
Commissie: Energie
Categorie: Omvang levering
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
57660
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de op de jaarafrekening van 27 januari 2011 door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte kosten wegens verbruikte energie ten bedrage van € 914,73. De consument heeft een bedrag van € 922,32 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft op 10 januari 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De jaarnota houdt een verdubbeling van de kosten van warmte in. Van een verandering in het stookgedrag en de gezinssamenstelling van de consument is geen sprake. De consument wijt het hoge verbruik aan een defect van de verwarmingsunit, die eigendom van de ondernemer is. De consument heeft maandenlang geen warm water geleverd gekregen. De consument heeft daarover niet meteen geklaagd omdat het zomer was. Aan het eind van de herfst bleek dat de woning niet warm gestookt kon worden. Op dat moment heeft de consument de storing aan de ondernemer gemeld. Kort daarna heeft een monteur van de ondernemer de verwarmingsunit ontvangen. Om het probleem op te lossen hanteert de ondernemer de graaddagen methode. Hiermee gaat de consument niet akkoord. De consument is benadeeld door een kapotte verwarmingsunit en heeft betaald voor een product dat niet voldeed aan de eisen. De consument is geen deskundige op het gebied van de energielevering. De consument erkent wel dat de verantwoordelijkheid voor de melding van de storing bij hem ligt, maar het heeft tijd gekost om het probleem te onderkennen. De stelling van de ondernemer dat een lekkage in de binneninstallatie bij de retourmeting niet als warmteverbruik wordt gemeten kan wel juist zijn, maar als door lekkage warmwater met koud water gemengd wordt en de thermostaat het huis tot 20/21 Celsius moet verwarmen, blijft het warme water doorstromen zonder het gewenste resultaat. Hierdoor wordt warm water rondgepompt zonder het gewenste resultaat te realiseren. Ter zitting heeft verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het is juist dat de consument een bedrag van € 922,32 in depot heeft gestort. De verwarmingsunit is al eerder kapot gegaan en vervangen door de ondernemer. Na de laatste vervanging is het probleem opgelost. De consument heeft vloerverwarming in zijn woning. Er is geen rapport opgemaakt van de vervanging. De enige verklaring voor het hoge verbruik van de ondernemer is de koude winter. In 2009 was de winter ook koud. Als de consument eerder had geweten dat de unit kapot was had hij eerder aan de bel getrokken. Bij de reparatie door de monteur bleek dat er sprake was van een interne lekkage. Koud en warm water stroomden door elkaar. Om die reden werd de juiste temperatuur niet bereikt. Dat heeft lang geduurd. In de zomer volstond water met een lagere temperatuur. Alle voorschotbedragen zijn door de consument voldaan. Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Op de jaarnota 2010 wordt 75 GJ warmte in rekening gebracht. Naar aanleiding van de vraag van de consument heeft de ondernemer het verbruik van de consument vanaf 2004 geanalyseerd. Naar aanleiding hiervan heeft de ondernemer een verbruik van 10 GJ afgeboekt. Na het bezwaar van de consument tegen het gebruik van deze methode heeft de ondernemer deze methode nogmaals uitgelegd. Zodra de consument de storing in het najaar heeft gemeld heeft de monteur de verwarmingsunit vervangen. De consument heeft ervoor gekozen de melding niet eerder te doen. Achteraf kan de ondernemer dan niet het verwijt worden gemaakt een product te hebben geleverd dat niet aan de eisen voldeed. Een lekkage aan de stadsverwarmingzijde komt geheel niet langs de meter en heeft derhalve ook geen invloed op het warmtegebruik. Het ligt dan ook niet voor de hand dat deze lekkage invloed heeft gehad op de hoogte van het warmteverbruik. De ondernemer had niet eerder kunnen ingrijpen om het warmtecomfort te herstellen. Een hoog aantal graaddagen door de koude winters verklaart het grootste deel van de nota. Desondanks heeft de ondernemer 10 GJ afgeboekt. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Herleid jaarverbruik betreft niet het gemiddelde verbruik in het betreffende jaar. Bij de graaddagen methode wordt geabstraheerd van het feitelijke gebruik. De hele verwarmingsunit met inbegrip van de warmtewisselaar is in oktober 2010 vervangen. Het is niet geheel duidelijk wat de oorzaak van het defect was. Het thans openstaande bedrag is € 1.121,22. De consument heeft een nieuwe jaarrekening ontvangen. De ondernemer kan geen afschrift daarvan tonen. Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen. Partijen verschillen in deze zaak over de door de consument te betalen bedragen voor de levering van warmte. De consument stelt zich op het standpunt dat het op de betreffende jaarafrekening in rekening gebrachte verbruik niet in lijn is met zijn historische verbruik en te wijten is aan een defecte verwarmingsunit, waardoor een hoger verbruik is geregistreerd dan is genoten. De consument erkent al maanden voordat hij de klacht bij de ondernemer indiende, geconstateerd te hebben dat het warme water een lage temperatuur had. Hij had echter niet aanstonds in de gaten dat dit te wijten was aan de verwarmingsunit. Dit bleek pas toen de woning niet kon worden warm gestookt. Op dat moment heeft hij de melding gedaan. De ondernemer betwist dat er een verband bestaat tussen het defect van de verwarmingsunit en het verbruik van de consument. Om de consument tegemoet te komen heeft de ondernemer op basis van een door haar gehanteerde graaddagen methode het in rekening gebrachte verbruik met 10 GJ verminderd. Na het vervangen van de verwarmingsunit functioneert de installatie weer naar behoren. De commissie kan zich verenigen met de hoogte van de verlaging door de ondernemer van het aan de consument in rekening gebrachte verbruik van warmte. Hierdoor wordt tot uiting gebracht dat de consument enerzijds zijn klacht eerder bij de ondernemer had kunnen indienen en anderzijds met de omstandigheid dat niet geheel kan worden uitgesloten dat het gebrek van de unit tot een hoger verbruik heeft geleid nu de ondernemer niet in staat is geweest de oorzaak en de aard van het gebrek in voldoende mate duidelijk te maken. Dit brengt mee dat de commissie het depotbedrag aan de ondernemer zal overmaken verminderd met het bedrag van de creditnota van 27 maart 2011 ter grootte van € 210,41. De ondernemer heeft weliswaar aangegeven dat het openstaande bedrag € 1.122,22 bedraagt, maar kan die stelling, die door de consument wordt betwist, niet aan de hand van een berekening staven. De commissie zal daaraan dan ook voorbij gaan en in dit geding uitgaan van het door de ondernemer in het verweerschrift genoemde openstaande bedrag van € 922,32. Dit laat echter onverlet dat de consument gehouden is de aan hem in rekening gebrachte voorschotbedragen te voldoen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument betaalt aan de ondernemer een bedrag van € 711,91. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. De ondernemer ontvangt een bedrag van € 711,91 -/- € 25,– = € 686,91. De consument ontvangt een bedrag van € 210,41 + € 25,– = € 235,41 Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 17 november 2011.