Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Ondeugdelijke levering
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
107020
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een correctie van energiekosten over 2 juli 2010 – 6 juli 2015.
De verbruiker/aangeslotene heeft een bedrag van € 9.563,86 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De verbruiker/aangeslotene heeft in februari 2014 de klacht voorgelegd aan het bedrijf.
Standpunt van de verbruiker/aangeslotene
Het standpunt van de verbruiker/aangeslotene luidt in hoofdzaak als volgt.
In december 2013 heeft de verbruiker/aangeslotene de jaarafrekening van een meter niet ontvangen. Het contract liep af, maar er werd geen nieuwe aanbieding ontvangen. Het bedrijf heeft mondeling toezeggingen gedaan om een nieuw contract toe te sturen en de teveel betaalde energiebelasting vanwege de aanwezigheid van twee energiemeters op één WOZ-locatie te restitueren, maar is die toezeggingen niet nagekomen.
In de jaren 2014 en 2015 zijn geen jaarafrekeningen verstrekt en werden geen meterstanden opgenomen of opgevraagd. In februari/maart 2016 ontving de verbruiker/aangeslotene 32 brieven met herberekeningen over 2014 en 2015, alsmede over de periode 2 juli 2010 – 31 december 2013.
De verbruiker/aangeslotene heeft vervolgens [naam accountantsorganisatie] ingeschakeld. Bij brief van
17 maart 2016 heeft [naam accountantsorganisatie] het bedrijf verzocht helderheid te geven over de herberekening en heeft daarbij een beroep op verjaring gedaan van de naheffing over de perioden vóór februari 2014.
Er heeft op 16 juni 2016 een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van het bedrijf, maar daar werd geen helderheid over de nota’s gegeven.
De herberekeningen waren het gevolg van de clustering van energiebelasting voor de adressen
[adres indiener] en [adres indiener] en zien op de periode 2 juli 2010 tot en met 6 juli 2015.
De verbruiker/aangeslotene had al in 2010 clustering gevraagd, maar daar is pas in
februari / maart 2016 gehoor aan gegeven.
Het bedrijf heeft berekend dat aan de verbruiker/aangeslotene over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2016 een bedrag ad € 2.187,54 teveel is gefactureerd.
De kosten voor juridische bijstand die de verbruiker/aangeslotene heeft gemaakt belopen (tot het moment van indiening van de klacht) € 4.588,50, terwijl de verbruiker/aangeslotene zelf zeker 100 uren aan deze zaak heeft besteed, te waarderen op € 1.500,–.
De verbruiker/aangeslotene verlangt een financiële oplossing ter grootte van € 6.050,– (inclusief BTW).
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 2 juli 2010 is er een leveringsovereenkomst voor elektriciteit gesloten tussen de verbruiker/aangeslotene en bedrijf voor de aansluitingen op [adres indiener] en [adres indiener] in [woonplaats indiener]. Deze overeenkomst is op 31 mei 2016 geëindigd.
De verbruiker/aangeslotene heeft op 12 februari 2014 aan het bedrijf gevraagd om de energiebelasting te clusteren voor bovengenoemde adressen. Desgevraagd heeft de verbruiker/aangeslotene documenten aangeleverd, die door het bedrijf zijn ontvangen op
17 maart 2014. Het bedrijf was lange tijd niet in staat de clustering uit te voeren, omdat er een aanpassing moest worden gedaan in het facturatiesysteem, wat veel langer heeft geduurd dan verwacht. Om te voorkomen dat de verbruiker/aangeslotene te hoge facturen ontving, heeft het bedrijf een factuurblokkade ingesteld, met als gevolg dat vanaf medio 2014 geen termijnbedragen meer in rekening werden gebracht en geen meterstandkaarten en jaarafrekeningen naar de verbruiker/aangeslotene zijn gestuurd.
Pas in maart 2016 heeft het bedrijf de clustering uitgevoerd. Alle jaarafrekeningen voor de jaren 2010-2011 tot en met 2013-2014 zijn gestorneerd. Het bedrijf heeft voor elk jaar drie nieuwe jaarafrekeningen gemaakt: één voor [adres indiener], één voor [adres indiener] en één voor de geclusterde energiebelasting. Op 1 maart 2016 heeft het bedrijf aan de verbruiker/aangeslotene een overzicht gestuurd van alle facturen, factuurbedragen en verbruiken.
Het verzoek tot clustering is pas na vier jaar levering door het bedrijf ontvangen.
Het gesprek van 16 juni 2016 verliep niet zoals gehoopt en gepland: aan een inhoudelijke uitleg werd niet toegekomen.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft het bedrijf aangeboden de openstaande hoofdsom met
€ 2.687,54 te verlagen. Dit bedrag was als volgt opgebouwd: € 2.187,54 als vergoeding voor het verschil van de in rekening gebrachte tarieven en de tarieven die de verbruiker/aangeslotene volgens zijn informatie elders zou gaan betalen als hij was ingegaan op aanbiedingen van andere partijen en
€ 500,– als tegemoetkoming.
Per 13 september 2016 bedroeg het openstaande saldo € 20.276,13. Nadien heeft de verbruiker/aangeslotene € 8.024,73 betaald en heeft het bedrijf € 994,22 aan de verbruiker/aangeslotene betaald. Per saldo staat nog € 13.245,62 open.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de verbruiker/aangeslotene, zoals hij stelt, reeds in 2010 om clustering heeft verzocht. Wel staat vast dat de verbruiker/aangeslotene daar in
februari 2014 om heeft gevraagd. De verbruiker/aangeslotene heeft vervolgens buitengewoon lang, tot maart 2016, moeten wachten op de verwerking van de clustering door het bedrijf. Dat heeft geleid tot een groot aantal facturen en de nodige onduidelijkheid bij de verbruiker/aangeslotene.
Bovendien heeft het bedrijf ten onrechte geen nieuw contract aangeboden, ten onrechte niet jaarlijks gefactureerd en ten onrechte geen meterstanden opgenomen.
Ook in de communicatie is het bedrijf tekortgeschoten, wat het bedrijf overigens ook toegeeft.
De verbruiker/aangeslotene doet tevergeefs een beroep op verjaring, omdat in zijn geval geen sprake is van een verjaringstermijn van twee jaar, maar van vijf jaar en niet is komen vast te staan dat de verbruiker/aangeslotene al vóór 2014 een verzoek om clustering heeft gedaan.
De commissie is van oordeel dat het bedrijf voldoende heeft onderbouwd dat nog € 13.245,62 open staat.
De Commissie is van oordeel dat op dat bedrag in mindering dient te strekken
– € 2.187,54 wegens correctie op de tarieven
– € 500,– wegens het niet aanbieden van een nieuw contract
– € 1.500,– + wegens het niet tijdig factureren, wegens de slechte communicatie van
het bedrijf en wegens door de verbruiker/aangeslotene ondervonden
ongemak
€ 4.187,54
Aldus resteert in hoofdsom te voldoen € 13.245,62 -/- € 4.187,54 = € 9.058,08.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Ingevolge het reglement van de commissie worden slechts in bijzondere gevallen kosten vergoed, die verband houden met de behandeling van het geschil door de commissie. De commissie acht in dit geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig om een vergoeding voor deze kosten toe te kennen. Dat betekent dat het bedrijf de kosten van juridische bijstand en de eigen uren van de verbruiker/aangeslotene niet behoeft te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De verbruiker/aangeslotene dient in hoofdsom aan het bedrijf te voldoen € 9.058,08.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 181,50 aan de verbruiker/aangeslotene te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Van het in depot gestorte bedrag ad € 9.563,86 wordt door de commissie € 9.058,08
(€ 9.563,86 -/- € 9.058,08 ) aan het bedrijf betaald en € 505,78 aan de verbruiker/aangeslotene.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie voor de zakelijke markt op 20 maart 2017.