Commissie: Reizen
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
49765
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 14 september 2009met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een rondreis Zijdenroute voor 2 personen van Damascus in Syrië naar Peking in China met verblijf in hotels op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 24 april 2010 tot en met 25 juni 2010 voor de som van € 10.700,44. Klager heeft op 4 juli 2010 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. De klacht betreft uitsluitend het verblijf in Kirgistan gedurende de periode 7 juni tot en met 11 juni 2010. In de uitgebreide reisbeschrijving van de reisorganisator wordt aangegeven, dat er sprake is van expeditie alsmede dat er gebruik wordt gemaakt van een truckbus. In deze expeditie zal het Son Kul Meer worden aangedaan en een nacht worden doorgebracht in een traditionele yurt. Helaas is de expeditie uitgevoerd met gewone busjes in plaats met de beloofde truckbus. Voorts is het bezoek aan het Son Kul Meer en het onderkomen in de yurt afgelast wegens sneeuwval. Als alternatief zijn we ondergebracht in een sfeerloos en grauw appartementencomplex in de stad Naryn. Voorts is de tocht slechts over verharde wegen gegaan, hetgeen niet overeenkomt met het begrip expeditie. In dit verband is nog belangrijk te vermelden, dat door de reisorganisator wel wordt gewaarschuwd voor sneeuwval bij de septemberreis, maar niet voor die in april. Klager verlangt een vergoeding van € 768,– in totaal. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Op zichzelf wordt betreurd, dat het bezoek aan Son Kul niet kon worden uitgevoerd zoals beschreven in de brochure. Dit was te wijten aan hevige sneeuwval, waardoor het meer onbereikbaar was. Hier was sprake van een door onze organisatie niet voorziene omstandigheid. Ook het niet kunnen inzetten van de truckbus was niet voorzien. Voorts moest er wel in de stad worden overnacht in verband met het niet kunnen bereiken van de yurts. Andere onderkomens dan grauwe appartementen zijn niet voorhanden. Op grond van het vorenstaande is duidelijk, dat er sprake is geweest van een overmachtsituatie. Dit betekent, dat de klacht van klager niet voor toewijzing in aanmerking komt. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. OP grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting heeft de commissie vastgesteld, dat de klacht uitsluitend betrekking heeft op de tocht en het verblijf in Kirgistan. De aangevoerde klacht valt, zo heeft de commissie vastgesteld, in 3 onderdelen uiteen. Ten eerste het niet kunnen reizen naar het Son Kul Meer met verblijf in een traditionele yurt. Vervolgens het niet beschikbaar zijn van de truckbus, waardoor het vervoer plaatsvond met gewone busjes over verharde wegen en ten slotte het feit, dat als onderkomen slechts een grauw appartementencomplex beschikbaar was. Wat betreft het niet kunnen bereiken van het Son Kul Meer heeft de commissie vastgesteld, dat dit het gevolg was van hevige sneeuwval ter plekke. Daardoor moest ook worden uitgeweken naar een ander onderkomen. De commissie is van oordeel, dat het getroffen zijn van een deel van het te bezoeken gebied door sneeuwval, waardoor het niet te bereiken was heeft te gelden als overmacht. Dit betekent, dat de reisorganisator in beginsel voor de gevolgen daarvan niet aansprakelijk is en dat het risico ter zake rust op klager. De commissie komt verder tot het oordeel, dat evenmin kan worden gezegd, dat de reisorganisator voor het overige de reis niet conform de reisbeschrijving heeft uitgevoerd en daarbij in zijn zorgplicht ten aanzien van klagerniet is te kort geschoten. Op zichzelf heeft de commissie er begrip voor, dat de afwezigheid van de truckbus, het rijden op verharde wegen en het onderbrengen in een grauw appartementencomplex voor klager teleurstellend zijn geweest en ongerief met zich heeft gebracht, maar deze feiten zijn in de ogen van de commissie niet van zodanige importantie, dat deze zouden moeten leiden tot financiële compensatie van de zijde van de reisorganisator. Dit temeer, daar ook van de reiziger op een dergelijke reis enige flexibiliteit mag worden verwacht. Hetgeen van de zijde van klager ter verdediging van zijn standpunt is aangevoerd kan het gegeven oordeel van de commissie niet anders maken. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 250,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 24 maart 2011.