Door het stellen van termijnen heeft advocaat bij cliënte verwachting gewekt dat hij, zoals hij had aangekondigd, ha het uitblijven van een reactie van de wederpartij rechtsmaatregelen zou treffen.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Tekortkoming in de uitvoering opdracht    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV05-0221

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de hoogte van de (onbetaalde) declaraties die de advocaat voor zijn dienstverlening in rekening heeft gebracht.   De cliënte heeft een bedrag van € 2.224,25 overeenkomstig het reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de cliënte   Het standpunt van de cliënte, zoals toegelicht ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.   De cliënte heeft zich in juli 2005 tot de advocaat gewend met het verzoek om de eigenaren van het naast het pand van de cliënte gelegen pand te bewegen met een oplossing te komen voor de schade ontstaan door werkzaamheden aan dit belendende pand, zulks nadat eerdere pogingen van de cliënte tot oplossing van het gerezen geschil waren mislukt. De advocaat heeft de wederpartij bij brief d.d. 19 juli 2005 aangeschreven tot herstel in oorspronkelijke staat van het dakterras en tot het doen van een concreet en passend voorstel terzake van een oplossing voor de door de cliënte geleden schade, zulks binnen twee respectievelijk acht dagen na dagtekening van de brief. Deze brief is zowel via de gewone post als aangetekend verzonden. Na het verstrijken van de in de brief d.d. 19 juli 2005 genoemde termijnen heeft de advocaat geen actie jegens de wederpartij ondernomen. Toen de cliënte daarover contact opnam met de advocaat, gaf hij te kennen dat geen sprake was van harde termijnen en dat hij pas iets kon ondernemen na ontvangst van de handtekening van de wederpartij naar aanleiding van de aangetekende brief. De advocaat van de wederpartij heeft vervolgens eerst bij brief d.d. 30 augustus 2005 laten weten met een voorstel te zullen komen. De cliënte heeft een drietal declaraties van de advocaat ontvangen, zulks tot een bedrag van in totaal € 2.224,25. De cliënte is van mening dat de door de advocaat in rekening gebrachte kosten niet in verhouding staan tot de verrichte prestaties. De meest concrete output van de advocaat is de brief d.d. 19 juli 2005 geweest. Het aantal door hem in rekening gebrachte uren staat daarmee niet in verhouding. Bovendien heeft de eerder in opdracht van de cliënte door haar makelaar aan de wederpartij verzonden brief als basis gediend voor de opstelling van de brief d.d. 19 juli 2005 en heeft de advocaat niet alle zaken in deze brief opgenomen. De cliënte is voorts van mening dat de prestaties van de advocaat weinig toegevoegde waarde hebben opgeleverd. Door de weinig pro-actieve opstelling van de advocaat heeft de wederpartij tot op heden geen enkel gevolg gegeven aan de eisen van de cliënte, noch aan de bij brief d.d. 30 augustus 2005 gedane toezegging om met een voorstel te komen. Inmiddels is gebleken dat de schade onder de dekking valt van de verzekering van de aannemer, die de werkzaamheden aan het belendende pand heeft verricht, en dus op kosten van diens verzekeraar kan worden hersteld. Naar de mening van de cliënte had de advocaat, die gespecialiseerd is in bouwzaken, op de hoogte moeten zijn van het bestaan van deze mogelijkheid. De cliënte is bereid de advocaat voor de door hem geleverde inspanning een vergoeding van € 500,– te betalen. Zij verzoekt de commissie te bepalen dat de advocaat zijn declaraties tot dit bedrag dient te matigen.   Standpunt van de advocaat   Het standpunt van de advocaat, zoals toegelicht ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 15 juli 2005 heeft de advocaat de opdracht gekregen de cliënte bij te staan in een met de eigenaren van het belendende pand gerezen geschil naar aanleiding van overlast en schade door bouwwerkzaamheden aan het belendende pand. De cliënte zelf had weliswaar de wederpartij bij brief d.d. 30 december 2004 reeds laten aanschrijven, maar deze brief heeft niet als basis kunnen dienen voor het opstellen van een brief door de advocaat. Immers, gelet op het feit dat sedertdien inmiddels ruim een half jaar was verstreken, was het noodzakelijk eerst een goed beeld te krijgen van de omvang van het geschil. Teneinde hieromtrent duidelijkheid te verkrijgen, heeft de advocaat diverse malen contact gehad met de cliënte en van haar regelmatig nieuwe, aanvullende informatie ontvangen. Uiteindelijk heeft de advocaat op 19 juli 2005 een brief aan de wederpartij verzonden. Van deze brief had de advocaat reeds gelijktijdig met de opdrachtbevestiging d.d. 15 juli 2005 een concept aan de cliënte toegezonden, maar deze kon pas na ontvangst van alle noodzakelijke informatie definitief worden opgesteld. Het in kaart brengen van de schade heeft de advocaat veel tijd gekost. Indien de advocaat bij aanvang alle noodzakelijke informatie tot zijn beschikking had gehad, was voor het opstellen van de brief minder tijd nodig geweest. Voorts hebben de werkzaamheden van de advocaat zich niet beperkt tot het schrijven van voormelde brief. Er is diverse malen hetzij telefonisch, hetzij per e-mail, contact geweest met de leden van cliënte, alsmede met de wederpartij. De door de advocaat in de brief d.d. 19 juli 2005 genoemde termijnen dienden tot aansprakelijkstelling van de wederpartij. Hoewel de wederpartij niet verplicht was om binnen deze termijnen actie te ondernemen, zou deze bij gebreke van actie wel in verzuim raken. Indien de advocaat tot het nemen van rechtsmaatregelen zou zijn overgegaan zonder de wederpartij eerst in de gelegenheid te hebben gesteld de schade te verhelpen, zou hij klachtwaardig hebben gehandeld. Bovendien heeft de advocaat in de brief de mogelijkheid tot het treffen van een minnelijke regeling opgenomen, omdat de cliënte hem te kennen had gegeven weinig te voelen voor het voeren van een lange en kostbare procedure. Toen een reactie van de wederpartij uitbleef, heeft de advocaat uit eigen initiatief concepten voor een rappelbrief aan de wederpartij opgesteld en aan cliënte toegezonden. Na ontvangst van de brief van de advocaat van de wederpartij d.d. 30 augustus 2005 heeft de advocaat constant initiatieven genomen om de zaak te bespreken. De cliënte heeft daarop steeds zeer laat of helemaal niet gereageerd, waardoor uiteindelijk eerst op 4 november 2005 een bespreking heeft plaatsgevonden. Deze ging echter niet over de zaak inhoudelijk, maar over de problemen die de cliënte had met de door de advocaat verzonden declaraties. Tijdens de bespreking heeft de cliënte de advocaat voorgesteld een bedrag van € 500,– te voldoen tegen finale kwijting. De advocaat heeft de cliënte vervolgens bij brief d.d. 10 november 2005 een gedetailleerde beschrijving van de door hem verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede tijd gegeven en medegedeeld dat hij geen aanleiding zag zijn declaraties te matigen. De advocaat is van mening dat hij zich wel degelijk pro-actief heeft opgesteld. Het feit dat er na de brief van 30 augustus 2005 geen actie meer is ondernomen, vindt zijn oorzaak in het feit dat de bespreking waarbij de volgende stappen zouden worden besproken, een aantal keren om redenen buiten zijn invloedssfeer geen doorgang heeft gevonden. Het ruime tijdsverloop tussen de ontvangst van de brief en de bespreking is dan ook niet aan hem te wijten. Ten aanzien van het verwijt van de cliënte dat de prestaties van de advocaat weinig toegevoegde waarde zouden hebben opgeleverd, merkt de advocaat op dat dit is gebaseerd op het onjuiste uitgangspunt dat een advocaat een resultaatsverplichting heeft; het garanderen van een bepaald resultaat is niet mogelijk. Er bestaat slechts een inspanningsverbintenis, die de advocaat in deze is nagekomen. Op grond van het vorenstaande verzoekt de advocaat de commissie de klachten van de cliënte ongegrond te verklaren en te bepalen dat zijn declaraties integraal door de cliënte dienen te worden voldaan.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   Vaststaat dat de advocaat in de brief d.d. 19 juli 2005 de wederpartij een termijn van twee respectievelijk acht dagen heeft gesteld om het dakterras in de oorspronkelijke staat te herstellen respectievelijk om met een concreet en passend voorstel te komen met betrekking tot de door de cliënte geleden schade. Vaststaat voorts dat de advocaat van de wederpartij uiteindelijk eerst bij brief d.d. 30 augustus 2005 (inhoudelijk) heeft gereageerd op de brief van de advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat heeft nagelaten de door hem gestelde termijnen zelfstandig te bewaken en goede voortgang te geven aan de zaak. Het verweer van de advocaat dat de gestelde termijnen (slechts) ertoe dienden om de wederpartij aansprakelijk te stellen, doet hieraan niet af. Door het stellen van de termijnen heeft de advocaat bij de cliënte immers de verwachting gewekt dat hij na het uitblijven van een reactie van de wederpartij uitvoering zou geven aan hetgeen hij heeft aangekondigd, te weten: het nemen van rechtsmaatregelen. Het had naar het oordeel van de commissie op zijn minst op de weg van de advocaat gelegen om na het verstrijken van de door hem gestelde termijnen uit eigen beweging de wederpartij te sommeren.   Niettegenstaande het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de advocaat genoegzaam heeft aangetoond dat zijn werkzaamheden zich niet hebben beperkt tot het schrijven van de brief d.d. 19 juli 2005. Het enkele feit dat deze werkzaamheden niet hebben geleid tot het door de cliënte gewenste resultaat, maakt nog niet dat de advocaat is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht; bij de uitvoering van de opdracht aan een advocaat is in beginsel sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat maar bestond daarin dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen.   Het geheel overziende is de commissie van oordeel dat de advocaat in deze niet geheel heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en dat de klacht van de cliënte ten dele gegrond is. Hierin ziet de commissie aanleiding de openstaande declaraties naar redelijkheid en billijkheid te verminderen; de commissie stelt de totale resterende betalingsverplichting van de cliënte vast op een bedrag van € 1.200,– (inclusief (kantoor)kosten en BTW).   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie stelt de totale resterende betalingsverplichting van de cliënte vast op € 1.200,– (inclusief (kantoor)kosten en BTW).   Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld zodat de advocaat aan de cliënte, die deze kosten heeft voldaan, een bedrag van € 22,50 dient te vergoeden.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgestelde bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd.   Met in achtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Aan de cliënte wordt een bedrag van € 1.046,75 (zijnde € 2.224,25 minus € 1.200,– plus € 22,50) gerestitueerd. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 1.120,– (zijnde € 1.200,– minus € 22,50 minus € 57,50) overgemaakt. Het restant van € 57,50 verblijft aan de commissie.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist op 14 september 2006 door de Geschillencommissie Advocatuur.