaald en dit bedrag is ook voldaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat in artikel 2 lid 5 van de ANVR-reisvoorwaarden is opgenomen `De reiziger is zelf verantwoordelijk om bij de betrokken autoriteiten de nodige aanvullende informatie in te winnen met betrekking tot paspoorten en visaverplichtingen en tevens tijdig voor vertrek na te gaan of de eerder verkregen informatie ondertussen niet is gewijzigd’, terwijl in artikel 6 lid 2 van de ANVR-boekingsvoorwaarden is opgenomen: `De reiziger is zélf verantwoordelijk om bij de betrokken autoriteiten de nodige aanvullende informatie in te winnen en tevens tijdig voor vertrek na te gaan of de eerder verkregen informatie intussen niet is gewijzigd.’ Zowel de ANVR-reisvoorwaarden als de ANVR-boekingsvoorwaarden maken deel uit van de reisovereenkomst.
Een en ander impliceert dat als is vereist dat een paspoort na vertrek uit het te bezoeken land nog tenminste zes maanden geldig moet zijn, het de taak van de reiziger is na te gaan of aan die eis is voldaan. Dat sluit ook aan bij het feit dat reisorganisaties en boekingskantoren in verband met de privacy maar in beperkte mate beschikken over persoonsgegevens, namelijk de voor- en achternaam alsook de geboortedatum.
In dit geval slaagde klager erin de aanvang van de reis en zijn verblijf op Bali met enkele dagen op te schuiven. Dat neemt echter niet weg dat uit artikel 3.4 onder a van de toepasselijke Algemene vervoersvoorwaarden voor passagiers en bagage volgt dat een gekochte heen- en terugvlucht in die volgorde moeten worden gebruikt, terwijl onder b. is bepaald dat ieder gebruik van het Ticket door de Passagier dat niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 3.4 a, (…) zal resulteren in de verplichting tot de betaling van een bijkomende vaste vergoeding op het vliegveld ten bedrage van: (…) € 500 voor een intercontinentale vlucht in Economy of Premium Economy, (…).
Het betoog van klager dient aldus te worden opgevat dat de vliegtuigmaatschappij uit coulance bereid was hem en zijn echtgenote alsnog naar Bali te vervoeren zonder dat daarvoor kosten werden gerekend. Maar dat impliceert nog niet dat de vliegtuigmaatschappij hem en zijn echtgenote ook uit coulance kosteloos diende te vervoeren op de terugvlucht.
Op grond van het vorenstaande is het juist dat de reisorganisator aan klager een bedrag van € 1.000, — in rekening bracht.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 5 juni 2018.