Defecte verwarmingsinstallatie door onderbreken gastoevoer is geen onzorgvuldige handeling

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 19082/26050

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt over een opgetreden defect van haar verwarmingsketel na het verwijderen van de oude gasmeter en het plaatsen van een nieuwe gasmeter, waarbij de gastoevoer door de ondernemer werd onderbroken. Voor de meterwissel functioneerde de ketel normaal, maar na de ingreep wilde die niet meer opstarten omdat de branderautomaat defect was geraakt. De consument stelt dat dit komt door de ondernemer en verlangt een schadevergoeding van hem. De ondernemer stelt dat de verwarmingsketel tegen het onderbreken van de gastoevoer en het uit- en inschakelen moet kunnen en daarop is gebouwd. De werkzaamheden zijn op een verantwoorde en adequate manier verricht, waardoor er geen reden is tot het vergoeden van schade. Daarnaast wijst de ondernemer er op dat een ketel maar een beperkte levensduur heeft. De commissie oordeelt dat een verwarmingsketel inderdaad in- en uitgeschakeld moet kunnen worden en dat de onderbreking van de gastoevoer niet is aan te merken als een onzorgvuldige handeling die tot een schadeverplichting van de ondernemer leidt. Daarnaast was de verwarmingsinstallatie al twintig jaar oud, waardoor het optreden van een gebrek zoals deze niet geheel onverwacht of onvoorzienbaar is. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer bij de plaatsing van een nieuwe – slimme – gasmeter toerekenbaar tekortgeschoten is en de daardoor geleden schade van de consument dient te vergoeden.

De consument heeft op 16 mei 2019 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer benaderde de consument met het verzoek de bestaande gas- en elektriciteitsmeter te vervangen door nieuwe slimme meters.

Direct na het plaatsen van de slimme meters heeft de verwarmingsketel het begeven door een defecte branderautomaat. Door de monteur van de ondernemer, de telefoniste van de ondernemer en de eigen monteur van de consument werd de indruk gewekt dat dit wel vaker voorkomt en dat de ondernemer normaal gesproken deze schade vergoedt. Het verzoek tot vergoeding van de schade is echter door de ondernemer bij herhaling afgewezen. Volgens de ondernemer moet de ketel al een gebrek hebben gehad. De ketel wordt echter jaarlijks onderhouden en was in werking op het moment dat de monteur van de ondernemer met zijn werkzaamheden begon. Mogelijk is het defect ontstaan doordat de ketel niet is stilgelegd voordat met de werkzaamheden werd begonnen en er het een en ander werd losgekoppeld. Dit acht de ondernemer onmogelijk. De consument is geen deskundige, maar had wel een werkende ketel voorafgaand aan de werkzaamheden en daarna niet meer.

De consument verwacht op z’n minst een coulancegebaar, maar blijft van mening dat de schade is veroorzaakt door de ondernemer. De reparatienota bedraagt € 768,-.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument heeft zich gestoord aan de wijze waarop de ondernemer met haar klacht is omgegaan.

De slimme meters zijn op het dringende verzoek van de ondernemer geplaatst. De oorzaak is het afsluiten van het gas, zonder dat de verwarmingsketel van tevoren was stilgelegd.

De verwarmingsinstallatie was ongeveer 20 jaar oud. Gelukkig kon de branderautomaat nog worden vervangen.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer beheert de gas- en elektriciteitstransportnetten in de provincies Drenthe en Overijssel.

De consument beschikt sinds 2001 over een gasaansluiting op het net van de ondernemer.

De ondernemer is van mening dat de consument zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd. De ondernemer betwist dat als gevolg van haar werkzaamheden de ketel is beschadigd. De uitgevoerde werkzaamheden zijn onderdeel van de reguliere werkzaamheden van de ondernemer en worden met grote regelmaat in het netgebied uitgevoerd. De ondernemer heeft daarbij geen werkzaamheden aan de ketel of de binnenleiding verricht. De ondernemer betwist dat de tijdelijke onderbreking van de gasaanvoer de schade heeft veroorzaakt. Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet de hoofdkraan worden dichtgedraaid. Hierdoor stopt de gastoevoer waardoor de vlam in het toestel dooft. Het verwarmen stopt. Het verwarmingstoestel moet dan detecteren dat er geen vlam meer in het toestel is en daardoor zullen enkele acties moeten worden uitgevoerd. Het toestel zal enkele malen proberen alsnog op te starten. Dat is niet meer mogelijk door de afgesloten hoofdkraan. Dan zal de status van storing intreden. Na de werkzaamheden van de monteur is het normaal om het verwarmingstoestel handmatig weer op te starten. Als de gastoevoer weer open staat start de vlam weer. Van het uitgaan van de vlam door het onderbreken van de gastoevoer zou het toestel niet kapot mogen gaan. Het primaire standpunt van de ondernemer is derhalve dat de consument ten onrechte de kosten van de reparatie op de ondernemer probeert te verhalen.

De ondernemer was gerechtigd om de gastoevoer te onderbreken. De werkzaamheden zijn op een verantwoorde en adequate wijze verricht. Ook al zou de consument bewijzen dat onderbreking van de gastoevoer de oorzaak van de schade is, dan is nog geen sprake van een toerekenbare tekortkoming van de ondernemer. De ondernemer wijst op artikel 17. 1a van de toepasselijke AV.

De ondernemer is niet van mening dat hij de consument van tevoren van het risico op de hoogte had moeten stellen. Er is volgens de ondernemer sprake van een onvoorziene en niet aan de werkzaamheden gerelateerde gebeurtenis.

Uit de factuur blijkt slechts dat er een storing is ontstaan doordat de gastoevoer is onderbroken. Een opgetreden storing is niet gelijk aan het veroorzaken van schade. De ketel moet een defect hebben gehad waardoor deze niet meer functioneerde na de storing. Echter, iedere andere storing had hetzelfde effect kunnen hebben op de ketel van de consument.

Het jaarlijks onderhouden van de ketel behoedt deze niet voor een uiteindelijk defect. Een ketel heeft een beperkte levensduur.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ketel moet bestand zijn tegen het onderbreken van de gastoevoer. De ondernemer weet niet of de ketel van tevoren is uitgezet. De instructie van de monteur is om eerst het gas uit de leiding te halen om veilig te kunnen werken. De ketel moet aan- en uitgezet kunnen worden. Daarvoor is hij gemaakt. De ondernemer betwist niet dat het defect door de ingreep is ingetreden, maar betwist iets fout te hebben gedaan. De ondernemer verwijst naar de fabrikant van de ketel.

De oude meter zat in een pool van afgekeurde meters en is om die reden vervangen.

Van een beleid van de ondernemer dat voorziet in een coulance vergoeding in soortgelijke gevallen is geen sprake.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument klaagt over een opgetreden defect van haar verwarmingsketel na het verwijderen van de oude gasmeter en het plaatsen van een nieuwe gasmeter, waarbij de gastoevoer door de ondernemer werd onderbroken.

De consument stelt zich op het standpunt dat de ketel voor de meterwissel normaal functioneerde en na de ingreep niet meer opstartte aangezien de branderautomaat defect was geraakt.

Ook stelt de consument dat hij niet is gewezen op de risico’s van het onderbreken van de gastoevoer en dat de ketel niet van tevoren is uitgezet.

De ondernemer voert verweer.
De ondernemer voerde aanvankelijk een formeel verweer aangezien de klager niet degene was op wiens naam de aansluiting staat, maar de klager heeft aangegeven in deze als vertegenwoordiger/gemachtigde van de consument op te treden, zodat de commissie ervan uitgaat dat de ondernemer dit verweer niet meer voert c.q. heeft ingetrokken.

Voorts stelt de ondernemer dat de ketel inderdaad niet meer opstartte na de meterwissel, maar dat dit aan haar niet als een tekortkoming is toe te rekenen, aangezien een verwarmingsketel tegen het onderbreken van de gastoevoer en het uit- en inschakelen moet kunnen en daarop is gebouwd. Ook stelt de ondernemer dat de schade door de consument onvoldoende is onderbouwd.

De commissie volgt het standpunt van de ondernemer.

Met de ondernemer is de commissie van oordeel dat een verwarmingsketel in- en uitgeschakeld moet kunnen worden en dat de onderbreking van de gastoevoer niet is aan te merken als een onzorgvuldige handeling die tot een schadeverplichting van de ondernemer leidt.

Naar de commissie begrijpt was de meterwissel van te voren aangekondigd. De consument had er dan ook voor kunnen kiezen om de verwarmingsinstallatie met het oog daarop reeds uit te zetten, maar heeft dat niet gedaan, kennelijk ook in de verwachting dat de noodzakelijke onderbreking van de gastoevoer niet tot een defect zou leiden.

De consument heeft weliswaar gesteld dat de ondernemer hem op een mogelijk risico zou moeten wijzen, maar heeft niet aangetoond, bijvoorbeeld door te wijzen op de gebruiksaanwijzing of aan de hand van een rapport van een installateur, dat het vereist of wenselijk is om de installatie uit te zetten alvorens de gastoevoer te onderbreken.

Daarbij komt dat de verwarmingsinstallatie naar zeggen van de consument al 20 jaar oud was, zodat het optreden van een gebrek als het onderhavige niet als onverwacht of als onvoorzienbaar is aan te merken.

Overigens heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat de ondernemer de klacht van de consument niet serieus heeft genomen en de indruk zou hebben gewekt dat wel een vergoeding zou worden betaald en daarop is teruggekomen. De ondernemer heeft slechts aangegeven dat de consument kon reclameren, maar verder niet.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Om die reden wordt beslist als volgt

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, mr. Sj. S. Bakker en drs. L. van Rootselaar, leden, op 10 augustus 2020.