
Commissie: Warmtelevering
Categorie: wijze van berekening kosten warmte verbruik
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117644
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kosten van het leveren van warmte.
De consument heeft in april 2018 de klacht voorgelegd aan de warmteleverancier.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De rekenwijze van de warmteleverancier vanaf 1 januari 2014 tot en met 2017 en weergegeven op de betreffende jaarafrekening stookkosten voldoet niet aan de vereisten van de Warmtewet. In plaats van de drie componenten(vastrecht, prijs GJ voor gemeten individueel verbruik, meetkosten) worden de deelkosten voor Ista, ingeschakeld door de warmteleverancier, en
‘leiding afgifte’ in rekening gebracht. Dit laatste betreft verlies aan geproduceerde warmte van de ketel en de afname aan verbruik welke kosten van verlies worden verdeeld over de huurders op basis van het vloeroppervlak van hun appartement. Daarnaast zijn de jaarlijks in rekening gebrachte meetkosten telkens hoger dan door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) (maximaal) bepaald.
Op basis van zijn in deze ingebrachte berekening stelt de consument over de periode 2014 tot en met 2017 een totaalbedrag van € 377,70 teveel te hebben betaald en wenst terugbetaling van dit bedrag.
Ter zitting heeft de consument – in hoofdzaak – nog naar voren gebracht dat hij op basis van het door de warmteleverancier ingebrachte tot een herberekening is gekomen en volgens deze berekening zelfs een bedrag van € 1.214,72 teveel heeft betaald. Hij verlangt dan ook terugbetaling van dit bedrag.
Standpunt van de warmteleverancier
Bij wijze van verweer heeft de warmteleverancier bij brief van 14 juni 2018 schematisch aangegeven welke kosten zij in rekening brengt, afgezet tegen de door ACM vastgestelde tarieven.
Ter zitting is namens de warmteleverancier aangegeven dat zij zich ten aanzien van de wijze van berekening, de gehanteerde tarieven en het daarbij voldoen aan de Warmtewet heeft laten adviseren door Ista. Tegen het ter zitting door de consument ten behoeve van het dossier inbrengen van een herberekening is na bestudering daarvan geen bezwaar gemaakt en is vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de commissie in deze.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In deze is sprake van een individuele afleverset met warmtewisselaar, waarmee het individuele verbruik wordt gemeten.
In het kader van de levering van warmte kunnen vier componenten kosten in rekening worden gebracht: de kosten voor het variabele verbruik van warmte, een vastrechtbedrag voor de aansluiting en een niet door de warmtewet gereguleerde vergoeding voor de warmtewisselaar (indien aanwezig) en een meettarief (kosten voor het meten van het warmteverbruik).
De warmteleverancier mag geen andere kosten in rekening brengen dan de meetkosten en de maximumprijs, (artikel 2 lid 3 sub a, b en c Warmtewet), bestaande uit een vast en een variabel deel en een redelijke vergoeding voor een eventuele aanwezige warmtewisselaar.
De door de consument aangegeven wijze van berekening door de warmteleverancier van de kosten van levering van warmte over de periode 2014 tot en met 201, waaronder het zogenaamde ‘leidingverlies’ is dan ook in strijd met hetgeen de Warmtewet voorschrijft.
De door de warmteleverancier over de periode 2014 tot en met 2017 gehanteerde tarieven voor ‘meetdiensten’ zijn blijkens het schematisch overzicht in de brief van de warmteleverancier van 14 juni 2018 hoger dan het jaarlijks door de ACM vastgestelde en geldende maximum tarief en eveneens in strijd met de Warmtewet.
De bij de klant afgenomen warmte is gemeten op een in de woning aangebrachte (individuele) GJ meter.
Deze is bij de huurder, gebruiker in rekening gebracht tegen een tarief dat is vermeld op de factuur.
Dit op de factuur weergegeven vastrechttarief over de jaren 2014 tot en met 2017 overschrijdt de maximaal vastgestelde warmteprijs voor de warmte-eenheid GJ niet.
Ter zitting heeft de consument een herberekening ingebracht die hieronder wordt weergegeven. [weergave foto herberekening]
Als verweer heeft de warmteleverancier bij brief van 14 juni 2018 slechts schematisch aangegeven welke kosten zij in rekening brengt, afgezet tegen de door ACM vastgestelde tarieven, verder geen enkel inhoudelijk verweer gevoerd en zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de commissie.
De commissie ziet dan ook onvoldoende reden voor een tussenvonnis en volgt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in deze zaak van de consument de onvoldoende door de warmteleverancier weersproken berekening van de cliënt, zij het dat er in het voordeel van de cliënt een correctie zal worden toegepast op de door de consument opgevoerde daadwerkelijke meetkosten die voor een bedrag van respectievelijk € 7,45, € 6,75, € 7,– en € 8,08 en derhalve voor totaal € 29,28 het maximaal toegestane ACM bedrag overstijgen.
Over de jaren 2014 tot en met 2017 heeft de consument totaal € 2.055,37 betaald ( 399,57 + 525,30 + 555,08 + 575,42). Het totaal over die jaren aan meetkosten, vastrecht en GJ kosten variabel, gemeten op de GJ meter bedraagt totaal € 840,65 (151,27 + 244,71 + 228,18 + 216,49) Op dit bedrag dient het hiervoor genoemde totaal bedrag van € 29,28 in mindering worden gebracht, zodat totaal verschuldigd is € 811,37 ( 840,65 minus 29,28) terwijl € 2.055,37 is betaald.
De consument heeft naar het oordeel van de commissie dan ook een bedrag van totaal € 1.244,– (2.055,37 minus 811,37) te veel betaald. De commissie zal bepalen dat de warmteleverancier dit bedrag aan de consument dient terug te betalen.
Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is, zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door hem betaalde klachtengeld te vergoeden.
Hetgeen voorts nog is aangevoerd behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is gegrond.
De commissie bepaalt dat de warmteleverancier binnen twee weken na de verzenddatum van deze beslissing aan de consument zal betalen een bedrag van € 1.244,– zijnde de bij de consument te veel in rekening gebrachte kosten voor levering van warmte.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering, bestaande uit mr. N. Schaar, voorzitter,
de heer F.J.H. Lemmens en mr. drs. J. Chr. Rube, leden, op 3 oktober 2018.