Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112354
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], zoon en erfgenaam van [naam moeder cliënt], wonende te [plaats] en De Zellingen, gevestigd te Capelle aan den IJssel.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 28 november 2017 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
De cliënt is verschenen. Hij werd bijgestaan door [naam letselschadeadvocaat] letselschadeadvocaat te [plaats].
Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam locatiemanager] locatiemanager, en [naam woonzorgmanager], woonzorgmanager.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de verzorging van de moeder van de cliënt tijdens haar verblijf bij de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
De cliënt is de zoon van zijn inmiddels overleden moeder, [naam moeder cliënt].
[Naam moeder cliënt] is na een ziekenhuisopname vanwege radiotherapie ter revalidatie opgenomen bij de zorgaanbieder, alwaar zij van 12 juni 2017 tot 29 juni 2017 verbleef. Namens zijn moeder heeft de cliënt een klacht ingediend omdat hij van mening is dat de zorgaanbieder tekort geschoten is in de verzorging en verpleging, hetgeen heeft geleid tot fysieke achteruitgang en psychische schade.
Het eerste klachtonderdeel ziet op te late verzorging op 15 juni 2017, waardoor [naam moeder cliënt] niet op tijd klaar was voor een chemotherapiebehandeling in het ziekenhuis.
Het tweede klachtonderdeel betreft de wijze waarop het wasgoed aan de cliënt werd aangeleverd. De cliënt zou zorgdragen voor het wasgoed van zijn moeder, maar dit wasgoed was sterk bevuild en werd niet voorgespoeld aan hem meegegeven. Voorts bevond zich bij het wasgoed bevuild ondergoed van andere bewoners.
Ten derde stelt de cliënt dat zijn moeder slecht is verzorgd tijdens haar verblijf bij de zorgaanbieder. Zij werd te weinig verschoond en lekte diarree door. Aangezien zijn moeder gediagnosticeerd was met vaginale kanker en te kampen had met ernstige incontinentie, was extra zorgvuldigheid voor de intieme verzorging geboden.
Tenslotte beklaagt de cliënt zich erover dat niet, ofwel te laat is gereageerd op de oproepbel. De oproepbel is afgezet zonder dat door het verzorgend personeel aandacht aan zijn moeder werd geschonken.
Namens [naam moeder cliënt] is een klacht ingediend bij de Klachtencommissie [plaats]. Deze heeft de klacht bij beslissing van 20 juli 2017 deels gegrond verklaard. Nu hieraan voor de betrokkenen geen consequenties zijn verbonden, noch aan de cliënt een schadevergoeding is aangeboden, heeft de cliënt zijn klacht ingediend bij de commissie.
De cliënt verzoekt de commissie de klacht gegrond te verklaren en hem ten laste van de zorgaanbieder een schadevergoeding toe te kennen. De cliënt heeft geen schadebedrag genoemd, omdat hij op dit moment niet in staat is de omvang van de schade vast te stellen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat op geen enkele wijze is komen vast te staan dat hij in de zorg jegens [naam moeder cliënt] tekort is geschoten en dat evenmin sprake is van onrechtmatig handelen.
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel wordt aangevoerd dat [naam moeder cliënt] weliswaar als gevolg van een misverstand later naar het ziekenhuis is gebracht dan de bedoeling was, maar dat zij de chemokuur op de bewuste dag niet heeft gemist. Dit kan dan volgens de zorgaanbieder niet hebben geleid tot medische schade.
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel merkt de zorgaanbieder op dat de cliënt ervoor heeft gekozen de was thuis te zullen doen. Volgens het hiervoor geldende protocol was de zorgaanbieder niet gehouden het wasgoed voorgespoeld aan de cliënt mee te geven. De zorgaanbieder stelt vast dat het niet gelukt is de cliënt hierover (tijdig) te informeren. Hij is van mening dat hij hiertoe wel voldoende inspanningen heeft verricht. Als de zorgaanbieder al een verwijt te maken valt, dan kan dit slechts betrekking hebben op het feit dat er onvoldoende op is toegezien dat er een ondertekende zorgleveringsovereenkomst, waaronder het wascontract valt, retour is ontvangen.
Ten aanzien van het derde klachtonderdeel dat ziet op het onvoldoende verschonen van [naam moeder cliënt] voert de zorgaanbieder aan dat de verschoning van [naam moeder cliënt] wel degelijk een punt van aandacht vormde. Het gebruik van incontinentiemateriaal kan echter niet voorkomen dat dunne ontlasting doorsijpelt in het ondergoed. De zorgaanbieder heeft adequaat gehandeld. Nu geen sprake is van verwijtbaar handelen, is er geen grondslag voor een eventuele schadevergoeding.
Ten aanzien van het te laat reageren op de oproepbel geeft de zorgaanbieder aan dat niet meer is vast te stellen wat er precies is gebeurd. Het belgedrag van cliënten wordt door het domoticasysteem geregistreerd, maar niet wordt geregistreerd of en hoe er op een signaal wordt gereageerd. Derhalve is niet meer vast te stellen of op het belsignaal van [naam moeder cliënt] adequaat is gereageerd. Uitgangspunt is dat erop vertrouwd moet kunnen worden dat het personeel correct reageert bij een alarmmelding. Als niet of onvoldoende komt vast te staan of er gereageerd is op een alarmmelding, is er feitelijk en juridisch geen grond om de zorgaanbieder een verwijt te maken. Dit klachtonderdeel dient om deze reden volgens de zorgaanbieder ongegrond te worden verklaard.
Nu de zorgaanbieder stelt dat geen sprake is van onrechtmatig handelen, ontbreekt de grondslag om een schadevergoeding toe te kennen. Als die grondslag er al zou zijn, dan dient de vordering tot schadevergoeding te worden afgewezen, omdat de schade niet is aangetoond, noch onderbouwd. Dat schade is geleden wordt door de zorgaanbieder betwist. Ook het causaal verband tussen de aan hem verweten gedragingen en de gestelde schade wordt door de zorgaanbieder betwist.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder – in hoofdzaak – medegedeeld dat het juist is dat [naam moeder cliënt] te laat uit bed is gehaald op de dag dat zij een afspraak in het ziekenhuis had. Voorts heeft de zorgaanbieder erkend dat is nagelaten (tijdig) te reageren op de oproepbel.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Vooropgesteld wordt dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Het feit dat [naam moeder cliënt] op 15 juni 2017 te laat uit bed is gehaald en aangekleed, waardoor zij te laat op haar afspraak in het ziekenhuis verscheen, is door de zorgaanbieder erkend. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Ten aanzien van het wasgoed heeft de cliënt met de zorgaanbieder afgesproken hiervoor zelf te zullen zorgdragen. Het wasgoed werd niet voorgespoeld aangeleverd, maar op grond van het geldende protocol was de zorgaanbieder hiertoe ook niet gehouden. Dit was voor de cliënt echter niet duidelijk. De zorgaanbieder is tekort geschoten in de communicatie over de inhoud van het wascontract, doordat hij zich onvoldoende heeft ingespannen om de cliënt ervan op de hoogte te stellen dat wasgoed niet voorgespoeld wordt meegegeven aan de mantelzorger. De commissie acht het klachtonderdeel gegrond, maar slechts voor zover het betrekking heeft op de communicatie over de inhoud van het wascontract.
De zorgaanbieder stelt dat het incontinentiemateriaal waarvan [naam moeder cliënt] gebruik maakte, voldoende frequent werd verschoond, maar dat dit materiaal niet bestand was tegen de ernstige vorm van incontinentie waaraan [naam moeder cliënt] leed. De zorgaanbieder heeft het incontinentiemateriaal weliswaar voldoende frequent verschoond – in zoverre acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond – maar de commissie acht het onaannemelijk dat er geen incontinentiemateriaal bestaat dat geschikt is voor dermate ernstige vormen van incontinentie waarvan in de onderhavige situatie sprake was. Het had op de weg van de zorgaanbieder gelegen om de beschikbaarheid van mogelijk alternatieve materialen te onderzoeken en hiertoe het initiatief te nemen. De commissie acht dit klachtonderdeel met name wat betreft de communicatie gegrond.
Anders dan in het verweerschrift is aangegeven, heeft de zorgaanbieder ter zitting erkend dat ten onrechte is nagelaten op de oproepbel te reageren. Gelet daarop verklaart de commissie dit klachtonderdeel gegrond.
Ten aanzien van het verzoek van de cliënt hem ten laste van de zorgaanbieder een schadevergoeding toe te kennen, overweegt de commissie het volgende.
De cliënt heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder dient vast te staan alvorens een onderbouwd verzoek tot schadevergoeding kan worden ingediend. Dat onderbouwd verzoek is in de onderhavige procedure achterwege gebleven. Nu de cliënt bovendien de omvang van het schadebedrag niet heeft bepaald, onthoudt de commissie zich van een oordeel omtrent de toe- of afwijzing van het verzoek. Wel merkt de commissie op dat vooralsnog uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het tekortschieten in de hiervoor genoemde zorgaspecten en het ontstaan van schade voor de cliënt.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht met betrekking tot de te late verzorging op 15 juni 2017, de communicatie over het wascontract, de kwaliteiten van het incontinentiemateriaal en het nalaten te reageren op de oproepbel, gegrond;
verklaart de klacht met betrekking tot de frequentie van het verschonen van het incontinentiemateriaal, ongegrond;
bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist op 28 november 2017 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg.