Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Pleziervaartuigen
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
103475
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op schade ontstaan aan de boegschroef van een Valkkruiser Content 1300 in de periode van 29 augustus tot en met 3 september 2015, de periode waarin de consument de boot heeft gehuurd. De huur van de boot bedroeg € 1.719,50. De consument heeft daarnaast een borgsom ad € 750,– aan de ondernemer betaald. Het onderwerp van geschil betreft de borgsom, welke de consument retour wenst te ontvangen van de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consumenten luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument huurde een boot van de ondernemer. Tijdens de huurperiode ging de boegschroef kapot, terwijl de boot in diep water lag voor de sluis van [plaatsnaam]. De ondernemer weigert de borgsom van € 750,– terug te betalen, stellende dat de huurder te allen tijde aansprakelijk is voor gemaakte schade aan het vaartuig voor zover deze niet is gedekt door de verzekering. De consument stelt dat de schade niet door hem is veroorzaakt, dus niet aan hem is toe te rekenen.
De ondernemer geeft geen inzicht in de schade(hoogte) en de oorzaak van de schade.
Nu de consument geen verwijt is te maken voor de schade, verzoekt hij de commissie om terugbetaling van de borgsom door de ondernemer.
Ter zitting hebben consumenten verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De consument heeft geen idee hoe de schade aan de boot moet zijn veroorzaakt. Wil je aansprakelijk kunnen worden gesteld dan moet de schade zijn veroorzaakt door jouw toedoen. De consument heeft zijn twijfels of alles wel in orde was aan het schip op het moment dat het aan de consument is verhuurd.
De schade aan de boot komt voor rekening van de ondernemer; dat is het ondernemersrisico.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op vrijdag 3 augustus 2015 was de consument onderweg voor het terug leveren van de boot aan de ondernemer. De consument voer via het verbindingskanaal met [naam kanaal] in [plaatsnaam]. Doordat het verkeerslicht in het sluisje op rood stond en men dan even moet wachten, gebruikt men de boeg en hekschroef om recht te kunnen blijven liggen in het water. Volgens de consument is toen de boegschroef plotsklaps gestopt met functioneren. De consument heeft toen direct telefonisch gemeld bij de ondernemer dat de boegschroef niet meer functioneerde. De ondernemer heeft toen de consument gevraagd de boegschroef niet meer te proberen om eventuele verdere schades te voorkomen of te beperken en dan door te varen naar de verhuurhaven van de ondernemer waar een bootkraan staat. Toen de boot op het droge stond is geconstateerd dat er 1 schroef helemaal ontbrak van de duo-prop en bij de ander was een breekpen gebroken. Ook zat er een diepe kras in de binnenkant van de boegschroeftunnel met een braam ijzer aan het eind. Aangezien de ondernemer er niet bij is geweest kan hij enkel gissen naar wat er moet zijn gebeurd met de boot, maar een ding is zeker, de schade is veroorzaakt met grof geweld, gezien de schade en niet door onvoldoende onderhoud, want dat had recent nog plaats gehad.
Het kan niet zijn dat de voornoemde schade reeds aanwezig was, want dat zou direct gemerkt zijn bij het ophalen van de boot, omdat je moet merken dat er iets vastloopt in de boegschroeftunnel.
Door beide partijen is de schade geconstateerd en op grond van de HISWA voorwaarden voor verhuurovereenkomsten heeft de ondernemer op grond van artikel 10 over aansprakelijkheid de borgsom van € 750,– ingehouden.
De kosten voor herstel waren erg hoog, omdat de consument noodgedwongen moest kiezen voor een geheel nieuw boegschroefsysteem. Bovendien heeft de ondernemer noodgedwongen een ander schip moeten inhuren, omdat de boot die de consument had gehuurd, daags ernaar weer was verhuurd aan een gezelschap van 8 personen. Het regelen van een vervangend schip heeft de ondernemer een bedrag van € 2.917,24 gekost. En het herstel van het schip heeft eveneens een fors bedrag gekost, een bedrag dat ruim uitkomt boven het (veel te lage) door de verzekeraar vastgestelde schadebedrag. De ondernemer houdt de consument voor deze kosten aansprakelijk.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer benadrukt dat de schade moet zijn ontstaan gedurende de verhuurperiode aan de consument, want de boot was in prima staat. Wanneer deze schade al aanwezig zou zijn geweest bij aanvang van de huurperiode, dan was dat direct opgemerkt op het moment dat de boot zou worden opgehaald. De schade komt dan ook voor rekening van de consument, evenals de gevolgschade die de ondernemer hierdoor heeft geleden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft gelet op hetgeen over en weer door partijen voor zover hier relevant het volgende overwogen.
De toepasselijke HISWA-voorwaarden bevatten in artikel 10 lid 1 de navolgende regeling: ”De consument is aansprakelijk voor schade en/of verlies aan het vaartuig, voor zover niet gedekt door de verzekering, ontstaan gedurende de tijd dat hij het vaartuig onder zich heeft. De consument is niet aansprakelijk indien hij kan aantonen dat de schade en/of het verlies niet door hem of door één van zijn mede-opvarenden is veroorzaakt, dan wel niet aan hem en/of de zijnen is toe te rekenen. Onder schade wordt tevens verstaan gevolgschade.”
De commissie stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat tenminste een bedrag van € 750,– niet door de verzekeraar is vergoed, nu de kosten voor reparatie boegschroef, twinprop en pin en montage daarvan een bedrag beloopt van € 2.376,85. De verzekeraar heeft een bedrag van € 1.221,47 vergoed. Dit bedrag bestaat uit € 650,– eigen risico en € 571,47 uitgekeerd bedrag. De verdere genoemde gevolgschade is hier buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat zeker een bedrag van € 750,– (de borg) niet door de verzekering is vergoed en derhalve voor rekening van de ondernemer is gebleven. Ingevolge de hiervoor geciteerde bepaling ligt het op de weg van de consument om aan te tonen dat de schade niet door hem is veroorzaakt. Met andere woorden: de bewijslast ligt bij de consument en niet bij de ondernemer.
Gezien de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan dat tot de sluis in [plaatsnaam] de boegschroef naar behoren functioneerde. Dat de boot met een defecte boegschroef aan de consument ter beschikking is gesteld, is daarom niet aannemelijk, zodat de schade binnen de huurperiode moet zijn ontstaan.
Vanaf het moment op 3 augustus 2015 dat het schip zich voor de sluis bij [plaatsnaam] bevond, heeft zich iets voorgedaan waardoor de boegschroef niet meer functioneerde. Dit heeft de consument ook op dat moment direct telefonisch aan de ondernemer bericht. Nadat de boot vervolgens uit het water is gehaald, is de schade aan boegschroef, duoprop, breekpen en boegschroeftunnel geconstateerd. Het is de commissie uit eigen ervaring bekend dat bij aanwezigheid van dergelijke schade er te water geen gebruik meer van de boegschroef kan worden gemaakt. Om die reden kan de commissie niet anders dan tot de conclusie komen dan dat voor de sluis van [plaatsnaam] de schade moet zijn ontstaan. Dit betekent dat de consument in beginsel aansprakelijk is voor de ontstane schade, tenzij hij kan aantonen dat hem de schade niet is toe te rekenen. De consument heeft meerdere malen uitdrukkelijk aangegeven dat hem geen verwijt valt te maken; hij heeft niets fout gedaan. Naar het oordeel van de commissie rust het risico van het ontstaan van schade niet alleen op de consument wanneer door zijn toedoen er schade is veroorzaakt, maar ook wanneer een calamiteit met schade de consument overkomt.
De commissie komt tot de conclusie dat de consument niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de schade niet aan hem is toe te rekenen, zodat de ondernemer de borg terecht op basis van artikel 10 lid 1 van de toepasselijke HISWA-voorwaarden heeft ingehouden. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Tenslotte oordeelt de commissie dat de vordering van de ondernemer buiten behandeling blijft, omdat de procesregeling van de commissie niet voorziet in de mogelijkheid van een tegenvordering. De regeling is bedoeld om een klacht van een consument te behandelen zonder dat deze het risico loopt met een tegenvordering dan wel klacht van de ondernemer verrast te worden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 25 oktober 2016.