De zorgaanbieder heeft alles geprobeerd om de problemen met het Cochleair Implantaat ter verhelpen

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 4663/11380

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte stelt dat zij haar Cochleair Implantaat (CI) niet meer kan gebruiken sinds zij bij de audioloog is geweest. Door een scherp hoog geluid krijgt zij vreselijke hoofdpijn en wordt zij duizelig. De zorgaanbieder geeft aan dat het ondanks herhaalde pogingen niet is gelukt de problemen te verhelpen. Ook de fabrikant en een andere zorgaanbieder hebben dit niet kunnen verhelpen. Uit het dossier maakt de commissie op dat de zorgaanbieder er alles aan heeft gedaan om te proberen de problemen van de cliënte met haar CI op te lossen. Bij die inspanning door de zorgaanbieder is geen fout gemaakt.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Academisch Ziekenhuis Groningen, gevestigd te Groningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2019 te Utrecht. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting hun standpunt toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van de cliënte door de zorgaanbieder met betrekking tot de instelling van haar Cochleair Implantaat (CI).

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte kan haar CI niet gebruiken sinds zij op 21 mei 2019 bij de audioloog van de zorgaanbieder is geweest. Sindsdien functioneert haar CI niet goed meer. De cliënte hoort een scherp hoog geluid in alle programma’s. Daarvan krijgt zij vreselijke hoofdpijn en wordt zij duizelig. Voordat de cliënte bij de zorgaanbieder in behandeling kwam, kon zij 85% horen zonder pijn. Op 6 augustus 2019 is de fabrikant naar de zorgaanbieder gekomen. De computer liep echter vast, waardoor het niet lukte om het CI opnieuw te programmeren. De cliënte heeft om een afspraak gevraagd bij het servicespreekuur of de audioloog om het CI na te kijken op een defect en om het opnieuw te laten programmeren. De cliënte krijgt echter geen afspraak meer. De cliënte heeft voorts een second opinion aangevraagd bij een zorgaanbieder in België, waar zij op 5 juli 2019 zou mogen komen. Deze afspraak is echter geannuleerd na contact van die andere zorgaanbieder met de audioloog van de zorgaanbieder. Toen de cliënte het CI op 2 september 2019 weer probeerde, heeft zij een ernstig ongeval gehad. Zij durft haar CI sindsdien niet meer te gebruiken. Onlangs heeft de cliënte (alsnog) een nieuwe CI-processor gekregen. Echter, de fitting daarvan is niet goed gegaan. De cliënte ervaart nog steeds pijn en hoort niet goed. De cliënte vertrouwt de zorgaanbieder niet meer en wil het liefst naar een andere zorgaanbieder om haar CI te laten nakijken of uitlezen en opnieuw te laten programmeren, omdat de zorgaanbieder hieraan niet meewerkt. De cliënte verzoekt de commissie dienovereenkomstig te beslissen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft begrip voor de problemen die de cliënte ervaart bij gebruik van haar CI en voor haar wanhoop hierover. De zorgaanbieder is er, ondanks vele sessies (ook vóór mei 2019), niet in geslaagd om het CI van de cliënte zodanig af te stellen, dat dit naar haar wensen functioneert. Ondanks herhaalde pogingen is het niet gelukt de problemen te verhelpen, ook niet na vervanging van de zendspoel van de CI in juli 2019. Daarna is dit exemplaar door de fabrikant gecontroleerd op technische gebreken, maar die werden niet gevonden. Ook een second opinion bij een andere zorgaanbieder in Nederland heeft er niet toe geleid dat de cliënte haar CI kan gebruiken zonder pijn en duizeligheid te ervaren. Deze zorgaanbieder heeft geconcludeerd dat de problemen niet kunnen worden opgelost vanuit de audiologische zorg.

De zorgaanbieder heeft geen inzicht kunnen krijgen in de andere achtergronden van de problemen met het functioneren van de CI, omdat de cliënte een voorstel tot een onderzoek hiernaar resoluut van de hand heeft gewezen. De zorgaanbieder kan zich vinden in de wens van de cliënte dat de behandeling wordt overgenomen door een ander CI-team. Echter, in Nederland kan geen ander CI-team bereidt worden gevonden de behandeling over te nemen. Hetzelfde geldt voor een aantal CI-centra in België.
De zorgaanbieder is bereid om zich (wederom) in te spannen om een ander CI-team bereid te vinden om de behandeling van de cliënte over te nemen. Vooralsnog zal de zorgaanbieder de behandeling van de cliënte voortzetten.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De overeenkomst die de cliënte en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, kan worden aangemerkt als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446, zoals opgenomen in boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De cliënte houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het niet naar wens functioneren van haar CI.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de geneeskundige behandelings¬overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden. Ter beoordeling van de commissie staat dan ook de vraag of één of meer van de behandelende artsen al dan niet de zorg heeft (hebben) betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Daarbij dient wel het volgende in aanmerking te worden genomen. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de audiologen) voortvloeit uit een geneeskundige behandelings¬overeenkomst, wordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen, hetgeen in dit geval gesteld noch gebleken is – niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming in de nakoming van die verplichting kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie ziet in de overgelegde stukken geen aanleiding om aan te nemen dat de zorgaanbieder in deze niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Uit de stukken blijkt veeleer dat de zorgaanbieder er alles aan heeft gedaan om te proberen de problemen van de cliënte met haar CI op te lossen en dat hij derhalve heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting. Niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder bij die inspanning een fout heeft gemaakt. Op basis van de overgelegde stukken stelt de commissie vast dat de zorgaanbieder de hulpvraag van de cliënte zeer serieus heeft genomen en steeds (adequaat) heeft gereageerd op haar vragen. Vaststaat ook dat de zorgaanbieder zich heeft ingespannen om de behandeling van de cliënte te laten overnemen door een andere zorgaanbieder. Nu dit tot op heden niet is gelukt, heeft de zorgaanbieder de behandeling van de cliënte voortgezet. Kennelijk is op 12 november 2019 de CI-processor van de cliënte vervangen, maar het resultaat daarvan is de commissie op basis van de overgelegde stukken niet bekend. De commissie acht voorts geen aanknopingspunten aanwezig voor de conclusie dat de klachtafhandeling door de zorgaanbieder onzorgvuldig is geweest. De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht van de cliënte ongegrond moet worden verklaard. De door haar verzochte verwijzing naar een andere zorgaanbieder zal daarom worden afgewezen. Los daarvan merkt de commissie dat het niet aan haar is om een dergelijke verwijzing op te leggen. De commissie merkt in dit kader voorts nog op dat de zorgaanbieder heeft aangegeven zich (wederom) te willen inspannen om een andere zorgaanbieder bereid te vinden om de behandeling van de cliënte over te nemen. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve beslist de commissie als volgt.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 6 december 2019.