Door advocaat gedeclareerde tijd voor studie, intern overleg, analyse en jurisprudentieonderzoek was overbodig. Client is het daarvoor in rekening gebracht honorarium niet verschuldigd.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Declaratie    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 114927

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening en (de hoogte van) de declaraties van de advocaat.
De cliënt heeft een bedrag van € 10.138,66 niet aan de advocaat voldaan. Overeenkomstig het Reglement van de commissie heeft de cliënt dit bedrag bij de commissie in depot gestort.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de cliënt luidt als volgt.

De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend in verband met brandschade aan een door hem verhuurde schuur. Vanwege illegale activiteiten in de schuur wilde de verzekeraar niet overgaan tot vergoeding van de schade. De advocaat was de cliënt aangeraden door een gerenommeerd expertisebureau. Hij was positief over de zaak. Daarom is de cliënt met hem in zee gegaan.
De advocaat heeft geen duidelijke uitleg gegeven over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand en de vermogenspositie van de cliënt niet in kaart gebracht. Hij gaf aan dat zijn kosten wellicht door de rechtsbijstandsverzekeraar van de cliënt zouden worden vergoed. Besproken is dat de cliënt zelfstandig ondernemer is en dat zijn handel zich in de afgebrande schuur bevond.
De advocaat heeft geen maximaal budget afgesproken. Hij heeft geen begroting gemaakt. Verder heeft hij niet vastgelegd waar hij zijn werkzaamheden en prioriteiten op zou afstemmen.
De advocaat heeft de cliënt aanvankelijk een voorschot gevraagd van € 1.500,–. Omdat de cliënt dit bedrag niet kon voldoen, heeft de advocaat ingestemd met een voorschot van € 500,–.
Hoewel de advocaat op de hoogte was van de slechte financiële positie van de cliënt – geen inkomsten en geen uitkering van de verzekeraar -, heeft hij een voorstel gedaan voor betaling van zijn werkzaamheden en eindkosten van € 6.600,–. Dit bedrag was voor de advocaat niet onderhandelbaar. Omdat de cliënt niet in staat was tot betaling op korte termijn van dit bedrag, heeft hij de door de advocaat opgestelde vaststellingsovereenkomst niet getekend.
De advocaat heeft de cliënt pas achteraf inzicht gegeven in de totaal door hem gemaakte uren, terwijl de cliënt al eerder had verzocht om een gespecificeerde rekening. Het declaratieoverzicht bevat veel onduidelijke termen en vermeldt activiteiten die geen causaal verband hebben met de door de cliënt aan de advocaat verstrekte opdracht. De omschrijving van de werkzaamheden roept vragen op bij de cliënt. De advocaat heeft hierover geen uitleg gegeven.

De advocaat heeft ook een claim ingediend bij de verzekeraar van de motor van de cliënt. Later bleek de onherroepelijke volmacht die de cliënt hiervoor heeft getekend, een garantie te zijn voor betaling van de declaratie van de advocaat.
De advocaat heeft voorts werkzaamheden in rekening gebracht met betrekking tot faillissement en beslaglegging. De cliënt heeft deze kwesties echter zelf geregeld. Hij vraagt zich af wat het nut, de noodzaak en het resultaat van de werkzaamheden van de advocaat zijn geweest.
De cliënt heeft schriftelijk toegezegd de declaraties van de advocaat te zullen voldoen na verkoop van de woning, omdat hij ervan uitging dat de advocaat afspraken had gemaakt met de aannemer aangaande zijn declaraties. Later bleek dat de aannemer nooit heeft ingestemd met de beweerdelijk gemaakte afspraken.
Ondanks de door de advocaat aan de zaak bestede uren (47,35) weet de cliënt nog steeds niet waar hij aan toe is en wijst de verzekeraar nog steeds de schadevergoeding af. De cliënt heeft de advocaat hierover veel vragen gesteld, maar nooit antwoorden hierop gekregen. In plaats van antwoorden te geven, heeft de advocaat slechts aanspraak gemaakt op betaling van zijn declaratie.

De cliënt is ontevreden over de dienstverlening van de advocaat. Hij is van mening dat de advocaat niet transparant is geweest en zijn zorgplicht aantoonbaar heeft verzuimd. De cliënt heeft geen vertrouwen meer in de advocaat.
De cliënt is het voorts niet eens met (de hoogte van) de declaraties van de advocaat. Hij is van mening dat de advocaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, gelet op de door hem verrichte inspanningen, niet meer kan verlangen dan het door de cliënt reeds betaalde bedrag van
€ 500,– (te vermeerderen met de op 4 mei 2017 gemaakte reiskosten). De cliënt verzoekt de commissie dienovereenkomstig te beslissen.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar  de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer van de advocaat op het volgende neer.

De advocaat behartigt sinds begin mei 2017 de belangen van de cliënt in verband met de schaderegeling ten gevolge van een brand in een schuur van de cliënt. In de schuur bleek een XTC-laboratorium gevestigd. De cliënt beschikt over een Agrarisch Ondernemerspakket, waarbij onder meer de schuur – onder voorwaarden – is verzekerd.
De advocaat is vooral bezig geweest met ‘brandjes blussen’, waaronder het voorkomen dat overheden vanwege de vervuiling met asbest en chemisch afval een dwangsom zouden opleggen en beslag zouden leggen op de woning van de cliënt en diens partner. Er was een acute dreiging dat de cliënt daardoor failliet zou gaan. De advocaat heeft ook de schade aan de motor van de cliënt onder de aandacht van de betreffende verzekeraar gebracht. Voorts heeft hij het strafdossier opgevraagd bij de advocaten die de cliënt en zijn partner daarin bijstonden. Eind juni 2017 was nog niet duidelijk of de cliënt en zijn partner zullen worden vervolgd.

Voortzetting van de verzekeringszaak met betrekking tot de schuur bood perspectief, omdat de verzekeraar de clausule terzake illegale activiteiten niet goed in de polis heeft aangegeven. De advocaat heeft de cliënt herhaalde malen gewezen op het risico dat hij geen uitkering van de brandschade zou krijgen dan wel een uitkering op basis van verkoopwaarde zou krijgen. Hij heeft nooit een verkeerde verwachting gewekt.
De advocaat is pas achteraf gebleken dat de verklaringen van de cliënt en zijn partner bij politie/justitie belastend zijn. Daardoor is de positie van de cliënt in de verzekeringszaak achteraf zwakker geworden. De schade wordt niet vergoed.

Op advies van de advocaat heeft de cliënt het geschil voorgelegd aan zijn rechtsbijstandverzekering. Het geschil bleek echter niet verzekerd te zijn.
De advocaat heeft de cliënt een opdrachtbevestiging inclusief algemene voorwaarden en een onherroepelijke volmacht doen toekomen. In de opdrachtbevestiging komt duidelijk naar voren dat de advocaat de kwestie niet op basis van door de overheid gefinancierde rechtshulp in behandeling kan nemen. De advocaat heeft de cliënt een voorschot van € 605,– (inclusief BTW) in rekening gebracht.
Het honorarium van de advocaat is in de opdrachtbevestiging vermeld. De cliënt heeft deze opdrachtbevestiging ondertekend en heeft via de e-mail laten weten met de inhoud daarvan akkoord te gaan.
De advocaat heeft de cliënt op de hoogte gehouden van het aantal uren dat hij aan de zaak had besteed. Verder heeft hij de cliënt aangegeven dat hij met de betrokken asbestsaneerder heeft afgesproken dat deze kosten onder zijn tweede hypothecaire inschrijving zouden vallen, mits de cliënt hiermee instemt.
De advocaat heeft een matiging van 10 uur toegepast en de cliënt op verzoek van zijn partner een aangepaste volmacht toegezonden. Vervolgens heeft de cliënt een aantal vragen gesteld. Daarop heeft de advocaat nogmaals een geste gedaan om nog eens extra 5 uur te matigen. De cliënt is niet akkoord gegaan met het voorstel van de advocaat en heeft een klacht ingediend.

Uiteindelijk heeft de advocaat een allerlaatste en niet voor onderhandeling vatbaar voorstel gedaan, waarbij de kosten worden beperkt tot € 6.060,– (inclusief BTW). Ook dit voorstel is door de cliënt niet geaccepteerd. Nadat de cliënt een klacht bij de deken had ingediend, heeft de advocaat nog een allerlaatste poging ondernomen om tot een minnelijke regeling te komen. De cliënt wenst echter slechts (maximaal) een bedrag te betalen gelijk aan de hoogste eigen bijdrage van € 823,–.
Dit tegenvoorstel doet geen recht aan de complexiteit en inhoudelijke behandeling van de zaak. De begeleiding bestaat uit meer dan slechts de verzekeringskwestie. Er liepen vele zaken door elkaar heen en de cliënt en diens partner hebben voortdurend een beroep op de advocaat gedaan. De advocaat fungeerde als vraagbaak voor de cliënt en diens partner en ook als regisseur om hen uit de ellende te halen. De advocaat heeft rekening gehouden met de moeilijke positie van de cliënt en zijn partner. Zonder enige zekerheid van betaling heeft hij voortdurend voor de cliënt en zijn partner klaargestaan. 

De advocaat doet een beroep op niet-ontvankelijkheid, omdat de cliënt pas 4,5 maanden na kennisneming van de opdrachtbevestiging heeft geklaagd over de financiële afwikkeling. De cliënt heeft bovendien in een e-mail te kennen gegeven de kosten te zullen voldoen na verkoop van de woning. 
De advocaat verzoekt de commissie de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren in de klacht, althans de klacht van de cliënt ongegrond te verklaren en te bepalen dat de cliënt het openstaande bedrag van
€ 10.138,66 dient te voldoen.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Nu de advocaat een beroep heeft gedaan op niet-ontvankelijkheid, dient de commissie allereerst te oordelen over de ontvankelijkheid van de klacht.
De commissie dient het beroep op de – door de advocaat bedoelde – (niet) ontvankelijkheid te toetsen aan de hand van artikel 7 van haar Reglement. Dit artikel luidt – voor zover van belang – als volgt:
1.  De Commissie verklaart op verzoek van de advocaat – mits gedaan bij eerste gelegenheid – de  cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk
 a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat  heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennis nam of  redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding  heeft gegeven;
b.  indien na indiening van de klacht als bedoeld onder a nog geen vier weken zijn verstreken    of indien voor de klacht binnen deze termijn tussen de advocaat en de cliënt een regeling is overeengekomen die door de advocaat aan de cliënt schriftelijk is bevestigd;
 c. indien na schriftelijke afhandeling van de klacht als bedoeld onder a meer dan twaalf  maanden zijn verstreken.
De advocaat stelt dat de cliënt niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht, omdat hij pas ruim 4,5 maand nadat hij heeft kennisgenomen van de inhoud van de opdrachtbevestiging heeft geklaagd over de financiële afwikkeling van de dienstverlening.
Nu deze door de advocaat genoemde termijnoverschrijding niet valt onder de gronden voor niet-ontvankelijkheid zoals vermeld in artikel 7 van het Reglement van de commissie, passeert de commissie het beroep van de advocaat en verklaart zij de cliënt ontvankelijk in zijn klacht. De commissie zal het geschil derhalve inhoudelijk behandelen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De cliënt stelt allereerst dat hij een onduidelijke uitleg aangaande gefinancierde rechtsbijstand heeft gekregen. De commissie stelt vast dat in de door de cliënt voor akkoord ondertekende opdrachtbevestiging van 3 mei 2017 de financiële consequenties van de dienstverlening duidelijk zijn vastgelegd. De advocaat heeft in de opdrachtbevestiging uitdrukkelijk vermeld dat hij de zaak niet op toevoegingsbasis in behandeling kan nemen. Dat de cliënt kennelijk niet heeft begrepen dat hij heeft afgezien van gefinancierde rechtsbijstand komt voor zijn rekening en risico. Indien de opdrachtbevestiging hem niet duidelijk was, had het op zijn weg gelegen daarover nadere vragen te stellen aan de advocaat dan wel nadere informatie in te winnen bij derden.

De cliënt klaagt voorts met name over de omvang van de declaratie van de advocaat – deze zou excessief zijn – en over het gebrek aan rendement van de werkzaamheden van de advocaat.
De commissie heeft geconstateerd dat de advocaat geen enkel schriftelijk juridisch advies over de haalbaarheid van de zaak heeft uitgebracht, hetgeen door de cliënt ook onweersproken is gesteld.
Dat zo zijnde, acht de commissie de tijd die de advocaat heeft opgevoerd voor studie, intern overleg, analyse en jurisprudentieonderzoek onvoldoende gemotiveerd van de kant van de advocaat. De tijd (19 uur) die daarvoor in rekening is gebracht, dient naar het oordeel van de commissie derhalve als overbodig te worden bestempeld en de cliënt is het daarvoor in rekening gebrachte honorarium niet verschuldigd. Aldus levert dit, inclusief kantoorkosten en BTW, een bedrag van € 5.431,39 op dat de cliënt niet behoeft te voldoen.
Ten aanzien van het restant is de commissie gebleken dat de advocaat kennelijk veel bemiddelings- en informatiewerkzaamheden heeft verricht voor de cliënt en overleg met derden heeft gevoerd ten behoeve van de cliënt. De commissie is van oordeel dat de cliënt de advocaat de hieraan bestede tijd wel dient te betalen. De commissie merkt hierbij op dat de enkele omstandigheid dat de door de advocaat genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat, niet betekent dat de cliënt de betreffende werkzaamheden niet behoeft te betalen. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is immers sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De cliënt kan derhalve geen concreet resultaat van de advocaat verlangen.

Gelet op het voorgaande heeft de commissie van oordeel dat de advocaat niet (geheel) heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie acht de klacht dan ook gegrond.

Nu het verzoek van de cliënt (grotendeels) wordt toegewezen, dient de advocaat als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld tot vergoeding van het klachtengeld aan de cliënt, derhalve een bedrag van € 52,50.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat voorts behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht gegrond;

– bepaalt dat de cliënt een bedrag van € 5.431,39 niet aan de advocaat behoeft te voldoen. Met                                        inachtneming hiervan wordt het depot als volgt verrekend: een bedrag van € 5.431,39 wordt aan de cliënt gerestitueerd en het restant van € 4.707,27 wordt aan de advocaat overgemaakt.

– bepaalt dat de advocaat aan de cliënt het klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden;

– bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie behandelingskosten aan                                                            de commissie is verschuldigd;

– wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 13 april 2018.